Bart en Filip slapen samen - Van Dievel Consulting

‘Mijnheer Van Dievel, kunt u alstublieft dringend naar Melchsee komen? Ons leven hier is een hel!’ Het was nog ijzig vroeg in de ochtend – half tien of zo –en ik herkende met mijn slaapkop niet meteen de stem van onze geliefde koningin. Krakend, knarsend en kreunend zetten mijn door een leven van sex, drugs, booze & rock-’n-roll voortijdig vermoeide hersenen zich in beweging. Melchsee was het eerste woord waarbij mij een licht opging. Daar – in Zwitserland - was ik meer dan een halve eeuw geleden gaan skiën met de aller-aller-aller-eerste sneeuwklassen. Tweeduizend frank voor tien dagen, bijeen te sparen met 20 frank per week. Vervolgens legden de als gekken rondflitsende neuronen in mijn linker hersenkwab het verband met de sneeuwvakantie van de koninklijke familie. Een uur later was ik al onderweg naar het land van de discrete banken. Als het vorstenhuis roept, rukt VDC uit, zo simpel is dat.

Geweldige deugnietogen

Dat de bewaking en bescherming van onze vooraanstaande landgenoten met vakantie een zware last is voor onze politiediensten, bleek al toen ik probleemloos Hotel-Restaurant Distelboden, gelegen aan de oever van het prachtige bergmeer, kon betreden. Want daar, zo had de jongste koningin mij met een huilstem uitgelegd, bracht de familie haar krokusvakantie door. In de lounge lagen drie lijfwachten met hun bivakmuts scheef op het hoofd te slapen, leunend op hun schietgeweer. Achter de rug van een van de schone slapers zag ik een jongen van een jaar of zeven, met geweldige deugnietogen, een broodzak opblazen. O nee! dacht ik, maar het was al te laat. Alreeds haalde de deugniet uit met zijn hand en scheurde de papieren zak met een doffe maar daarom niet minder luide klap uit elkaar. Wijl één agent schoten loste in het plafond en de kroonluchter naar beneden viel, zocht een tweede dekking achter de makkelijke zetels en riep de derde dat hij niet – repeat: niet – Charlie was. De deugniet van de broodzak bleek niet alleen te hebben gehandeld. Met nog 3 kornuitjes in zijn zog, broer en zussen zo te zien, maakte hij zich snel als een muis uit de voeten, richting de hotelbar. Waar heb ik die koters nog gezien? vroeg ik mij af, tot de kleine onverlaten ter hoogte van de liften in de armen van hun klaarblijkelijke vader liepen: Bart De Wever…

Ochgottekestoch

‘U hier, heer De Wever…’, stotterde ik.
‘Van Dievel, geraak ik dan nooit van u verlost?!’ antwoordde de N-VA-voorzitter, hartelijk als altijd, ‘een week rust, is dat echt te veel gevraagd?’
‘Ik wist niet dat u hier verbleef,’ bracht ik met moeite uit, ‘ik ben door de koningin naar hier gesommeerd.’
Ai, te laat besefte ik dat ik mijn mond voorbij had gepraat, dat ik de kroon had ontbloot. Bij wijze van spreken, natuurlijk.
‘Ochgot ochgot ochgottekes toch,’ smaalde de N-VA-voorzitter, ‘moet gij de traantjes van het sukkeltje komen drogen, Van Dievel?’

Ik begreep er helemaal niets meer van. Tot ik terzijde werd genomen door de bevelvoerder van de aanwezige lijfwachten.
‘Mijnheer Van Dievel,’ sprak de goede man – voor de gelegenheid getooid met een feestneus, kwestie van onherkenbaar te blijven – ‘dat is hier werkelijk niet te doen.’ Het huilen stond hem nader dan het lachen, zoveel was duidelijk.
‘Ik weet niet wie de constructie bedacht heeft,’ vatte de commandant aan, ‘maar die mens was niet goed bij zijn zinnen. Om te besparen moeten mijn mannen en ik dus zowél de koninklijke familie als het gezin De Wever beschermen tegen terreur. En omdat wij maar met tien lijfwachten zijn voor vier volwassenen en acht kinders, hebben wij ons verplicht gezien de volwassenen samen in één hotelkamer onder te brengen en de kinderen idem dito in een andere.’
Mijn mond viel open.
‘Dus de koningin en de koningin en meneer en mevrouw De Wever in één kamer?’
‘In twee bedden weliswaar, maar ze staan wel dicht bijeen.’
‘En dat marcheert niet,’ zei ik om iets te zeggen.
‘Hoe raadt u het,’ antwoordde de bevelhebber niet zonder ironie.
‘En uw manschappen zijn dan ook nog eens aanwezig in die kamers?’
Ik hoopte innig dat hij neen zou zeggen. Maar hij knikte gelaten van ja.
‘Ze slapen op de mat.’
Ik poogde mij het tafereel voor de geest te halen.
‘De kinderen, dat gaat nog, die amuseren zich wel met elkander, ‘ vervolgde de opperpakkeman, ‘maar tussen de koning en de koningin en meneer De Wever en zijn gemalin wil het absoluut niet boteren.’

