Dag Angst - Celia Ledoux

Jij ben een oude vriend. Ik zag je nauwelijks nog. De afgelopen weken was je opeens het allemansvriendje. Daarna was je weg. En toen dwarrelde je in chaos om ons heen. Tot het keerde.

Celia Ledoux is auteur en columniste.

Om de hoek

Het was avond, de kinderen sliepen en het dodental liep op tot acht, veertien, veertig. We stonden op met tachtig en gingen weer slapen met 128. Donkere wolken nieuws kondigden je aan.
Iemand schreef dat de kleinste zou opgroeien in een harde wereld, en even wist ik echt niet wat antwoorden.

Bij het zondags ontbijt pas besefte ik dat Parijs om de hoek lag. Toen leek dat nog een irrationele gedachte. Poef, daar zat je tussen de kinderen aan tafel, glimlachend over hun hoofdjes aaiend. Ik ging toch uit schrijven. Drie omleidingen had die weg. Recht tegenover me kruiste je de benen en zei ontspannen: hey, Celia, herken je geen teken als je er drie ziet? Hey, Celia, kijk eens naar buiten. ’t Knooppunt van Europa! Transitland, hoofdstad, NATO. Kijk, we zoeven net voorbij de halve Europese Unie. Goed doelwit, hé? Hey, Celia, zei je, boog voorover met een twinkel in je ogen: je voelt je zeker veilig waar je heen gaat? Net zulke plekken zijn aangevallen, weet je. Waar niemand van oorlog moet weten.

Je hand wuifde me naar het designstoeltje. Stel dàt. Dan werd je toch comfortabel opgeblazen. Jij leunde achterover op de bank en bestudeerde me. Wat als de kinderen iets overkomt terwijl je weg bent?, vroeg je, en bestelde een latte voor mij. Of jij kan natuurlijk de lucht in gaan. Wie zou voor ze zorgen?
Naast ons merkte iemand op dat het alleen dààrover ging op sociale media. Je proestte in je menu.

Hoe vaak werd in 70 vredesjaren gekopt dat het oorlog is?

Ik merkte dat ik een paar dagen minder diep ademde. Jij bent zo: koesterend op het verstikkende af. Iedereen had er last van. Dat de internationale pers België afschilderde als wanbeheerd broeinest van jihadis hielp niet. Na de daad is ’t makkelijk hem als onvermijdelijk te voorspellen.
Natuurlijk kwamen er kreten waarom we niet even hard huilden om Beiroet. Op honderd kilometer van Beiroet hadden we dat misschien gedaan. Het huis dat naast je afbrandt, schroeit je wang. Lomp of oppervlakkig misschien, menselijk zeker.
Je ebde weg, Angst. Iedereen zag nog kranten brullen dat we in oorlog waren. Hoe vaak zou dat de afgelopen 70 vredesjaren gekopt zijn? Het begon op weer een verkoopsstunt te lijken.
Als iemand mijn grootmoeder vroeg “hoe het was” in de oorlog, keek ze altijd wat verbaasd. Nu begreep ik dat. Ergens was je wel bang, zei ze dan twijfelend. Het leven ging verder, schemerde tussen de lijnen door.

Een onderzoek over geluk wees eens uit dat mensen een soort ingebouwd geluksgevoel hebben, als een thermostaat die na tegenslag of donkerte dipt en dan vrij snel naar normaal dobbert. Je was er al gauw niet meer. Je zusje Voorzichtigheid nam mijn arm en stapte mee de stadsstraten door. Ze herinnerde me er kalm en rechtdoorzee aan hoe jij hét middel bent van terrorisme. Terror zaaien, het normale leven ontwrichten: middelen tot meer heeft zo’n guerrillaleger niet. Onze politici spraken over “oorlog”. ’t Leek me te veel eer. ’t Leek me precies wat de aanval beoogde.

Boem - daar gaat alles plat

Een week later piepten we anders. Ik zat thuis met slecht haar, want naar de kapper aan de andere kant van de stad durfde ik niet. Waarschijnlijk was hij toch dicht. Drie schermen en de radio leverden een overload journaals en een compleet gebrek aan nieuws. De parking op het Molenbeeks dorpsplein stond vol internationale cameraploegen. Ik vond me nog best rustig maar liet kopjes vallen terwijl ik het ontbijt klaarmaakte.
Ook nu ebde je weg - zelfs sneller, leek het. Tegen de avond stond een gepantserde wagen op het pleintje om de hoek, zwaar bewapende para’s eromheen. Dat was nog even schrikken. Tot ik me realiseerde dat het simpele infanteristen waren. We konden weer slapen.

