Een burgerlijk stuk over revolutie - Celia Ledoux

Rond deze tijd komt de gedachte altijd in me op. De eerste kerstbomen verschijnen, de lichten worden, blackout of niet, aangestoken. De stalletjes verschijnen. Maria in die stal, die kleine in die bak. Ik geloof nooit dat ze dat pasgeboren wurm zou neerleggen in hooi, dus ik herschrijf het naar in haar armen. Ik denk: ja jongen, doe het maar. Bevallen in een stal.

Ik ben zelf thuis bevallen (na weken nestdrang berustte alle gelijkenis met een stal op fictie) en schrik dus niet van bevallen buiten een ziekenhuis. 't Is die dakloosheid. Zelf nog een kind, bevallen, en dan dakloos. Manman. Hoewel over mijn zeer christelijke opvoeding de gesternten mystiek en verdoemenis heersten, is het die caritas die me kerken doet begrijpen. Voor mij dient zo'n plek niet voor vroom bidden, maar voor reflectie – hoe krijg je deze wereld beter? – en handelen – wat ge aan de minsten van de mijnen deed. Zo gezien hebben veel pastoors hun core business door de humanistische beweging laten inpikken.

Deze week verkleedden Femen-vrouwen zich in militaire politie en ranselden de beelden in de stal af als illegale uitzuigers. Hun choqueerdrang lag voor het eerst in rechte lijn met een geloof. Je gaat me toch niet vertellen dat Jezus, stalgeboren filosoof, hoogbegaafd kind met een schrijnwerker als vader, vredevol en persistent actievoerder, geen zweep had bovengehaald wanneer de caritas 'm te vroom werd of te voorwaardelijk?

Burgerlijke trut

Eindejaar lijkt omwentelingen op te dringen. Vreemde periode. Al die vrouwen op straat, zakken slepend vol Sint- en Kerstprul. Tientallen bedelaars op de bevroren stadstrottoirs. Sinds een paar jaar doen ook bedelaars aan marketing. Als spijtoptant uit reclame en communicatie valt me op hoe ik juist geef aan de verlegen achterafmuzikanten op onhandige hoeken. Anti-marketing. “Ook marketing”, zou mijn ex-baas met die twinkel in zijn oog hebben opgemerkt. Goeie vent.

Talloze menselijke spiegels vertellen me hoe verdomd burgerlijk ik erbij loop. Mijn eigen Sintzak onder de arm. “Had je ook nooit gedacht, hé?”, zegt mijn rebelser twintigjarige zelf vanuit Berlijn, haar benen op een bureau kruisend met een spottende grijns. “Ach hou je mond, trut”, zeg ik lachend, want als dat liberaal kuiken mij gaat beleren, kunnen we het hebben. “Geef maar toe: jìj had nooit gedacht dat het zo goed zou lopen.” Moest ik me schuldig voelen?

De burgerlijke vrouw wordt vaak verguisd. Symbool van luxe, traditie, naïviteit. Intussen de drive achter stemrecht voor vrouwen, bevrijdingsbewegingen en vrijwilligersorganisaties. Misschien kan ze als mikpunt van spot makkelijk sympathiseren met onderdrukten. Ze maakt tijd om aan onrecht wat te doen, en doet dat in stilte, zonder frullen. Ze geeft, kookt, deelt uit. Heeft er weer een hotel een prille borstvoedende moeder geïntimideerd? Dat is haar niet te min als zaak. Nou goed dan, zucht ze. We gaan morgen wel even met honderd moeders tegelijk, tussen kinderen ophalen en werk door, voeden voor de deur. Een ludiek lesje zonder woorden. Nee, voer voor revolutionairen is ze zelden. Eerder voor evolutie.

Vreemde avond

Als twintigjarige liep ik in een Berlijnse Sintbetoging met de andere Belgische student van mijn faculteit. “Gegen Sozial-und Bildungsabbau”. Een verhoogd studiegeld. Goed tien jaar later in België: van hetzelfde. Misschien zijn we écht een beetje achterlijk. Toegegeven: de verhoging in Berlijn steeg naar, ochot, tweehonderd euro. De blonde lokken en onhandige grijns van mijn medestudent, toen we mekaar zagen. Ik had toen een kleine boon voor 'm. Nooit wat mee gedaan. Misschien maar goed: we konden zo, veraf, zonder gêne genegenheid houden. Twee weken geleden werd hij vader.

Een Facebookbericht van hem toen hij thuiskwam, moeder en kind nog op de materniteit. De enorme euforie in dat leeg huis, zijn verwachting voelbaar. Ik voelde me vereerd en misplaatst tegelijk. Zelf had ik die avond met mijn man en kinderen gedeeld. Wat een vreemde avond moet dat zijn voor veel vaders en moeders, gescheiden op de vooravond van een nieuw leven. Jozef zat ten minste naast Maria.

Débrouilleren

Wachtend op de metro vraag ik me af of die twintigjarige het anders had gewild. Ze zag zichzelf als CEO, politieke pion achter de schermen. Kinderen in een crèche en een leuk Alpenhuisje. Vandaag kijk ik als Fool on the Hill naar haar aspiraties. Het “schrijfster”, wat ze had opgeborgen als toch niet haalbaar, op mijn naamkaartjes. In de storm van elke dag vergeet ik ze vaak thuis. Niet erg. In de sociale mediawereld vindt iedereen je binnen twee kliks.

