Koning Filip en ridder Bart - Van Dievel Consulting

‘Coucou, mijnheer Van Dievel!’ Ik schrok wakker uit mijn overpeinzingen alsmede uit mijn halfochtendlijke schoonheidsslaapje en viel bijna van de troon. Voor mij stond een volwassen manspersoon in een blinkend middeleeuws harnas. Pas toen hij onder vrolijk gelach het vizier van zijn helm opende, herkende ik de guitige oogjes van de jonge koning, op wiens paleis ik pas tijdens zijn congé payé. ‘Majesteit!’ zei ik verschrikt, betrapt en met schorre stem, ‘waarom bent u niet bij vrouw en kind in uw stacaravan in Durbuy en geniet u niet van de zuivere Ardense buitenlucht?’ ‘Ik ben uitgenodigd op het verjaardagsfeestje van mijnheer Fernand Huts,’ antwoordde de koning, ‘gaat u mee? Ik heb nog een schildknaap nodig.’ ‘Uw wensen zijn mijn bevelen, sire,’ mompelde ik halfhartig en nog met prut in mijn ogen.

Louis van Dievel is senior writer bij VRT Nieuws en auteur.

Alles uit bordkarton

Gelukkig kon ik de constitutionele vorst ervan overtuigen om met een gemechaniseerd voertuig naar de Singelberg op de Antwerpse linker Scheldeoever te reizen, want te paard waren we nu nog onderweg geweest.
‘Ja maar,’ pruttelde de jonge koning nog tegen, ‘ik moet daar meedoen aan een steekspel.’
‘Mijnheer Huts stelt ter plekke paarden ter beschikking, heb ik in de gazet gelezen,’ verzekerde ik Filip I. ‘In zijn burcht is alles te krijgen, het zotste eerst.’
Ik verzweeg wijselijk dat in Fernand Hutsland alles uit bordkarton was vervaardigd, de paarden allicht inbegrepen. Hoe ik dat wist? Het concept van verjaardagsfeest was nog bedacht en uitgewerkt door Dinska & Brab Consulting, nu opnieuw opgenomen in de moederschoot van Van Dievel Consulting.

Een ridder met een vlooienband

De jonge koning keek maar sip toen bleek dat mijn voorkennis bewaarheid werd en zijn strijdros vervaardigd bleek uit een bezemsteel en een verknipte bananendoos uit de stock van de Katoen Natie. Hij fleurde evenwel geheel op toen Dinska Bronska aan het onthaal haar propere zijden tricolore zakdoek aan zijn lans vastknoopte, en aldus duidelijk maakte dat hij haar ridder was en zij zijn jonkvrouw.
Dinska Bronska knipoogde eens naar mij. Alles was piekfijn geregeld, liet ze mij verstaan.
Was het helemaal opgezet spel? Ik ben er niet zeker van maar het leek er wel een beetje op. De eerste tegenstander van koning Filip was een met veel bombarie aangekondigde Geheimzinnige Zwarte Ridder in wie ik zonder veel moeite dobermann Brabançonne herkende, want echte ridders dragen geen vlooienbandje. Anyway, de Zwarte Ridder viel theatraal van zijn bordkartonnen ros nog voor de lans van de koning hem kon raken. Gejuich steeg op uit de tribunes.
Ook de volgende tegenstander van de jonge vorst was een makkie. Ex-uitgever Karl Drabbe die het intussen gewend was in de hoek te zitten waar de klappen vallen, droeg niet eens een harnas en kon zich dus niet echt verdedigen tegen de slagen onder de gordel. Met een doodskreet die er zijn mocht (“Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Christus!”) stuikte hij ter aarde neer. Op de tribunes bleef het doodstil. Niemand wist goed wat ervan te denken.

Oogverblinding en borstgeroffel

Tegenstander nummer drie, Wouter Beke van CD&V, was een ander paar mouwen. Met een fanatiek gebruld “Voor Kris & taxshift!” stormde hij op zijn hoogedelgeboren tegenstander af. Mijn ridder werd zowaar wat bleek om de neus.
‘Komaan, sire,’ moedigde ik hem aan, ‘CD&V ligt niet meer in het midden van het bed, speelt boven zijn gewicht. Het is al oogverblinding en borstgeroffel.’
Helaas – en zoals zo vaak – struikelde de jonge koning over zijn eigen benen en goede voornemens. Een en ander zou slecht afgelopen zijn mocht ik niet tussenbeide zijn gekomen.
‘Daar! Een pasgeboren wicht in de grachtkant!’ riep ik Beke toe.
Als voorzitter van de gezinspartij bij uitstek vertraagde Beke zijn stormachtige vaart, onderwijl bezorgd uitkijkend naar de baby waarvan sprake.
Pas toen er uit de tribune spottend hoongelach weerklonk en hij aan het bordkartonnen zwaard van Filip was geregen, begreep hij dat hij gefopt & bedrogen was. Hij keek nog opzij, hopend op hulp uit het christelijke middenveld, maar het middenveld was niet uitgenodigd in Hutsland. En dat is een understatement.

