Een militair defilé dat de geschiedenis eer aandoet - Johan De Ryck

Merkwaardig toch hoe weinig landen hun nationale feestdag fêteren met een militaire parade! Frankrijk, jà: dat herdenkt op quatorze juillet de mythische bestorming van de Bastille in 1789. En wijlen de Sovjet-Unie, die - zolang ze heeft mogen bestaan - op zes november commemoratie hield van de Oktoberrevolutie. Of Noord-Korea natuurlijk, dat zijn verschillende nationale hoogdagen telkenmale illustreert met een etalage van zijn militaire kunnen. Maar opvallend: al die landen vieren de verjaardag van één of ander roemrijk wapenfeit, van een geslaagde revolutie, van een militaire zege.

Het Belgisch DNA oogt weinig martiaal

Niet zo België: dat herdenkt iets weinig krijgshaftigs als de eedaflegging van een wankelmoedige vorst (Leopold I in 1831). Waarom houden wij eigenlijk geen feest op 25 augustus bijvoorbeeld, de dag waarop in 1830 De Stomme van Portici de Belgische revolutie aftrapte, of op 4 oktober, de datum waarop in datzelfde 1830 de Belgische onafhankelijkheid is uitgeroepen, of op 12 augustus de dag dat wij een jaar later (1831) een Hollandse invasiepoging redelijk ferm een halt toeriepen?

Nee, het Belgische DNA oogt weinig martiaal. Dat komt wellicht ook omdat ons land bij zijn constructie verplicht was geworden om politiek en militair “onzijdig” te blijven. Het leek voorbestemd om een soort Zwitserland aan de Noordzee te worden: een buffer en een oase tussen immer bakkeleiende Europese grootmachten.

Het Belgische Wirtschaftswunder

De gevolgen lieten niet op zich wachten: België, gespaard als het bleef van oorlogsellende, kon zich ontpoppen tot een economisch wonderkind, een 19de-eeuws Wirtschaftswunder. Indien er in 1910 een G7 zou zijn gehouden, was ons land daar zonder enige twijfel bij geweest. Dankzij onze kolonie Belgisch Kongo en een boomende industrie was het hier toentertijd financieel behoorlijk florissant. Daarenboven telden we ook in de internationale diplomatie mee: in de eerste jaren van de Nobelprijzen werden meteen twee Belgen gelauwerd met de Vredesprijs: August Beernaert (1909) en Henri Lafontaine (1913), allebei wegens hun internationale pacifistische inspanningen.

De eerste driekwart eeuw van zijn bestaan kon ons land - behoudens de Tiendaagse Veldtocht tegen de Hollanders (2 tot 12 augustus 1831) - de defensie-inspanning dus tot een minimum beperken. De opgelegde neutraliteit werd immers ook verdragsrechtelijk gewaarborgd door de garanten, dat wil zeggen de Europese grootmachten, die zouden ingrijpen zodra iemand ook maar een vinger naar het Belgische grondgebied uitstak.
We waren door een mengeling van chance en handigheid buiten de Frans-Pruisische oorlog van 1870 kunnen blijven, en buiten wat expeditionair gedoe in Mexico en in nog een paar andere exotische buitengebieden had ons ministerie van Oorlog nauwelijks andere besognes dan het bewaren en bewaken van onze koloniale belangen. Gevolg: een voor onze contreien ongewoon lange periode van 'vrede', of althans 'afwezigheid van oorlog'...

Niet langer buiten het strijdgewoel

Het duurde dan ook láng en het vergde véél overredingskracht om onze politieke leiders te doen inzien dat bij een in de sterren geschreven nieuw grootscheeps continentaal conflict ons land niet langer buiten het strijdgewoel zou kunnen blijven. De overgang van een lotelingenleger naar een militieleger, de bouw van de Brialmontfortengordels: elke cent voor landsverdediging leek er één te veel (nil novi sub sole).

Tot het in 1914 grondig mis liep. Over de (on)vermijdelijkheid van dit conflict wordt vandaag opnieuw grondig geredetwist. Vast staat dat enkele tienduizenden landgenoten, soldaten en burgers, het leven lieten en dat ons land zijn infrastructuur te enen male naar de verdoemenis zag gaan.

