Bye bye Brussel - Celia Ledoux

Dag Brussel. Wij zijn al lang samen, jij en ik. Dit is een moeilijke brief. Laat ik het meteen zeggen. 't Is gedaan tussen ons.

Celia Ledoux is auteur en columniste.

Ik ken je van kindsbeen af. Mijn moeder werkte in het ministerieel gebouw van Parking 58. Ik nam de bus van mijn uniformschool in de Vlaamse Rand tot daar. Ik was beladen met waarschuwingen, en sommige leken gegrond.

Ik wende aan je. Jijzelf veranderde ook wat. Parking 58 was toen een black spot en host nu hippe feestjes op emailuitnodiging. Ik krijg de mails en ben er zelden. De kinderen zijn nog klein. Met het gebouw heeft men allerlei uiteenlopende plannen. Zo ben jij, Brussel. Altijd boordevol plannen. Heel soms raken ze uiteindelijk gerealiseerd, of toch half. Of een beetje.

Ik heb lang in je geloofd. Een uilskuiken ziet het potentieel in je. Je bent enorm verscheiden. Eén grote hutspot, en bezoekers snappen je niet meteen. Geen pendelaar kent de rozentuin aan Square Ambiorix waar ik in de zon studeerde. Wie weet dat je in het Josaphatpark kan leren boogschieten en op een ezeltje rijden? In het Sint-Katelijnebassin zitten elk jaar goudvissen en dit jaar een eendenfamilie, waarvoor een anonieme Brusselaar een huisje knutselde. De ijsboer op die hoek maakt beter ijs dan ik in Italië ooit proefde. Je toonde me fantastisch theater in ruïnezalen. Voor een spotprijs keek ik in mijn duurste kleedje naar Pelleas en Melisande in de Munt, slaperig van het uitgaan of de examens. Je toonde plekken die exuberant waren, speciaal, opwindend.

Je staat voor mij vol kleine speldenkoppen van banaal tot extreem. Het is altijd even schrikken als mensen uit Houthalen enthousiast zijn over dat ene concert of één restaurant. Hier hoef je niet te nemen wat er is. Er ís altijd precies wat je wil, in overvloed.

Jij verbergt je schatten. Daar hou ik wel van. Alleen doorgewinterde Brusselaars kennen het kinderkunstenspeelhuis ABC, dé outlets, Pipaillon of Chicago. Je designers werken in grotere stilte dan in Antwerpen. Je Vlamingen zijn een soort Basken, maar dan minder combattief. De stad is hen genoeg.

Nagekrijst

En toen stond ik gisteren voor je voetgangerszone aan de Brouckère en blééf staan. De Anspachlaan voor me liep vol mensen. Geen zwerfvuil, geen dronkelappen. Het zag er best gezellig uit. De lichtjes van het reuzenrad draaiden veraf op het Zuid. Achter me stond de enorme coca-colareclame van de Brouckère al zo lang lelijk te zijn dat het als patrimonium voelde.

Ik ademde de dikke petroleumlucht, zag wat er mankeerde en dacht: het is niet meer genoeg. Het weegt er niet meer tegenop. Het gaat nooit komen. Ik zei je vaarwel.

Om in Brussel te wonen moet je geëngageerd zijn, had ik bijna geschreven. Toen dacht ik twee keer na. Nonsens. Jij neemt elk zwerfkind in huis. Het beste en het slechtste, soms in één persoon. Op mijn eentje wordt me vuiligheid nagekrijst – sinds mijn 28e al denk ik dat dat morgen vast voorbij is – mét kinderen tillen diezelfde knullen de kinderwagen en staan hun zitplaats af. Voor hen ben ik blijkbaar ook beste en slechtste; de Moeder (adoratie en ontzag) of de Westerse Vrouw (verderf en armageddon). Iedereen is hier vreemdeling, iedereen dus je buur. Je kan hier sterven op straat en hulp krijgen van volslagen onbekenden. Je kan de ander makkelijk haten, want de verschillen zijn enorm. Dat gebeurt regelmatig.

