Vluchten kan niet meer - Walter Van Steenbrugge

Kunnen wij, die ons blauw ergeren wanneer we in de supermarkt, met een onhandig te manoeuvreren, goed geladen winkelwagen in de hand, alweer de traagste wachtrij aan de kassa blijken te hebben gekozen, enige empathie opbrengen voor die tientallen, honderden onbekende en vaak getaande gezichten die dagelijks in Brussel tussen dranghekken, in hún wachtrij staan te drummen om een verblijfstitel te bekomen? Vaak nadat ze eerst, als losgeslagen vee, van staat tot staat trokken, nu en dan in grensgebieden opgehouden in geïmproviseerde (tenten)kampen.

Walter Van Steenbrugge is strafpleiter.

Hoe zouden we ons voelen wanneer we, op deze mooie zomerdagen, bij dag en bij nacht plots tientallen dobberende sloepen zouden zien zwalpen ter hoogte van, ik zeg maar wat, Oostduinkerke, de Haan, of, helemaal te gek, Knokke? Tjokvol armoezaaiers die alles achterlieten om elders een nieuwe toekomst uit te bouwen?

En wat te denken van de onverlaten die, op risico van lijf en leden, het nauw van Kales ondergronds wensen te overbruggen?

Emoties en principes vechten een robbertje. Hart tegen hersenen.

De status van vluchtelingen

Ik moet even terugdenken aan een melige song uit de jaren 70, denk ik. Ik raad u aan om even te youtuben: “Vluchten kan niet meer” van Frans Halsema en Jenny Arean. Toegegeven, de case van het verliefde koppel rijmt niet met de realiteit van de economische vluchtelingen of de oorlogsvluchtelingen, maar de titel beklijft: vluchten kan niet meer.

En, hoe gaat het recht met zulke situaties om?

Een internationaal verdrag (van Genève) van 28 juli 1951, gesloten voordat het vluchtelingenprobleem mondialiseerde, regelt de status van vluchtelingen. Door de omschrijving van het begrip “vluchteling” vallen in vele gevallen de oorlogsvluchtelingen buiten het toepassingsgebied van het verdrag. Er moet immers sprake zijn van een gegronde vrees voor vervolging omwille van ras, religie, nationaliteit of het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging. De oorlogsvluchteling die zijn land ontvlucht omwille van de gegronde vrees voor algemeen geweld, valt hier in principe niet onder.

Tijdelijke bescherming

De Europese Unie (toen nog Europese Gemeenschap genoemd) vaardigde in 2001 een richtlijn uit (2001/55/EG) betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden (…). De lidstaten worden aangespoord maatregelen te treffen inzake opname en verblijf (tijdelijke bescherming voor in beginsel één jaar, verlengbaar) en toegang tot een asielprocedure. Het verblijf moet gepaard gaan met maatregelen inzake toegang tot de arbeidsmarkt en het onderwijs. Niet-begeleide minderjarigen genieten bijzondere bescherming.

België kwam, net buiten de toegestane termijn, zijn verplichting na door een wijziging van de zogenaamde Vreemdelingenwet van 15 december 1980, waarin een vorm van subsidiaire bescherming wordt voorzien. Die biedt alvast een tijdelijk verblijfsrecht.

Op een menswaardige manier helpen

En hoe maak je dan deze rechtsregels, die bulken van de voorwaarden en uitzonderingen, waar ?

Wie huisvest je waar? Hoe regel je zulke tijdelijke situaties? Wie regelt voeding, verwarming, water en licht? En wat kan je bieden aan kinderen, mannen en vrouwen die onze taal niet machtig zijn? Hoe ver gaat je edelmoedigheid? Wanneer doemt de vrees voor de vreemde op?

Particulieren en organisaties bieden helpende handen. Mijn bewondering en appreciatie gaan naar zij die pogen deze hulpeloze mensen op een menswaardige manier te helpen. Opdat deze overlevenden ook nu niet uit de boot zouden vallen. Maar vluchtelingen opvangen is meer dan even gastvrij zijn.

Politici wacht een zware taak. Ze worden met de neus op de realiteit gedrukt en tot de essentie van de politiek gebracht: keuzes maken. Sommige geluiden baren mij zorgen. Ze lijken erop alsof men de realiteit wil ontvluchten, maar, vluchten kan niet meer.

Meest gelezen