Jonkvrouw Homans

‘Goed bezig, sire!’ moedigde ik mijn vorst aan terwijl ik – zoals soigneurs doen met hun winnende wielrenner – met een washandje zijn gezicht schoon veegde en zijn magere borstkast droog wreef, ‘U zit in de finale.’
‘U maakt toch foto’s, hé mijnheer Van Dievel, anders gaan ze mij thuis nooit geloven.’
‘Sire, u bent geweldig,’ kwam Dinska Bronska met haar meest verleidelijke glimlach een duit in het zakje doen.
De borst van de koning zwol van trots.
Zijn borst zwol nog meer op toen bleek dat zijn laatste tegenstander niemand minder dan Bart De Wever zou zijn, die de kleuren van jonkvrouw Liesbeth Homans zou verdedigen. Zwartgeelrood tegen zwartgeel, eendracht maakt macht tegen separatisme, dat zou nogal een knots geven in de piste.
Ik vergezelde mijn ridder opnieuw naar het strijdtoneel.

Geen tegenspraak

Vanuit mijn ooghoek zag ik hoe de grote wilde weldoener van Hutsland, de ondernemer Fernand Huts hemzelve, op Dinska Bronska toestapte en haar een en ander in het oor fluisterde, wat haar duidelijk niet beviel. Ze schudde heftig van nee, waarop de heer Huts rood werd van woede en zijn stem verhief. ‘Ik ben hier godverdomme de baas,’ riep hij op een toon die geen tegenspraak duldde en die naar verluidt zijn gewone spreektoon is. Een krijtwitte Dinska liep op mij toe.
‘Patron, De Wever moet winnen. Anders worden we niet betaald, zegt Huts.’
Ik keek naar de koning die op Usain Bolt-achtige wijze het publiek voor zich aan het winnen was met het trekken van allerlei vreemde bekken en met het luidkeels uitdagen van zijn Vlaams-nationale tegenstander, die op zijn beurt slechts oog leek te hebben voor zijn jonkvrouw in de tribune, Liesbeth de Barmhartige, en nogal gerust leek in de afloop van het riddertoernooi.
‘Dinska, daar doe ik niet aan mee. Eerlijkheid gaat voor geldgewin. Afijn, soms toch. De beste zal winnen.’
Dinska Bronska ging hoofdschuddend heen. Het was ver gekomen als VDC ethiek boven numismatiek ging stellen.

Ietwat voorbarig

Na een klaroenstoot stormden beide ridders op elkaar af. De klap was vreselijk. Toen het stof was gaan liggen lag de vorst ten gronde.
Ai Ai Ai! klonk het aan de koningsgezinde kant van de tribune.
België barst! repliceerde het andere deel van het publiek.
Net toen de kamprechter Bart De Wever tot winnaar wilde uitroepen, kwam koning Filip alsnog edoch moeizaam overeind, besteeg opnieuw zijn paard en liet zich zijn lans overhandigen. Zijn ogen stonden een weinig paraplu. In de tribune had Liesbeth Homans een Mexican Wave opgezet voor haar kampioen. De republiek Vlaanderen was immanent! Een ietwat voorbarige conclusie, zo bleek.

Een konijn met myxomatose

 Want toen de ridders opnieuw op elkaar gingen inhakken, stak Annickske De Ridder – protegeeke van Fernand Huts en Vlaams-nationale bekeerlinge - als een konijn met myxomatose de arena over, net voor de voeten/poten van het paard van Bart De Wever, waardoor deze ten val kwam en letterlijk en figuurlijk in het zand beet.
Hoooooo! klonk het in de tribune. Alsmede: Yeuh!
‘Jippie!’ kreet de jonge koning, wijl hij zijn bordkartonnen paard een paar keer liet steigeren en vervolgens Dinska Bronska bij hem in het zadel hees, met de overduidelijke bedoeling haar mede te nemen naar zijn eigen burcht te Laken.
‘Patron, ik snap er niks van,’ kwam Brab mij zeggen.

Ik, daarentegen, begreep het maar al te goed. En Fernand Huts ook.
De grijns van Annickske De Ridder naar Homans sprak boekdelen.

Meest gelezen