Bij het graf van een godenkind - Joris Custers

Vijftien jaar geleden begon de downfall van wielrenner Frank Vandenbroucke. Op het Belgisch kampioenschap van 2000 werd hij nog tweede na Axel Merckx. Maar in de Tour ging het al fout. Het begin van een lange lijdensweg. Joris Custers - zelf wielrenner - bezocht het graf van het godenkind in Ploegsteert.

Hoge verwachtingen

Vrijdagnamiddag half juni, een schitterende zonovergoten dag om onze fietstocht aan te vatten door het West-Vlaamse heuvelland, mijn copain en ik. Beide geboren in 1981. We waren 18 in het befaamde jaar 1999. Het was het jaar van Frank Vandenbroucke voor wielerminnend Vlaanderen en een beetje daarbuiten. Het was het jaar waarin hij een beetje god werd in Vlaanderen, of toch voor heel even.

Doordrenkt van deze herinneringen zouden we halt houden in Ploegsteert. Onze verwachtingen voor Ploegsteert waren wellicht een tikje te hoog. Na een prachtige rit door de streek van Ieper, Kemmel en soortgelijks schoons, begonnen de wegwijzers naar Ploegsteert op te duiken. Copain Wouter steekt een tandje bij. We worden allebei enthousiast en vragen ons af of VDB op dezelfde wegen zijn intervaltraining had afgewerkt in zijn gloriejaren.

Aan het wiel draaien

Aangekomen en onze fietsen geparkeerd op het centrale plein voor de kerk van Ploegsteert, overvalt mij nog geen tristesse. Vlak na onze aankomst waren we meer geïnteresseerd in een gekoeld lokaal biertje. Dat vonden we niet in Ploegsteert op deze vrijdagnamiddag. We vroegen ons af waar Frank begraven lag. Na een kort telefoontje met mijn broer, van wie ik wist dat hij al een bezoek had gebracht aan het graf van Frank, wist ik ook dat Frank begraven lag op enkele meters van waar we ons bevonden. Mijn broer sloot af met: “vergeet niet aan het wiel te draaien”. Niet te veel aandacht werd geschonken aan deze nogal bevreemdende opmerking. Aan het wiel draaien? What?

Een lelijk in beton gegoten plein

Ondertussen is mijn gevoel compleet omgeslagen van aangedaan door de inspanning, naar een tristesse die zijn weerga amper kent. Terwijl ik mij vergrijp aan nootjes en rozijnen, tel ik amper een enkeling die de overtocht over de “place de La Raberque” waagt: een vrouw in Noord-Franse klederdracht en een versleten plastic zak. Zij leek me maar wat rond te dolen, op dit voor de rest akelig lelijk aangelegd en in beton gegoten plein. Op het plein staat een donkere boom, die de ingang van de kerk en het kerkhof verduistert. Op het moment dat ik de telefoon neerlegde, mijn nootjes naar binnen speelde en naar de ingang van het kerkhof keek, wist ik dat er een soort onheil in de lucht hing. En ik las in de ogen van Wouter net hetzelfde. Zoals dat dan gaat, valt over dit sterke nare gevoel dat ons overvalt moeilijk te communiceren. Toch besluiten we het erop te wagen en op zoek te gaan naar het graf van Frank.

Een gevoel van schaamte

Tot onze complete consternatie, en eigenlijk ook weer niet, zien we meteen een pijl met Frank VDB. Rouwende mensen mogen niet te veel gestoord worden door zoekende wielertoeristen met hun klikkende schoenen, maar toch, het voelt raar aan. Ik wil VDB niet optillen boven andere menselijk wezens, maar tegelijkertijd ook weer wel. Deze dualiteit helpt niet in wat onmiddellijk zou volgen. We zien op het kerkhof nog één andere ziel, die waarschijnlijk rouwt om een verloren familielid. De vraag bij mezelf wordt pertinenter: wat doe ik hier op dit kerkhof? Ik schaam me. We komen aan bij het graf van Frank. Vooraf had ik mij voorgenomen om er zeker een kiekje van te nemen. Op het moment dat ik voor het graf sta, draait Wouter aan het wiel. De gedachte om hier foto’s van te nemen, maken me terstond ongemakkelijk. De weemoed van dit alles, van deze namiddag van dit moment nadert zijn climax.

Een kermisattractie

Het graf van Frank maakt hem na zijn dood niets minder dan een kermisattractie. Zijn het de wielertoeristen die het graf bezoeken die daaraan bijdragen? Het contrast met het beeldje van de meter van Frank is immens, het beeldje zegt: "Wat je voor ons hebt betekend vergeten we nooit". Dit contrast kan ik niet rijmen. Het is te groot. Ook voor mij was Frank in de negentiger jaren toch minstens een halfgod. Nu besef ik dat ik hier sta te rouwen voor iets dat nooit heeft bestaan.

Melancholie. Ik maak me uit de voeten richting Lille. Estranged. Ik kijk achter mij wanneer ik het kerkhof passeer bij het uitrijden van Ploegsteert. Ik kijk achter me en wil hier nooit meer terugkomen. Ik heb het gevoel dat ik hier zoveel heb verloren, zoveel meer verloren dan gewonnen heb met mijn bezoek aan Ploegsteert. Ergens ben ik ook kwaad, maar ik weet niet of het op mezelf is of omdat ze godverdomme Frank beter hadden kunnen verzorgen.

 

(Joris Custers is (oud-)wielrenner, hij schrijft  onder meer op usaroadraces.blogspot.be ).

Meest gelezen