Dit zijn wel een bijzonder slag terroristen. Doorgaans hebben ze een concreet doel. Een andere regering, een idee van gerechtigheid, tien gevangen vliegen per dag zoals een paar decennia geleden in China. Maar deze zwaaiden met een heilig boek, hoopten niet op verbetering, maar op eindstrijd, eindtijd, en dan het paradijs. Of wat er dan op moet lijken. Hou dat in gedachten, dan klonk de oorlogstaal van media en politiek als een liefdesverklaring. Misschien waren we niet zo slim bezig. Wat we wel moesten, wist ik niet.
Voorzichtigheid trok me naast zich een bankje op, opende een zak pistachenootjes, zuchtte en zei: “Een handvol moorddadige zotten op zoveel volk valt uiteindelijk nog mee”. Ik streek door mijn haar, dat met de dag slechter zat. Ook de schuld van de terroristen.
Als je paradijselijke verkoopsvoorwaarden massale slachting vermelden, zou je toch eens moeten nalezen voor je tekent. Hoe triest moet je hart het stellen als je daarin gelooft. Volgens de laatste berichten werden Daesh-strijders dagelijkse vol pillen gepompt. Misschien is dat soort verdoving wel nodig. Anders herinner je je dat je mens bent. Dat zij het zijn.

Katten en nationale PR

Ik weet niet of Brussel ook verdoofd raakte of juist ging nadenken. Mensen vroegen of dit een mondiaal uitgezonden show was om de internationale gemeenschap gerust te stellen. Een aanloop om een rits veiligheidsmaatregelen zonder tegenspraak door te drukken. Men hield zich rustig en vond dat straks een héél goeie verklaring aan de orde was.
Laat op de avond kwam het bericht dat de scholen sloten, de dag daarop weer. We bekeken de haast poëtisch lege stadsbeelden, lazen dan dat die beelden relatief waren en een mediakeuze. Er was geen vuiltje aan de lucht. De Brusselse Facebookgroep “wij zijn open” won aanhangers.
Als de kinderen thuis het kookpunt bereikten, wandelden we door de buurt. Kom kindjes, we gaan nog eens naar de soldaatjes kijken. Alles was dicht. De straten waren leeg en roken atypisch fris. Er was zeker minder vuil aan de Brusselse lucht dan anders, maar er was ook geen kat op straat.

Van katten gesproken. In Engeland, Frankrijk, de USA en Nederland werd bij politie-acties om twitter-discretie gevraagd. Pers en volk veegden dat aan hun voeten. België was wel unaniem volgzaam. Zo zijn wij eigenlijk wel. Heel België ging ook katten tweeten. Wij lachen met alles, liefst met onze eigen volgzame kop. Zelfs de flikken deden mee. En die Brusselse expats maar proberen mee te lachen. En maar uit de toon vallen met hun houterig gedoe. Die raken ook nooit ingeburgerd.

’t Was het eerste moment, denk ik, dat je echt weg was en België op zijn plooi begon te vallen.
Die zotte kattenfoto’s hadden ‘m geflikt wat oorlogstaal en terreuralarm niet vermochten: de hele wereld was in één klap op onze hand. Well played, Belgium. Beter aangepakt dan Frankrijk. En maar commentaren schrijven of dit wel of geen deontologisch correcte perskeuze was.
’t Zal wel, uithangers, dachten we in onszelf. Kom hier zitten, dan mag je schrijven.

Goedele

Je zusje Voorzichtigheid en ik keken naar de laatste lockdown-zonsondergang, voelden opeens hoe de week ons had vermoeid, namen afscheid en dachten aan een kappersbezoek.
Alles voelde opeens zo Belgisch. Goedele kwam voor RTL op de Brusselse voetgangerszone staan en vond dat het op de Gazastrook leek. Die is waarschijnlijk ook autovrij. Morgen moesten de scholen openen en bleef het dreigingsniveau even hoog. Konden de kleuters het risico plots aan, of was het nooit heel hoog geweest? We kregen brieven over beveiliging en strikte maatregelen. Allez, zei iemand, woensdag is er maar een half dagske dreiging. We konden niet goed zien wie dat was. Humor. Surrealisme. Je m’ en Foutisme.
’t Maakte weinig uit. Hij sprak Brussels.

Het leven ging verder.
We bedoelden het niet als wraak, maar ik denk dat het ervoor kon doorgaan.

Meest gelezen