Mijn held Eddy Merckx - Johny Vansevenant

Johny Vansevenant is Wetstraatjournalist bij VRT-nieuws, maar ook grote fan van Eddy Merckx en auteur van enkele boeken over "de kannibaal". Merckx wordt vandaag zeventig. Vansevenant gaat op zoek naar de redenen waarom de wielerkampioen hem zo fascineert.

Hij rijdt altijd op kop

Op de lagere school knikkerden de kinderen voor plaatjes van renners, foto’s die je kon kopen in een papieren zakje met daarin ook lange, platte, rechthoekige, roze kauwgommen. De eerste keer dat ik een foto van Eddy Merckx zag, was in 1965. In die serie plaatjes zat hij, een beeld van een dromerig kijkende, flink opgeschoten jongeman, met die indrukwekkende regenboogtrui om de schouders die hij op het amateurwereldkampioenschap gewonnen had.

Jaar na jaar zat hij in de serie, in de rode Solo-Superia-trui, daarna in een witte Peugeot-trui met om het middel het dambordmotief van zwarte, vierkanten blokken en op de mouwtjes het BP-embleem. Ik kreeg in ’67 eens vijf foto’s aangeboden in ruil voor mijn Merckx-foto in Peugeot-uitrusting. Ik weigerde verontwaardigd het riante aanbod. Merckx won dat jaar de ene klassieker na de andere en hij werd wereldkampioen in Heerlen bij de profs.

Toen we thuis nog geen tv hadden, ging ik bij de buren kijken. Het waren daar echte wielerliefhebbers. Ze zeiden me: ‘Je moet eens goed letten op Eddy Merckx. Die rijdt altijd op kop en hij vraagt nooit om afgelost te worden. Zo sterk is hij. En heel dikwijls wint hij dan nog ook!’ Ik keek toe en de jongen met de zwarte haren en de donkere ogen, maakte de voorspelling waar, plat voorover gebogen op de fiets, het hoofd een beetje schuin en met fors wiegende schouders. Een geweldenaar die zijn tegenstanders duidelijk pijn deed en die hij in de finale uit het wiel reed. En dan kwam die jongeman voor de microfoon bij BRT-reporter en oud-renner Fred De Bruyne. Ik zag helemaal geen geweldenaar, maar een wat bedeesd glimlachende jongeman die zijn antwoorden steevast begon met een aarzelend ‘ja, euh, Fred…’ De tegenstelling kon niet groter zijn. Een jongen zonder pretentie die net zijn tegenstander zo overtuigend naar de verdoemenis had gereden. Van zo iemand wou ik meer weten…

Een wonderkind op twee wielen

Mijn koersgekke buren leenden me de eerste biografie van Eddy Merckx, Van Libramont tot Heerlen. Merckx werd in 1962 kampioen van België bij de nieuwelingen in Libramont. Vijf jaar later was hij wereldkampioen bij de profs in Heerlen. In het boek las ik over de ouders van Eddy Merckx, hardwerkende kruideniers uit Sint-Pieters-Woluwe, afkomstig uit Meensel-Kiezegem, die na de oorlog een winkel konden overnemen in de Franstalige, residentiële rand rond Brussel. Er was ook een vier jaar jongere tweeling, Michel en Micheline. Ik las ook dat dat de jonge Eddy Latijnse had gedaan in het atheneum van Etterbeek en dat hij op zijn zeventiende de school had opgegeven om zich helemaal op het wielrennen toe te leggen. Dat gebeurde zeer tegen de zin van moeder Merckx, die vond dat universitaire studies voor haar zoon weggelegd waren. En als hij dan echt zijn manie voor sport wilde bevredigen, dan kon ze er nog wel mee leven dat hij leraar lichamelijke opvoeding zou worden.