A moeder!

‘Pssst, mijnheer Van Dievel!’ poogde de jongste koningin op luide fluistertoon mijn aandacht te vangen.
Zij stond in een bevallig skipak aan de entree van hotel-restaurant Distelboden. Rondom haar was haar kroost geschaard, ook al helemaal klaar voor de skipiste. Twee lijfwachten op ski’s en met een raketlanceerder op de rug gebonden vervolledigden het tafereel. De vorst zelf lag met migraine te bed.
‘Onze kinderen zijn helemaal aan het verwilderen, mijnheer Van Dievel. En dat is allemaal de schuld van die kleine… (het woord in kwestie is helaas niet voor publicatie vatbaar) van De Wever. Weet u wat prins Gabriël gisteren zei toen ik hem vroeg om zijn neus deftig te snuiten? “A moeder!”, ja dat zei hij, mijnheer Van Dievel. En hij spuwde eens ferm op de grond, stel u voor. En prinses Elisabeth oefent zich nu in petomanie* in plaats van haar balletpassen in te studeren. En de twee kleinsten zingen de hele tijd van die Vlaamse liedjes.’
Waarop Emmanuel en Eléonore bij wijze van illustratie uit volle borst ‘Tzèn zotten die waarken’ aanhieven, het succeslied van de Vlaamse toondichter Juul Kabas.
De jongste koningin barstte in snikken uit.
Ik begreep haar.
Ik wilde mijn arm bij wijze van troost op de koninklijke schouder leggen, maar de ene lijfwacht trok waarschuwend zijn wenkbrauwen op en de andere tastte alreeds naar zijn raketlanceerder.
‘Ik zal zien wat ik kan doen, majesteit,’ zei ik, ‘maar ik kan niets beloven.’

Goede manieren

Een uur later zat ik met het echtpaar De Wever bij een cola light in de bar. Hun kroost hield zich inmiddels onledig met het samenbinden van de veters van bejaarde hotelgasten, het leegdrinken van kletskes sterke drank, het imiteren van Tarzan en Jane aan de luster en het aanleren van Antwerpse krachttermen aan nietsvermoedende Italiaanse obers.
‘Wij zitten daar allemaal niet zo mee in, Van Dievel,’ sprak De Wever mede namens zijn echtgenote. ‘Wij houden wel graag het licht aan in de slaapkamer en Flip en Mathilleke willen alles in het donker doen. Het is natuurlijk wel zo dat wij dezelfde WC moeten gebruiken en dat er altijd een lijfwacht meegaat. Ik heb hier niet voor gekozen, ik onderga dit hé. Het is natuurlijk wel zo dat ik een beetje snurk, afijn, dat zegt mijn madam toch. Maar Flip ligt de hele nacht met zijn tanden te knarsen en Mathilleke jankt gelijk een jonge hond die droomt van een blik Chappi.’
Mevrouw De Wever knikte instemmend.
‘Eerlijk is eerlijk: ons kadeeën leren veel bij van de prinskes,’ vulde ze aan, ‘ons Katrien maakte gisteren een reverence, stel u voor, en onze Rik spreekt al een mondje Frans. Soixante-neuf en zo. En de kleinsten kunnen al de Brabançonne zingen.’

‘Hou dat voor u, Van Dievel,’ waarschuwde de N-VA-kopman mij.

Artikel 35

Des avonds had ik reeds een oplossing bedacht.
‘De koning, meneer De Wever, de prinsjes en de jongens van De Wever slapen in één kamer,’ stelde ik bij het avondeten voor, ‘ in de andere kamer leggen we de jongste koningin, mevrouw De Wever, de prinsesjes en de meisjes De Wever samen. Ook de lijfwachten worden per sekse over de beide kamers verdeeld. Dat is consensusfederalisme in de praktijk. Wie iets wil ondernemen, - en ik bleef uiteraard zo vaag mogelijk over de betekenis van dat woord – is met lijfwacht welkom op mijn kamer, de reflectiekamer zogezeid. Waarmee we artikel 35 van de grondwet toepassen. Iedereen akkoord?’

De jonge koning tikte met zijn wijsvinger tegen zijn voorhoofd.
'Zijde gij zot of wa?'
De jongste koningin rolde met haar ogen.
'Hedde gaai gezope, soems?'
Haar vinger priemde naar mijn plexus dinges.
Bart De Wever hield zijn hoofd wat schuin en bloosde als een Saksen-Koburger.
Mevrouw De Wever kreet 'il est incroyable, ce type!' en maakte aanstalten om in onmacht te vallen.
De kinderen probeerden elkaar te overtreffen in het veesten en boeren laten, neuskeutels wegschieten, met hun mond vol praten, met hun handen eten, en nog zo van die dingen die ze van elkaar geleerd hadden.
En terwijl de lijfwachten van de twee families de laatste avond en nacht van de krokusvakantie op café doorbrachten, lag ik op de mat tussen de twee echtelijke sponden naar allerlei geluiden te luisteren.

*petomanie: muziek uit de onderkant

(De auteur is senior writer bij VRT nieuws en schrijver.)

Meest gelezen