Goud is voor breuken - Celia Ledoux

Ik had ze echt niet nodig. Ze waren in promo. Ik probeer niet àl teveel overbodige dingen te kopen. Ik had het erover met the Man. Dan weet je dat je echt heel erg echt en burgerlijk getrouwd bent, als je kleine aankopen overlegt.

En toen kwam hij ermee thuis. Met zo'n blik. Ik denk dat mannen die blik hebben overgehouden aan hun jagersverleden. Goudkleurige laarsjes zijn het moderne equivalent van een mammoet meeslepen naar de grot. Goed: een konijn.

Die avond meldde iemand dat ze goudkleurige laarsjes had gekocht. Van die halfhoge. Zoals de mijne.
Ze zei dat ze ze had gekocht om het Japanse concept Kintsugi, waarbij je gebroken servies repareert met goud. Het idee had een tijd gecirculeerd op social media. Doordacht, duurzaam werken in een lange traditie, een vorm van zorgzaamheid waarnaar we allemaal verlangen in onze tijden van massa-geproduceerde laarsjes. En het valt nog in 140 tekens te vatten ook.
“Als dat niet meta is”, voegde ze er niet zonder ironie aan toe.
Ik zweeg maar. De mijne had ik om het simpel en platter concept dat ik gouden voeten mooi vind, al klinken ze naar een blok aan je been.

Het is nu de volgende dag, en ik zit met gouden pootjes in onze ijssalon. Niemand merkt ze op in de drukte.
Ik ga hier uit schrijven. Er is niets anders, en het kan dienen. De kinderen die hier zijn, mag ik negeren zonder dat iemand me ontaard vindt. Geen man stelt me goedbedoelde vragen. Er is vooral veel rumoer. Als kind uit een zeer groot gezin associeer ik stilte met luxueus nietsdoen. Ontsnappen uit de drukte, in de pruimenboom klimmen, een stiekem meegesmokkeld boek lezen. De pruimelaar was door een zware storm half omgegooid en leefde nu scheef en half ontworteld. Dat leverde comfortabele natuurlijke zitjes op. Aan de hoeveelheid vrucht te zien, zat hij niet heel erg met zijn nieuwe kijk op het leven. De nieuwe takken groeiden recht omhoog. Een leven in yogapose, denk ik nu. Toen wist ik nog niet wat yoga was. In het zomers gebladerte kon mijn grootmoeder me niet zien. “Waarom kijk je nooit eens gewoon TV!?”, zei ze wel eens. Meestal zei ze niets, en probeerde ze me ertoe te verleiden. Stilte was de zolder, waar ik schatten van acht ooms en tantes opgroef. In een groot gezin staat het rumoer van de anderen voor productiviteit.
Een paar jaar lang probeerde ik af en toe die ouwe schrijversraad uit. “Ga in een witte kamer zitten en kijk naar je blad”. Zoveel uren verspeeld aan hard proberen niet in mijn boekenkast te duiken en te lezen in plaats van er te schrijven! Maar al die eminente schrijvers konden toch geen ongelijk hebben?
In cafés staan geen boeken. Ik zit als lelijk eendje tussen hipsters. Ik kan het ook niet helpen, voor goede koffie moet je de hipstertruitjes volgen.

Mijn hipstervrije ijssalon serveert semi-rioolwater van Nespresso. Maar er is lawaai.
In het weekend zit het er zelfs vol. L'occasion fait le succès. Polohemden van Ralph Lauren, goeie pakken, dure haarcoupes. 't Is dat soort buurt.
Een paar jonge koppeltjes komen voor mekaar en proeven niets. “Mogen we naast u zitten?” Wurmen zich op die twee plekken. En dan maar giechelen als ik binnensmonds een zin test-rijd. Elke keer denken dat ze de eersten zijn die daarom lachen en ik hen niet uit een ooghoek zie.
De gezinnen, met hun goed geregeld kijven en knuffelen. Van heel dure kinderwagens tot goedkope vouwprullen, die met kleren van Anne Kurris, die van de Zeeman. De ene snauwt de peuter af, de ander kijkt dromerig naar een schreeuwende baby – en dat is niet eens inkomens- of kapselgerelateerd. Allemaal zijn ze onaantastbaar in het gerouleerd zorgen en geregel, dat spelt: “Ik zit gebeiteld”. Alsof het nooit eindigt.
De mannen vallen mij vooral op. Soms een gewone vent met kind, maar in deze buurt vooral mannen die overduidelijk geld hebben. Koning van de wereld, en dat zit hier zeer gemiddeld ijs te lepelen met hun kindertjes aan de andere kant van de tafel. Allemaal verloren. De vrucht van hun lendenen zit verlegen met de situatie te zijn. Soms zichtbaar verlangend naar een knuffel, als verlossing van die onzichtbare muur tussen vader en kind. Soms onderuit gezakt in hun dure jasjes met hun dure, kekke kapseltjes, schoppend op een tafelpoot. De vader die je wat nerveus ziet worden: moet ik in dat ene weekend juist wél of juist nìet daarom berispen? Soms vang je een stukje gesprek op, of toch een poging daartoe. Hoe het op school gaat. “Goed.” Schop, schop. Een week, soms twee, ingehaald op twee dagen, want voor co-ouderschap heeft zo'n man geen tijd. Ga er maar aan staan.

Geld is niet alles, denk ik dan.
Meestal vergeet ik dat géén geld ook niet voor ongeluk behoedt.
Misschien met opzet.
Ik had er ook bijna alleen gezeten, met de kinderen.

Misschien praat je ook na een overlijden moeilijk tussen ouder en kind. Zie ik scheidingen waar er andere, definitiever breuken zijn. Sommige breuken lijm je niet met goud. Ik heb zo'n slecht gehecht wondje aan mijn vinger. Toen ik met die vinger in spoed zat, liet de prof die assistent maar klooien. Twee keer schoot de naald uit en vergrootte de wond. Ik keek naar The Man, toen nog Het Lief. Ging die nu niets zeggen? Ik heb met het gevoel in die vingertop betaald om te beseffen dat hij dat soort man niet is. Ik zal het me nog verwijten dat ik aan hem morrelde zoals aan een vintage auto. Kijken of hij toch niet een beetje anders gaat doen als ik hier of daar sleutel.
Ik kruis mijn promolaarsjes anders. De dure mannen en ik, we hebben elk ons eigen goud. Allemaal onze breuken. Onze haarscheurtjes.

Meest gelezen