Om zijn moeder te overtuigen won de bijna zeventienjarige Eddy een wedstrijd in het heuvelachtige Halle met maar liefst vijf minuten voorsprong. Enkele maanden later was hij nieuwelingenkampioen van België. Hij had thuis iedereen overtuigd en daarna werd hij ieder jaar beter. Het leek wel een wonderkind op twee wielen. De eerste internationale klassieker die hij reed, Milaan-Sanremo 1966, won hij meteen. Een jongen van twintig die zonder veel ervaring de beste beroepsrenners van de wereld op hun nummer zette in een klassieker van bijna driehonderd kilometer lang.

Ik kon het niet laten om te supporteren voor dat wonderkind. Die vorige toprenner, Rik Van Looy, was volgens mij iemand voor de ouderen. Die riepen me wel eens toe wanneer ik zelf heel snel probeerde te fietsen: ‘Allee, Van Looy!’ Ik wist wel beter wie ik aan het imiteren was… Voor Merckx supporteren leverde mij ook een rollercoaster aan emoties op. In 1968 won hij als net geen drieëntwintigjarige de Ronde van Italië. In een sneeuwrit in de bergen van de Tre Cime di Lavaredo haalde hij een voor een de renners van een ontsnapte kopgroep in. Die hadden wel tien minuten voorsprong toen Merckx de achtervolging inzette. Een Belg die zo kon klimmen was nooit vertoond. Onze renners waren goed om klassiekers te winnen en dan het liefst forse kasseiklassiekers, maar ‘dansen in de bergen’, dat was niet voor onze jongens weggelegd. Het was van 1939 geleden dat nog een Belg de Tour gewonnen had: Sylvère Maes, een naam uit een ver verleden. Alle Belgen trokken aan de mouw van Merckx om zo snel mogelijk aan die Ronde van Frankrijk deel te nemen. Hij hield de boot af en wilde wachten tot hij er rijp voor was.

Interview met een snikkende Merckx

In 1969 vond hij zijn tijd gekomen om het te wagen in de Tour. Hij won wel eerst Milaan-Sanremo, de Ronde van Vlaanderen en Luik-Bastenaken-Luik. Merckx grossierde daar in solo-ontsnappingen van vele tientallen kilometers en met bijna zes minuten voorsprong won hij in ‘Vlaanderens mooiste’ en in Luik-Bastenaken-Luik met meer dan acht minuten, samen met zijn ploegmaat Vic Van Schil. Daarna ging hij er nog eens opnieuw de Ronde van Italië bovenop doen. Moeiteloos trok hij er de roze trui naar zich toe.

Tot een ‘bom’ ontplofte in Savona. Merckx had volgens de controleurs een positieve dopingplas afgeleverd. In een rit zonder geschiedenis en met de zekerheid dat hij als rozetruidrager gecontroleerd zou worden, zegt hij nu nog… Achteraf bleek dat de controleurs meteen de tegenexpertise gedaan hadden zonder de rozetruidrager te verwittigen en dat er achteraf geen spoor van het urinestaal meer overbleef. Merckx werd meteen uit de wedstrijd gezet.

BRT-radiocoryfee Jan Wauters maakte op de hotelkamer een interview met een snikkende Merckx. De jonge Brusselaar kreeg een maand schorsing, zodat hij niet aan de Tour zou kunnen deelnemen. Voorwaar een rollercoaster van emoties voor een Merckx-supporter...

Heel België was verontwaardigd. De koning, de regering, de wielerbond, de Tourorganisatoren bemoeiden er zich mee. Na enkele weken werd de schorsing ingetrokken op basis van het ‘voordeel van de twijfel’. Dat meteen de tegenexpertise was uitgevoerd en dat er geen spoor van het urinestaal meer was, pleitten in zijn voordeel. Merckx vertelde later dat er hem een koffer met geld was aangeboden om de Italiaanse kampioen Felice Gimondi te laten winnen.

Merckx kon uiteindelijk dan toch aan de Tour deelnemen en hoe! Op de eerste berg, de Ballon d’Alsace, na nog geen week Ronde, had hij zijn belangrijkste tegenstanders al op minuten gereden. Toch zei een bescheiden klinkende Merckx dat ‘de Tour pas in Parijs afgelopen was’. Er kon volgens hem nog van alles gebeuren. Het werd me duidelijk dat onzekerheid een drijfveer was van Merckx.

