Na de fietser ook de spurters! - Peter Decroubele

Een splinterbom. Een allesvernietigend wapen dat iedereen die teveel in de frontlinie loopt gewoon wegmaait. Een splinterbom, zo noemt Wilfried Meert het dopingschandaal dat onder meer Tyson Gay en Asafa Powell heeft neergehaald. Potige, gespierde, donkere, snelle kerels die jarenlang tot de toplaag behoorden van het spurtersgild.

Maar onaangekondigde dopingcontroles hebben nu aangetoond dat ze aan de verboden potjes hebben gezeten. Toch minstens één keer. Zelden gezien, twee grote namen die worden uit de race gezet. En niet eens omdat ze een valse start hebben veroorzaakt. Neen, omdat ze gewoonweg vals zijn geweest.

Het moet niet altijd de wielersport zijn die kletsen om de oren krijgt. De voorbije jaren is de ene held na de andere topper daar gevallen. Met Lance Armstrong als speerpunt van de hele prikactie (pun not intended). De sfeer en de gemoederen zijn intussen danig verhit. Want de Tour de France van dit jaar, die toch een jubileumeditie moest worden, is intussen een aaneenrijging geworden van twijfels, verdachtmakingen, scherpe vragen en kritische bemerkingen. Elke overwinning, elke forse pedaalslag, elk offensief in de bergen is goed voor vraagtekens allerhande.

Grens

Maar ja, bedrog is van alle tijden, van alle mensen, van alle rangen. Altijd geweest, en nu opnieuw. Was ik verrast over het nieuws over Gay of Powell? Neen. Niet dat ik me de pretentie aanmeet om te zeggen dat ik het al lang wist. Neen, maar iedereen weet gewoon dat spurters een ras van mannetjes zijn die niet nalaten wat extra testosteron (of andere stimuli) tot zich te nemen. Van Ben Johnson over Linford Christie tot nu de twee al genoemde boosdoeners, ze zijn allemaal betrapt. En dan de legendarische Carl Lewis, de spurter der spurters. Altijd alles ontkend of weggemoffeld, maar uiteindelijk zou ie eigenlijk nooit hebben mogen meedoen aan de Spelen van Seoel, in 1988. Testte positief, maar ’t werd onder de mat geveegd, omdat ze toen met zovelen tegelijkertijd positief plasten. Lewis pakte in Seoel twee keer olympisch goud. Het IAAF kroonde hem tot Atleet van de Eeuw, het IOC tot Sportman van de Eeuw. Tja.

Doping hoort bij de sport, net zoals medailles en overwinningen. Simpel, een beetje topsporter wil de beste zijn, wil eer en glorie, wil winnen. Nét die drang maakt van een topper een topper. Meer nog dan de drang naar geld en status. Wat wel mooi meegenomen is. Maar ze willen vooral winnen. Allemaal. En wat niet verboden is, is toegelaten. Dus krijg je figuren die de grens opzoeken en lonken naar prestatiebevorderende middelen: van drugs over dopingproducten tot voedingssupplementen of zakjes bloed. Alles voor één iets, het doel heiligt de middelen, topsporters denken en handelen Machiavellistisch. Tot ze betrapt worden, tot bewezen is dat hun lichaam plots wel écht beter was dan dat van de andere. De “survival of the fittest”. De deus ex machina in een potje. Of een spuitje. Of een infuus.

Helden en zondaars

Cliché der clichés: sport is brood en spelen, is bijna opium voor het volk, dat zich vergaapt aan helden. Aan kampioenen. Aan plaatsvervangers van God. Aan (letterlijk) belichamers van de perfectie. Topsporters krijgen applaus en bloemen, in het slechtste geval. Meestal komt daar ook nog geld bij, vaak veel geld. En strelingen van de ijdelheid. En ontzag en aanzien. Wie wil dat niet?