In de metro schuift een man snelletjes naar een enkele open plaats. Een Eurocraat, registreer ik vanzelf, vraag me meteen af hoe een mens ze er zo blindelings uitpikt. Ik scan zijn schoenen, handen, bril, pak, overjas, aktentas, zijn blik – daardoor? Hij wiebelt ongemakkelijk op zijn plek. Ik kijk rond. Er rusten veel stuurse blikken op hem. Beschuldigend bijna. Allemaal ogen van overduidelijk niet-Eurocraten. De operatoren van de enorme Euromachine zijn niet graag gezien in onze stad. Ze lijken Brussel te verorberen, mastodontgebouwen achterlatend als trage, enorme uitwerpselen. Deze week berichtte De Correspondent over de Brusseldocumentaire “Our City”. Ze haalden het protest tegen de nieuwe stadplannen aan. Het was een treffend bericht, en ik zat er echt mee verlegen. De stommiteiten van mijn stad – nouja, mijn stadsbestuur – breed uitgemeten in buitenlandse pers. Vier enorme parkeerplaatsen middenin de stad, met een schaamlapje van een paar straten autovrij als marketingexcuus: het toonde ook erg doorzichtig. Enorm en divers was het burgerprotest tegen de plannen. En toen ze samen bij de beslissende vergadering opdaagden, bleven de bestuurspoorten voor de burgers op slot.

Het protest was pas laat opgepikt door de pers. We zijn dat gewend. Antwerps of Gents protest haalt de pers altijd sneller. Brussel zucht daar dan eens binnensmonds over: we zullen ons wel weer débrouilleren zeker? Pas nu het vastgoed- en eurovirus de stad ontsteekt, is je uit de slag trekken geen optie meer. De lobbyisten, de afgelegen macht, de mastodonten: zij vermogen meer.

Kaste

Steeds vaker zie ik Brussel als pars pro toto. In onze hele maatschappij krijgt lobby en aandeelhouderschap een groeiende macht. Zelfs bij uitgeverijen – toch niet dé bastions van managementscultuur – wordt redelijk winstgevend soms niet genoeg meer. Wij kennen dat in Brussel al langer.

En hoewel politiek al lang een “profiteurs!” aan de cafétoog uitlokt, toont die vervreemding zich nu zo acuut dat ook de typische geëngageerde intellectuelen hun kas keren. Politiek toont zich té vaak een kaste die niet het burgerbelang dient, eerder dat van belangenorganisaties, bedrijven, Europa. “De economie”: wat betekent dat nog? Behalve een stoplap, een excuus, een loze rode statistiek? Die redeloze structuren ontbreken hart en kop, krijgen geen stem bij verkiezingen, wegen daarna des te zwaarder op het beleid.

De een ziet vakbonden als deel van dat probleem, de ander beschrijft hen als deel van het “middenveld” en counterend tegengewicht, dus deel van een oplossing. De grap is: beide groepen hekelen hetzelfde. Ten gronde vreten wantoestanden hun beider geloof in de staat aan, van lekken richting Luxemburg tot dreiging met stroomcoupe (natuurlijk wanneer gezinnen, niet bedrijven daaronder lijden).

Beiden voelen een heel basale waarheid aan. Wat betekent “de staat”, zoals “de stad” Brussel, anders dan een koppentelling? Wat is hij, anders dan een belangenvereniging van bewoners?
“De staat” hoort ons maatschappelijk plan uit te rollen ter algemeen welzijn. Nu lijkt hij, zoals “de stad”, zijn doel vergeten én zijn identiteit.

Weinig burgers vatten dat even hoogdravend samen als ik. Goddank, zeg. Hun buikgevoel en acties spreken boekdelen. Nooit werd zoveel gedeeld en weggegeven als vandaag, als een opgestoken middelvinger naar dat onhoudbaar consumeren. Burgerbewegingen waren zelden zo actief als vandaag. Social media – wiens grondbedoeling is je data te oogsten en verkopen terwijl jij loos kwebbelt – worden pervers gebruikt om in te lichten en mensen samen te brengen.

Emotionele suckers

Het protest in België is verre van geïsoleerd. Hong Kong tot Brazilië, Mexico-stad tot Washington en New York, misschien zelfs de andersoortiger protesten van Arabische Lente tot Oekraïene: de burger laat van zich horen. Ook daar zijn de media er vaak laat bij. Weet niet goed hoe het te verslaan. Ook politiek en bedrijfsleven reageren, zacht gezegd, vaak onhandig.

Tja. Het ziet er nochtans menens uit.

Ik kijk naar de beelden zoals naar het protest in de weken en dagen voor de vallende Berlijnse Muur. Meer jaren op de teller, een zelfde soort stille verwachting en spannende onafwendbaarheid, soms een randje schrik. Vol verwachting klopt ons hart. Hoe zal dit scharnierpunt uitdraaien? Welk commentaar zullen de geschiedenisboeken leveren – onvermijdelijk geschreven door de overwinnaar?

Sommigen preken revolutie. In stilte steken de burgerlijke vrouwen, tussen Sint-zak, marketingloze bedelaars en stalbevalling, een handje toe. Als zij het kunnen helpen, komt de verandering makkelijker en zachter.

Burgerlijke vrouwen zijn zo. Die willen nog wel eens huilen bij een Kerstfilm. Ze vullen achter 't gat kinder- en partnerschoenen, zelfs al zeggen die kinderen “maar Sinterklaas zijn jullie toch?”. Ze kijken naar stalletjes-Maria en denken “arm schaap”.
Die emotionele suckers. Die geloven nog in evolutie. Die blijven hopen.

(Celia Ledoux is schrijver en columnist.)

 

Meest gelezen