Brave little Belgium

En toch werden ná de eindoverwinning in 1918 monumenten opgericht, musea ingericht en defilés georganiseerd. Brave little Belgium werd een begrip. En ons land zocht en vond een nieuwe positionering in de internationale politiek. Toch zou er nog een wereldoorlog moeten volgen vooraleer Nationale Feestdag en Militair Defilé een vaste jaarlijkse afspraak kregen. En zo komt het dat straks het defilé opnieuw bol staat van glorieuze verjaardagen. “Vieren” is hierbij allicht niet het juiste woord, “herdenken” des te meer. Een overzichtje in omgekeerde chronologische volgorde:

Para's in Congo

50 jaar geleden : eind november 1964 sprongen twéé bataljons paracommando's boven Stanleyville (nu Kisangani) en Paulis. Met de operaties Red Dragon en Black Dragon bevrijdden zij in korte tijd een paar duizend blanke Europeanen die gegijzeld werden door zwarte opstandelingen. Die hadden eerder een paar tientallen Belgische paters en missiezusters vermassacreerd.

De operatie was eigenlijk een Belgisch-Amerikaanse joint venture : omdat Lyndon Johnson in verkiezingen en midden in de Viëtnam-ellende zat kon ie in eerste instantie alleen maar logistieke steun toezeggen, in de vorm van een dozijn nagelnieuwe C-130 Herculessen. Dat kwam goed uit, want de Belgische parachutisten vlogen toen nog met C-119 Flying Boxcars, legendarische toestellen dat wel, maar met een actieradius die amper verder reikte dan Melsbroek – Schaffen.

Enfin, het neemt niet weg dat de Belgische bestorming militair gezien een grandioos succes was. De para's kregen begin december onder leiding van hun charismatische kolonel Laurent als het ware een ticker tape parade in Brussel (dat was pas een militair defilé pur sang).  En hun operatie maakte school : de al even legendarische Raid on Entebbe in 1976 waarbij Israëlische commando's ingrepen op de luchthaven van de Oegandese hoofdstad Kampala was naar verluidt goeddeels gecalqueerd op Red Dragon...

Wereldoorlog II

70 jaar geleden : zomer 1944! We zouden het bijna vergeten in de tsunami van WO I-herdenkingen. Maar straks 75 jaar geleden begon het vervolgverhaal op De Groote Oorlog met de Duitse inval in Polen (1 september 1939). En 70 jaar geleden werd het einde ingezet met D-day op 6 juni 1944 en in de weken en maanden daarop de bevrijding van België. Oud-strijders van die oorlog marcheren niet meer mee, maar éér wordt hen nog telkenjare bewezen.

Reenactment

100 jaar geleden: echte veteranen van een eeuw geleden zijn er uiteraard ook al een poos niet meer. En dus wordt er wat reenactment bedreven. Een aantal toplui bij defensie hebben het schijnbaar niet zo begrepen op deze 'poppenkast', maar het is zonder meer de hoofdact van dit defilé! Jongelui van nu hijsen zich in uniformen van van toen, als Lansiers, Gidsen of Jagers te Paard (klinkt in alle geval mooier dan de beesten waar ze nu meer rijden ; Piranha's, Dingo's en Lynxen..) Passeren de revue: een paar gerestaureerde FN-motorfietsen, stukken bereden veldartillerie getrokken door Arabo-Friese paarden, en zelfs mitrailleurs met een voorspan Belgische trekhonden. Een veldkeuken, een huifkar ook.

En ook de Burgerwacht, de Gard Sivik, een eye opener voor al wie die dacht dat dit alleenlijk de naam van een literair tijdschrift was.. En dat alles onder het motto “Onze jongens in 1914”, een ietwat betuttelende maar tegelijk diep-tragische benaming : als men alleen maar de zerken op de oorlogsbegraafplaatsen afloopt, waren het inderdaad vaak meer jongens dan volwassen mannen. Een gedachte die beklijft en doet revolteren als men tegelijk bedenkt dat 80% van die Vuurkruisers uit 14-18 militianen en vrijwilligers waren.


(Johan De Ryck is journalist bij VRT Nieuws, was ingedeeld bij Militieklas 1973 en is kleinzoon van twee oud-strijders uit De Groote Oorlog.)
 

Meest gelezen