Maar ook revanchegevoelens. Broer en zus Merckx vertelden me dat ‘Eddy niet tegen onrechtvaardigheid kan’. Merckx’ tegenstanders hadden het geweten in die Tour. Klimmer Lucien Van Impe herinnert zich nog hoe hij zijn ploegmakkers naar voren wenkte om de wedstrijd nog harder te maken en dus om zijn tegenstrevers nog meer op de knieën te krijgen.

Maanlanding en Tourzege vielen samen

De jonge Kannibaal won de ene rit na de andere, met als hoogtepunt de etappe naar Mourenx over de Tourmalet en de Aubisque, goed voor nog eens acht minuten voorsprong extra. In Parijs bij de aankomst was de teller al opgelopen tot achttien minuten.

Op dezelfde dag van de eerste landing op de maan, won Merckx de Tour. Toen hij met zijn echtgenote Claudine thuiskwam in Tervuren, bleef hij tot drie uur ’s nachts op om het historische moment mee te maken. De bescheiden Merckx vertelde achteraf dat zo’n maanlanding toch zoveel belangrijker was dan zijn Tourzege.

De volgende dag mochten Merckx met zijn vrouw Claudine en zijn ploegmaats wel langs op het Kasteel van Laken bij koning Boudewijn en koningin Fabiola. Een paar dagen later stond hij op het balkon van het Brusselse stadhuis te zwaaien naar het publiek op de eivolle Grote Markt. Het was een fantastische zomer voor de Belgische wielerliefhebber. Eddy ging overal met zijn ploegmaats koersen in tientallen, heel dikwijls voor het eerst georganiseerde, criteriums waar hij zijn gele trui kon showen. Iedereen was zo trots op die jongen van bij ons.

Nooit meer pijnvrij klimmen

Ook in Frankrijk nam Merckx aan criteriums en pistemeetings deel. Begin september reed hij een dernywedstrijd op de wielerbaan van Blois. De pedaal brak af van een van de derny’s waarmee gangmakers rondjes maken met in hun wiel een renner. De dernyrijder van de geletruidrager, Ferdinand Wambst, én Merckx zelf vlogen over de gevallen brommer. Wambst was op slag dood.

Merckx, die zo’n tien meter ver was geslingerd, was buiten bewustzijn en bloedde hevig aan het hoofd. Hij hield er uiteindelijk een geschonden rug en een scheefstaand bekken aan over. Pijnvrij klimmen was vanaf dan voorgoed uitgesloten. Hij bleef wel de beste en won nog vier Tours en vier Giro’s en tientallen klassiekers, heel dikwijls met minuten voorsprong.

Toch sloeg hij in bergritten geen kloof meer van acht minuten. Zijn grote nummers bleven beperkt tot enkele minuten voorsprong... De Merckx-supporters bleven genieten met volle teugen. De anti-Merckxisten snakten naar zijn nederlagen. Toch hield de Kannibaal nog jarenlang stand als de allerbeste. Hij moest vooral uitleggen waarom hij niet gewonnen had, want winnen was de evidentie…

Merckx bleef zichzelf jarenlang folteren om zichzelf te overtreffen. Opgeven en verliezen stonden niet in zijn woordenboek. Ook niet tijdens de Tour van ’75, waar hij een slag in de lever kreeg van een heetgebakerde Fransman op de Puy de Dôme, want de Fransen waren de dominantie van de Belg al lang beu. Ze wilden niet dat hij voor de zesde keer de Tour zou winnen, want hij zou daardoor de Franse kampioen Jacques Anquetil overtreffen, die ook vijf keer de Ronde gewonnen had.

Een paar dagen na die slag in de lever kreeg Merckx in de rit naar Pra Loup voor het eerst in zijn carrière een zware inzinking, mogelijk een gevolg van de medicatie die hij kreeg na die slag in de lever. Terwijl hij weer een groots solonummer aan het opvoeren was, stond hij plots stil. De Fransman Bernard Thévenet kon Merckx zo onttronen en het geel overnemen.

