Een vriend zien sterven - Walter Van Steenbrugge

Dezer dagen loopt de campagne “Kom op tegen kanker” op haar laatste benen. Ze zal eindigen in schoonheid. Een liveshow op 26 april waarin cijfers de hoofdrol zullen spelen. En menselijke verhalen natuurlijk. Van pijn en verdriet, van genezing en hoop. Met een KOTK-lied van Thé Lau, wiens performance van enkele weken terug in de Gentse Vooruit mij compleet KO sloeg. De gedrevenheid van de organisatoren van “Kom op tegen kanker” steekt schril af tegen de langzaam dovende fut van wie het ongewenste nieuws te horen krijgt.

Net nu. Het viel me dubbel zwaar. R., een vriend, die ik reeds een hele poos niet meer had gezien, stuurde me een beklemmende sms: Reeds enkele maanden thuis met terminale k. Grzz. R.

R. is nooit lang van stof geweest, geen mooiprater, geen tafelspringer. Altijd oprecht en zonder omwegen. Het is nu niet anders: een handvol woorden, enkele tientallen letters, geen cry for help, hoogstens een verbloemd verzoek.

Ik wilde R. zien, vastnemen, spreken, horen hoe, wanneer en waarom. De agenda nagekeken. Die dag, een gaatje in het drukke leven van afspraken en verplichtingen. Schaamte en ongemak overvielen me. Wat vinden we onszelf en wat we doen toch zo belangrijk. Hoe durfde ik een datum en uur voorstellen aan iemand voor wie de tijd de grootste vijand werd en alle dagen uurloos zijn.

Sindsdien R. meermaals bezocht. Geluisterd en gesproken. De onderwerpen vallen zwaar. Toekomstplannen bespreek je niet. Herinneringen aan gedane zaken onderhouden amper. De nieuwtjes van de dag dan maar. Nee toch weer niet over het voetbal.

Vooruitzichten zijn taboe. Stilte is ijzig. Ik voel me soms ongemakkelijk. Hoe zou R. zich voelen? Ik ontwaar de angst in zijn ogen, voor wat komen gaat. Ik hoor verdriet in zijn stem, die steeds vaker kraakt en dooft. Ik voel de ontreddering van de verloren strijder. Ook bij mij tollen en vechten gevoelens om de juiste plaats. Welke orde geef ik aan machteloosheid, revolte, gelatenheid en medevoelen?

R. wordt een eiland waarrond de gekke carrousel van het leven verder draait. Zijn naasten doen hun best, houden zich kranig, zijn altijd in de weer.. Dit leer je voorwaar niet op school.Zelfs hier komt het recht om de hoek kijken. Geen grote principes. Geen innemende pleidooien voor een verloren zaak. Slechts de zakelijkheid van regels over lijf en leden, de bestemming van goederen en gelden. De regels zijn ook hier complex. En ook deze regels worden nietig, hebben niets om het lijf in vergelijking met het gevoel dat je wegblaast als het echte volle leven zich uit het vege lichaam wegkankert. Nauwelijks te doorgronden voor wie emotioneel op een duivelse mallemolen zit en geneigd is de zaken op zich af te laten komen. De prioriteiten liggen elders.

Elk bezoek zet me telkens weer aan het nadenken. Een pure existentiële catharsis is het: piekeren over waarden en principes, narcisme en medemenselijkheid, vluchtigheid en eindeloosheid. Over warmte en afstandelijkheid, solidariteit en eigenzinnigheid. Over hollen en stilstaan.

R. een brief schrijven en prachtige herinneringen ophalen lijkt me ook een optie. Wie schrijft die blijft. Ieders geheugen is zijn persoonlijke literatuur. En ook voor de briefschrijver is het loslaten van woorden, geplengd in hete tranen, een loutering, wat kan gepaard gaan met fysieke pijn. Hugo Claus zegde ooit dat literatuur enkel door zieken wordt gemaakt. Wie gezond is pleegt geen literatuur.

Ik weiger te aanvaarden, wanneer ik een bezoek afrond, dat dit de laatste handdruk kan zijn. Wanneer ik bij het weggaan vraag, "volgende week R.?”, krijg ik steevast "altijd welkom” terug. Ik schrik telkens ik het hoor. Hopelijk, R., hoewel ik weet dat elke keer de laatste keer kan zijn. Het leven is niet eindeloos. Laat mij nog even weigeren dit te geloven.

(De auteur is strafpleiter.)

Meest gelezen