My Brussels - Pieter Van Laere

Afgelopen zomer besloot ik om Leuven in te ruilen voor Brussel. Aangezien ik het laatste jaar van mijn studie Journalistiek zou aanvatten, leek dit voor mij een goede gelegenheid om eens wat anders te proberen. Op papier leek het alsof Brussel een avontuur zou worden dat alleen maar positief kon uitdraaien. De enige echte stad in België en de hoofdstad van Europa, kortom een ideale plek om iets nieuws te beginnen.

Een kot in Matongé

Al snel vond ik een gezellig kot in Afrikaanse wijk in Brussel, Matongé. Ik was hier reeds een paar keer geweest om de sfeer op te snuiven en de wijk liet een positieve indruk na op mij. Veel lachende gezichten en Afrikanen die op hun eigen manier wervelden in de straten. Dat ik op internet andere referenties vond, deed ik af als oud zeer. Dat ik van Brusselse vrienden hoorde dat er een straat was in de wijk die bekend stond als le couloir de la mort, de doodsgang, liet me koud. In de zomer is de wijk een bloeiende multiculturele ader in Brussel, dat heb ik hier vaak genoeg kunnen vaststellen.

De eerste indrukken waren positief dus wat hield me tegen om naar hier te komen? Ik besloot de stap te zetten en na een vakantie in Zuid-Afrika leek ik ideaal voorbereid om in de kleinere Brusselse versie te wonen.

Onbevreesd voor de grote stad

De eerste weken liet ik alles met ongeremde nieuwsgierigheid op me afkomen. Ik ging naar school, ik zocht werk als jobstudent in de horeca en leerde voorzichtig nieuwe mensen kennen. De hartelijkheid van de stilaan vertrouwde gezichten in de straat gaf me zelfs al een thuisgevoel. Overdag was ik vaak in de stad te vinden. Ik vertrok dan te voet naar onbekende bestemmingen. Heerlijk dwalen in de stad tot ik niet meer wist waar ik was om dan een interessante plek te vinden waar ik in de buurt dan een koffie ging drinken.

Aan het Flageyplein terrasje doen in de nazomerzon of diezelfde zon zien ondergaan aan de lift, waar je een van de mooiste uitzichten van Brussel kan vinden. Onbevreesd voor de grote stad trok ik erop uit. Ik vond al snel een job in de horeca, wat voor mij de ideale stap was om nieuwe contacten te leggen. De eerste weken waren best aangenaam. Tot de stad mij met de harde realiteit leerde omgaan.

Een vuistslag

Ik was op weg naar huis na een feestje in het centrum. Ik liep door het kleine park voor de Kunstberg toen twee jongens me vroegen hoe laat het was. Uit reflex nam ik mijn gsm. Ik wist meteen hoe laat het was. Ze waren helemaal niet geĂŻnteresseerd in de tijd, maar wel in mijn gsm. Ik deed alsof ik niets vermoedde en stak de gsm in mijn binnenzak. Een paar meter verder voelde ik een vuistslag op mijn oog. Laf in de rug aangevallen door diezelfde jongens. Ze stonden beide met gebalde vuisten klaar om met geweld mijn gsm te stelen. Een van de jongens tastte naar mijn broekzak. Toen hij besefte dat daar niets inzat werden ze agressiever en probeerden ze me te slaan. Ik duwde ze weg en begon te lopen richting de straat. Ze achtervolgden met tot ze een auto zagen aankomen.

Ze sloegen op de vlucht en ik stond daar verbouwereerd met een pijnlijk gezicht. Voor de eerste keer werd ik het slachtoffer van geweld en ik verweet het mezelf dat ik onachtzaam was geweest om op mijn gsm te kijken hoe laat het was. Beetje naïeve van mij. Toen ik de dag erna ging werken met een prachtig blauw oog vertelden de Brusselse anciens me: “welcome to Brussels”. Alsof het iets was dat erbij hoorde. De onschuldige bril waarmee ik in het begin was aangekomen is die nacht afgevallen.