Een paar dagen later viel de Kannibaal op zijn gezicht bij de start in Valloire. Met een dubbele kaaksbeenbreuk en een doorboorde sinus reed hij de Ronde toch uit op vloeibaar voedsel én pijnstillers. Zo eindigde hij nog tweede. Merckx zegt het nu nog, dat hij daar zijn doodsvonnis als renner heeft getekend. Na die Tour van ’75 is die grote Merckx voorgoed verdwenen. Hij dringt nog een paar jaar aan, maar begin ’78 hangt hij uitgeteld zijn fiets aan de haak.

Gulzig blijven leven

Twee jaar later vindt hij zichzelf opnieuw uit als fietsenfabrikant. Hij neemt zelfs enkele oudploegmaats in dienst. Tot op vandaag rijdt hij nog twee keer per week met zijn voormalige teamgenoten en andere Merckx-vrienden. Hij kan de kameraadschap van vroeger niet missen en hij blijft verslingerd op de fiets. Op zijn zeventigste is dat nog altijd zo. Al zegt hij wel: ‘Als je een meter hebt en je doet er zeventig centimeter af, dan blijft er niet veel meer over…’

Dat belet hem niet om gulzig te blijven leven en hij blikt nu al tevreden terug: ‘Ik mag zeker niet klagen. Ik heb geluk gehad. Ik ben door het oog van een naald gekropen bij mijn ongeval in Blois. En ik heb van mijn hobby mijn beroep gemaakt. Ik heb twee schoon kinderen, vijf kleinkinderen en een vrouw die me altijd enorm gesteund heeft. Wat moet ge nog meer hebben?’

Het palmares van de kannibaal

Merckx won maar liefst 525 wegwedstrijden, met een winstgemiddelde van bijna één op drie koersen waaraan hij deelnam. Ook kwalitatief heeft hij de grootste erelijst.

Een greep uit dat indrukwekkende palmares: Vijf keer de Ronde van Frankrijk, vijf keer de Ronde van Italië, vier keer het wereldkampioenschap, zeven keer Milaan-Sanremo, vijf keer Luik-Bastenaken-Luik, drie keer Parijs-Roubaix, drie keer Gent-Wevelgem, drie keer de Ronde van Lombardije, drie keer de Waalse Pijl, twee keer de Ronde van Vlaanderen, de Ronde van Spanje, de Ronde van Zwitserland, het Belgisch kampioenschap, het werelduurrecord…

Merckx won nooit op een diefje, maar hij deed dat met panache. In de koninginnenrit in de Tour van ’69 fietste hij acht minuten voorsprong bijeen, een Tour waarin de nummer twee, Roger Pingeon, in de eindstand op maar liefst achttien minuten stond. Hij schreef klassiekers op zijn naam met solovluchten van meer dan honderd kilometer. Frans Verbeeck een van zijn concurrenten in de klassiekers zei ooit groggy na een Ronde van Vlaanderen: ‘Hij rijdt vijf kilometer sneller dan wij!’

Tien jaar lang was Merckx de beste wielrenner. In 1964 maakte hij voor het eerst internationaal naam door met voorsprong het amateurwereldkampioenschap in Sallanches te winnen. In 1976 won hij zijn laatste grote klassieker, Milaan Sanremo…

(Johny Vansevenant is Wetstraatjournalist. Hij is ook wielerauteur. Samen met Patrick Cornillie schreef hij in 2006 De Mannen achter Merckx, een boek over de ploegmaats van de Kannibaal. Zijn tweede wielerboek Mannen tegen Merckx verscheen in 2012. Merckx’ dertig belangrijkste Belgische en Nederlandse concurrenten vertellen daarin over hun strijd tegen de Kannibaal. In het najaar verschijnt Eddy Merckx-De biografie waarin de Kannibaal zelf zeer ruim aan het woord komt.)

Meest gelezen