Museum van nostalgie - Charlotte Van Zanten

De antiekwinkel staat tjokvol spullen. Van buitenaf leken de meubels lukraak in de ruimte te zijn gezet, maar eenmaal binnen blijkt dat in de chaos een vernuftig systeem is aangebracht.

Enorme kasten en kamerschermen vormen kronkelende wandelpaden en scheiden decennia en werelddelen van elkaar. Ik volg de paden zigzaggend door de winkel, laat me de kelder in leiden, volg het pad opnieuw omhoog en dan weer naar beneden. Langs eeuwenoude eikenhouten ladekasten loop ik, langs vitrines vol turkoois Indiase juwelen en Japans keramiek. Overal is het koel en stil. Je hoort alleen gedempt praten en het geschuifel van mensenvoeten. Een soort museum is het. Een museum van Nostalgie.

Een gedeelte Mondrianesque stoelen gaat over in naoorlogse romantiek. Van hout naar rotan, bakelieten radio’s en oude kinderwagens met enorme wielen. De materialen veranderen, worden kleurrijker en meer en meer synthetisch. En dan is daar het feest van herkenning: de jaren ’50. Ik ontdek de gipsen stoel die in mijn ouderlijk huis naast de bank stond, vazen in eendere vorm en kleur en de metalen lamp die boven de eettafel hing. Het leeslampje dat ik eens van mijn vader kreeg en nu in Brussel naast mijn bed staat. Ik denk aan de Rotterdamse markt waar ik zaterdagochtend met mijn vader over struinde op zoek naar schatten. Opgegroeid met zijn liefde voor antiek voel ik me thuis op deze onbekende maar zo herkenbare plek.

Beneveld door nostalgie speur ik verder. Om me heen loopt iedereen met dezelfde zoete grijns op het gezicht. Met eerbied passeren ze de meubels, strijken het leer van de chesterfields, draaien de wereldbollen. We laten ons voeden met stukjes geschiedenis gedoemd eens te verdwijnen maar hier met zoveel liefde een ontzag in leven gehouden. Drie vrouwen staren met eksterogen in een vitrine vol karmijnrode diamanten en smaragdgroene edelstenen. Ik vraag me af welke adellijke godin ze ooit gedragen heeft.

De winkel wordt almaar groter en groter. Het interieur blijkt door te lopen in het gebouw erachter en gaat nog eens een verdieping lager. Daar vind ik gigantische teakhouten tafels, Hollandse kabinetten uit Indonesië, zebrahuiden en salontafels uit Afrika. Vier uit hardhout gesneden slaven zitten geknield op een tapijt en dragen een zwaar glazen tafelblad. Deze tafel en een vitrine vol bewerkte olifantentanden doen me stilstaan. Een stukje geschiedenis ontsproten uit kolonialisme, plunderingen en slavernij. Misschien een esthetisch hoogtepunt binnen de houtsnijderij en het bewerken van ivoor, maar de bittere nasmaak overheerst. Horen uit hout gesneden slaven niet thuis in een echt museum? In plaats van een antiquair omringd door nostalgie? Liefkozend aangekeken door het publiek wat er komt? Ik probeer me de laatste keer dat ik ivoor zag te herinneren, maar ik weet het niet meer. Vele, vele jaren geleden en wat mij betreft had het daarbij mogen blijven.

Achter me praat een echtpaar met de winkelier over een gigantisch bureau. Donker gelakt mahoniehout en het blad overdekt met groen leer. Wie zou honderd jaar geleden achter dat bureau hebben gezeten? Het wordt benauwd in de kelder. Zo romantisch nostalgie kan zijn, zo kwalijk is het nu.

(De auteur is een jonge Nederlandse. Zij woont in Brussel en kijkt verwonderd naar ons België.)

Meest gelezen