Jij laat je uitzuigen. Tot tachtig jaar geleden – voor een stad is dat gisteren – was je dé uitgaansstad, en je oude gebouwen zijn prachtig. Ze worden door speculanten opgekocht, verkrot, verkaveld. Soms laat je je bewust omploegen en moet een herenwijk sneuvelen voor een EU-reus. Wanneer een gebouw lang genoeg mastodontisch lelijk is, heb je de gewoonte het te slopen. Zo sloop je voortdurend je eigen botstructuur. De pendelaars laat je je wantrouwen en doodtuffen. Je laat hen je haten. Dat slaat op jou terug en op wie je bewoont.

Daarvan gesproken: waarom ben jij nog steeds niet autovrij? Die vijf straten in het centrum zijn heel leuk. En een excuuscompromis. Er is nochtans aan gewerkt. Manman, Brussel. Jij hebt zoveel inwoners die zo hard aan de kar trekken dat Brusselaar zijn een religie wordt, een fulltime bezigheid. De hoeveelheid geweldige ideeën die over jou gelanceerd wordt, dan verpalaverd, verwaterd en scheef uitgevoerd door het neefje van de bevoegd ambtenaar! Het is een wonder dat je nog zoveel geëngageerde burgers telt. Jij weet bijna even goed talent te trekken als profiteurs.

Lucht

Tel, om één kwestie te noemen, eens de mensen die uit principe in jou wonen. Filevermijding, stadsverbetering, en passant is het goed voor het milieu. Idealisten pur sang en wat visionairen. Uitgerekend dat volk laat jij zijn kinderen grootbrengen in de goorste lucht van België. En België hàd al de goorste lucht van Europa. Ja hoor, fijn stof is een lokale zaak. Je bent op een steenweg op het platteland soms slechter af dan in een Brussels park. Op sommige Brusselse plekken ruikt het inderdaad naar bomen. Daar staan ook de fijnstofmeters – die donkerrood genoeg kleuren.

Verlaat zo'n park: je verstikt. Van artsen hoor ik dat de longen van Brusselse stadskindjes op die van rokers lijken. Heb je daar een arts voor nodig, of alleen een neus? Op pendeluren moet de noordwijk – tjokvol kindertjes – meer stof slikken dan een kettingroker. Toen de baby's klein waren, keek ik voor een wandeling uit het raam. Bij druk verkeer wachtte ik een uurtje. Die winterse continuë hoest van Brusselse kindjes die ze 's zomers soms verderzetten: om kippenvel van te krijgen. En jij laat begaan.

Ik weet dat je op sommige plekken arm bent, Brussel. Maar dat je vuil bent, kan je verhelpen. Als je stopte met voortdurend auto's paffen en jezelf verzorgde, kon je mij houden en veel mensen aantrekken. Je hebt er alles voor in huis. Ik heb er lang op gewacht. Nu hoef ik je niet meer.

Word ik dan zelf zo'n knorrend, stinkend beest, vloekend in de file? Ik werk meestal thuis. Maar het idee dat ik het zou opgeven, hield me nog een tijdje bij je. Tot alles het aflegde bij de baseline: dat je je kinderen opoffert aan principes.

Het is één aspect van frustrerend vele. Die je gewoon niet verhelpt.

België in het kwadraat

Hoe heb je het zo ver laten komen? Vroeger was je een epicentrum. Is het jouw ambitie om verplichte stopplaats te zijn voor ambtenaren, corporate huurlingen, eurocraten? Wat zie jij in de spiegel?

Ik weet dat veranderen moeilijk is. Je bent schizofreen. Negentien baronnetjes regeren in je hoofd over hun eigen gemeente, nog gezwegen van de tweetalige organen. Een Brusselaar moet zijn plan kunnen trekken en doet dat met verve. Anders verzuipt hij. Dat gebeurt ook vaak genoeg.

Jij bent België in het kwadraat. Surrealistischer, zotter, excentrieker, burgerlijker, statischer, viezer, rijker, achterbakser. In stilte soms een parel. Hoe is het mogelijk dat je het met jouw potentieel allemaal laat gebeuren?

Een beetje miserie neemt een mens erbij. Maar ik keek over de voetgangerszone uit en besefte opeens dat het niet meer volstond. Je belooft al zoveel jaar lang zo ontzettend veel. 't Was genoeg gewacht. Ik had genoeg aan je gesleurd. Het heeft niet geholpen.

Bel me wanneer je echt wil veranderen.

Meest gelezen