Tot daar het gebruik van doping verklaard - met enige zin tot simplisme, ja. ’t Heeft altijd bestaan en ’t zal altijd bestaan. Net zoals dieven, bandieten, corrupte politici, klootzakken en naïevelingen. Je hebt er altijd van elke soort. Ik heb me daar bij neergelegd. ’t Is bijna antropologisch-sociologisch. Een maatschappij draait op die mix, kan je bijna zeggen. Maar je moet het maar bestraffen, net om de eerlijke kwezels te steunen. En om jezelf te hullen in een mantel van goed geweten. Al is een straffe stoot met een bijna onmenselijke snelheid interessanter dan een doorsnee loopje of spurtje. We spugen en striemen op de zondaars, maar ’t zijn net die rekels die we allemaal iets eerder nog brullend hebben toegejuicht. De held wordt zondaar, de boswachter wordt stroper. Maar zelf zijn we dus ook vals en inconsequent.

Explosief

Waarom toch veelal atleten of wielrenners? Ook simpel, lijkt me. ’t Zijn individuen die strijden. Een wielrenner heeft zijn ploeg, oké, maar winnen doe je alleen. Anders dan bij pakweg voetbal, tennis of volleybal. Daar telt het collectief en vooral, is techniek doorslaggevender dan brute kracht, explosiviteit of doorgedreven (opgedreven?) uithouding. Waarmee ik niet wil gezegd hebben dat in die sporten de potjes onbekend zijn: er zijn al voetballers betrapt (schandalen in Italië bijvoorbeeld), ook tennissers (onder meer Argentijnen en Spanjaarden), ook baseballers (naar het schijnt wemelt het daar van de pillen) , ja zelfs biljarters. Maar ’t is bij sommige sporten in mindere mate. Omdat het ook in mindere mate helpt.

Kijk, we willen allemaal bedrogen worden blijkbaar. Iedereen weet al jaren dat het wielrennen rot is. En de atletiek, al van in DDR-tijden. Dat het nooit anders is geweest. Als je de erelijst van de Tour bekijkt, dan moet je erkennen dat sinds 1977 bijna alle winnaars bezwaard zijn: op Lucien Van Impe en twee anderen na dan. Maar het volk houdt niet van obscure figuren. Het volk wil spektakel, show, gensters en gekletter. Geen weke persoonlijkheden of tweederangsfiguren met geluk. Het publiek heeft het monster geschapen dat het nu zelf openlijk beschimpt.

Vieze dromen?

Benieuwd wat we krijgen op de Van Damme Memorial. Al langer meer dan alleen maar zowat het beste atletiekevenement van het jaar. Al lang een commercieel vehikel, met de voorbije jaren het accent op show, vertoon en bijvoorbeeld ook een Jamaïca-fuif. Waar de genaamde Usain Bolt ooit plaatjes draaide. Spurt is Jamaïca en Jamaïca is… plots een beetje vies ruikend. Ik kan het me zeer goed voorstellen dat Meert ongemeen luid heeft gesakkerd toen ie alles hoorde. Maar ik ben ook zeker dat ie niet helemaal achterover is gevallen. Bolt, zegt u? Ook onzuiver? Zoals Meert terecht opmerkte: “Da’s een brug te ver”. Iedereen is onschuldig zolang zijn schuld niet is bewezen. Rechtsprincipe uit de duizend. En waar. En Bolt testte nooit positief. Maar ’t zou mij nu ook niet helemaal verwonderen. Maar ik heb geen bewijzen, neen. Dus ik moet zwijgen.

En hopen voor de atletiek, voor de sport, voor het collectief geloof en voor de gemoedsrust van de sportfanaat dat het allemaal eventjes vieze dromen waren. Dat het nooit meer zal gebeuren. Dat “dopeurs” en “tricheurs” er wel uit gaan. Dat wil ik geloven, maar ach, ik ben niet naïef genoeg. Noem het cultuur, zelfs traditie. Bloedpaspoorten, onaangekondigde controles, allemaal goed en wel, maar een schuimbekkend paard kan je niet stoppen met een opgestoken hand. Zeker niet als dat paard absoluut wil winnen. Wat zei ik ook alweer over het DNA van topsporters?

(De auteur is VRT-journalist.)

Meest gelezen