Ik werd cynisch

Ik ging behoedzamer om me heen kijken. De pijnpunten van de stad kon ik niet meer negeren. De vele daklozen die s ’nachts op straat sliepen, de vele dealers die in Matongé constant iedereen vragen of ze iets nodig hebben, de openbare dronkenschap met bijhorende luide agressie, de vuiligheid die her en der ligt, de agressie in het verkeer, het wantrouwen naar anderen toe.

Het wordt vermoeiend na een tijdje om niet meegesleurd te worden in de negatieve spiraal, om constant op je hoede te moeten zijn als je door de straten loopt. Zolang de zon schijnt is Brussel een mooie plek om te zijn, maar eenmaal de schemering is ingetreden komt de donkere kant van Brussel naar boven. Het wemelt hier van nachtroofdieren. Mijn verwachtingen werden de grond ingeboord. Hoop werd teleurstelling, mijn aangeboren pessimisme werd cynisme.

Straffeloosheid

Ik kwam hier zoeken wat ik in Leuven niet kon vinden, namelijk diversiteit. Ik zocht een stad waar verschillende culturen samenleefden, zij het met de problemen die samenvallen met een grootstad en een relatief nieuwe multiculturele samenleving, maar ik vond isolement. Hier leefden inderdaad verschillende culturen, maar allemaal apart in hun gemeenschap. En die gemeenschappen onderling hebben nauwelijks raakvlakken. Vlaamse Brusselaars troepen samen aan Sint-Katelijne, Afrikanen in de Matongéwijk, Arabieren aan Anneessens en rijke, overwegend Franstaligen aan de vijvers van Elsene.

Allemaal veilig in hun gebied, haast angstig voor mekaar en wantrouwig. Dat wantrouwen is iets wat de meeste Brusselaars hebben zonder het zelf te weten. De vergankelijkheid van de stad zorgt ervoor dat ze een soort van afweermechanisme hebben ingebouwd waardoor ze aan de oppervlakte wel vriendelijk lijken, maar daaronder ligt een gemaskeerde laag van frustratie, angst, onzekerheid en ontevredenheid. Er heerst hier een sfeer van wanhoop in het dagelijkse leven die spontaniteit dood maakt. Helaas…

Ondertussen leef ik vier maanden in Brussel en de conclusie is duidelijk voor mij. In die vier maanden ben ik beroofd, aangevallen, bestolen en lastiggevallen. En het ergste is dat je het gevoel hebt dat je moet accepteren dat het zo is. Dat het erbij hoort. Dat verzetten geen zin heeft. Je moet ondergaan, want dat is hoe het hier gaat. Straffeloosheid is hier een begrip dat in praktijk gebracht wordt, dagelijks.

De emmer en de druppel

Bij mij gaat dat niet zo. Vorige week gebeurde er iets dat voor mij de emmer deed overlopen. Iets wat het nationale nieuws haalde en dan weet je wel dat het meestal slecht nieuws is als het over Brussel gaat. Een goede kennis van me werd neergeschoten. In de meeste kranten wordt hij M. genoemd, dus ik zal dat ook doen, M. was op weg naar huis na een avond werken. In Molenbeek werd hij zonder reden in de rug geschoten. Zomaar laf neergeschoten. Hoort dat er ook bij? Moeten we dit accepteren? Ondergaan we dit ook? Ik niet!

En dus kies ik voor de laffe oplossing. Met hangende pootjes. Ik vlucht weg van het monster dat Brussel is. Het warme Leuvense nest, met al zijn imperfecties zal ik koesteren als nooit tevoren. En voor Brussel zal ik blijven supporteren vanaf de zijlijn, hopend op de dag dat de stad opnieuw gelooft in zichzelf en zichzelf zo een nieuwe toekomst schenkt. Dat er actie wordt ondernomen om het immens potentieel te benutten.

 

(Pieter Van Laere is ex-inwoner van Brussel.)

Meest gelezen