Wel en wee in Brussel - Mieke Strynckx

Om de zoveel jaar wordt Brussel even een hoofdpunt in het nationale nieuws. Telkens na rellen, of een ander incident dat verontwaardiging opwekt. Elke keer weer groeit dat uit tot een debat waarin telkens dezelfde standpunten worden ingenomen: autochtoon versus allochtoon, het “goede bestuur” in Vlaanderen versus het “slechte bestuur” in Brussel. Als Brusselaar volg ik het debat altijd met verscherpte aandacht. Na het incident aan de Ninoofsepoort is dat nog meer dan anders het geval. Ik woon namelijk zelf aan de Ninoofsepoort. Maar van het debat dat nu opnieuw gevoerd wordt, word ik niet vrolijker.

Er is niets veranderd

Wat er op nieuwjaarsnacht met die jongeman die na zijn werk naar huis fietste is gebeurd, is verschrikkelijk. Toen ik het las, schrok ik van de ernst van het incident. Maar helemaal verrast was ik niet. Ik woon hier nu vijf jaar. En ik moet zeggen, ik woon hier doodgraag. Ik heb fijne buren, ik kijk uit op het water, te voet sta ik op tien minuten tijd in het centrum van de stad, met de fiets nog sneller.

Maar in die vijf jaar heb ik hier niets zien veranderen. Ik heb het park dat ons al acht jaar beloofd is niet zien komen. Van de al even lang beloofde heraanleg van het razend gevaarlijke kruispunt dat de Ninoofsepoort is, heb ik nog niets gezien. Er ligt nog evenveel vuilnis op straat als vijf jaar geleden. De enige pogingen om hier iets te veranderen, zijn gekomen van de buurtbewoners zelf. Pogingen die ongelooflijk hartverwarmend zijn, hoezeer ze ook een druppel op een hete plaat zijn.

Ik weiger mij onveilig te voelen

Heel geregeld loop of fiets ik die korte afstand naar het centrum van Brussel. Ik weiger mij daarbij onveilig te voelen. Ik weiger mijn sociale leven opzij te zetten, omdat er nu eenmaal dingen kunnen gebeuren. En die zijn al gebeurd. In ons gebouw is al verschillende keren ingebroken, ook bij mij, en voor u al te snelle gevolgtrekkingen maakt, ook bij Marokkaanse buren. Het geld dat ze bijeen hadden gespaard om op vakantie te vertrekken, was weg. Eén van mijn buren is aangevallen op ongeveer dezelfde plek als waar het schietincident plaatshad. Zijn aanvallers lieten hem voor dood achter, ’s ochtends vroeg werd hij gevonden door de vuilnisophaaldienst. Ikzelf werd vlak bij diezelfde plek aangerand en achtervolgd toen ik ’s nachts naar huis fietste. Toegegeven, toen ben ik een tijdje bang geweest.

We nuanceren te weinig

Brussel is een grootstad, met bovendien ontzettend veel armoede, en ontzettend veel diversiteit. Uiteraard geeft dat problemen. Deze wijk ligt op een kruispunt waar al die problemen samen komen. Op de driehoek tussen Molenbeek, Anderlechts Kuregem, en de armere wijken van Brussel-stad. Hier wonen veel Marokkanen, maar ook zwarte Afrikanen, Algerijnen, Italianen, Oost-Europeanen, en autochtone Belgen. De armoede zie je hier soms letterlijk uit de huizen kruipen. De grootste werkgever in de buurt is de zoveelste-hands autohandel – onze wijk is de Europese draaischijf voor de handel van auto’s naar Afrika (en samen met die auto’s ook matrassen, koelkasten, en alles wat daar enigszins verkoopbaar is). Dat is geen werkgever die zuiver legaal werkt. En misschien is de misdaad wel de andere grote werkgever in de buurt.

De grote diversiteit is moeilijk, inderdaad. Er is weinig echte interactie mogelijk tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Zelfs als je hard je best doet. Maar het bedroeft mij dat in het debat over de grootstedelijke problemen van Brussel al te makkelijk naar de diversiteit gewezen wordt – en laten we een kat een kat noemen, daarbij denken u (en ook ik weleens) vooral aan Marokkanen. Daarbij kloppen we onszelf flink op de borst, want we “durven de problemen tenminste te benoemen”.

Dat we meteen ook een hele gemeenschap schofferen, daar gaan we in onze nieuwe flinkheid gemakshalve aan voorbij. En ja, sommige Marokkaanse mannen gedragen zich als crapuul. Maar crapuul is crapuul, en dat vind je helaas overal. Laten we onze boosheid en onze verontwaardiging en afkeuring dus strikt selectief houden. Net zoals ik weiger mij onveilig te voelen, weiger ik ook minder verdraagzaam te worden.

Het bestuur van Brussel

Het andere debat dat steevast woedt als het over de problemen van Brussel gaat, is het debat over het bestuur van de stad. Over dat bestuur valt veel te zeggen, en er valt zeker nog veel aan te verbeteren. Maar als er in Antwerpen of om het even welke Vlaamse stad gelijkaardige incidenten gebeuren, hoor ik dat debat over het bestuur nooit. En meestal eindigt het debat over Brussel in de Vlaamse media met het besluit dat Brussel als één stad bestuurd moet worden, met één politiezone, zoals pakweg Antwerpen. Of daarmee alles opgelost is, durf ik te betwijfelen. Dat het debat daar eindigt, wijst ook op hoe zelfgenoegzaam Vlaanderen met Brussel, toch nog altijd zijn hoofdstad, omgaat. Want dat bestuur in Brussel, dat zijn natuurlijk Franstaligen. Als we maar naar de ander kunnen wijzen voor alles wat fout loopt, dat is nog zo makkelijk.

Brussel vangt de hoofdmoot op van alle nieuwkomers. In Brussel zijn de armoede en de werkloosheid onder de eigen bevolking het grootst. Brussel is het stootkussen van België, en dus ook van Vlaanderen. Maar de problemen die Brussel als grootstad heeft, zijn niet echt een bekommernis voor Vlaanderen. Straks is het nieuwste Brusselse brandje weer uitgedoofd in de Vlaamse pers. En dan modderen wij hier verder aan, en proberen er het beste van te maken. Voor de Vlaming zal het weer wat onbegrijpelijker zijn geworden waarom iemand überhaupt in Brussel wil wonen. En toch woon ik hier doodgraag. Aan de Ninoofsepoort in Molenbeek.

(Mieke Strynckx is journalist bij VRT Nieuws en bewoner van Brussel.)

Meest gelezen