Uw borst, uw zaak !? - Celia Ledoux

Hoera! Vandaag begint de Internationale Week van de Borstvoeding. Tournée générale! Met die besparingen en de F-16's hoort u er dit jaar misschien minder van, maar er komt weer een campagne van om vrouwen tot voeden aan te moedigen. 't Is een mooie campagne hoor, vol idyllische plaatjes. Mooi. En ook nutteloos, schuldinducerend, en een klein beetje wraakroepend.

Het Evangelie van “Zo Goed!”

Borstvoeding is Zo Goed! Is dat nieuws voor u? Voor mij ook niet. Af en toe noemt een studie de voordelen kleiner dan gedacht. Die blijkt meestal gesponsord door poederfabrikanten. In Nederland staat er één hoogleraar op de loonlijsten van zo'n vijf poederconcerns, die vindt de voordelen ook klein. Alle andere studies en dokters noemen het Zo Goed. Ik ben dat beu gehoord. En het helpt niet één moeder.

Moeders stoppen. Ondanks zichzelf.

Interessant genoeg halen deze campagnes namelijk weinig uit. Wacht. Zei ik “interessant”? Ik bedoel “natuurlijk”. 67,8 procent van de vrouwen begint met voeden in Vlaanderen – Wallonië doet het met in de 70 procent veel beter. Bij het eind van hun materniteitsverblijf is dat aantal al sterk gedaald. Na drie maand krijgt iets meer dan 20 procent nog borstvoeding. 15 procent krijgt nog enige voeding na zes maanden.

België doet het Europees erg slecht, en zonder de Walen waren we in Vlaanderen helemaal het kneusje. De last daarvan wordt exclusief bij moeders gelegd. Terwijl een moeder centrale, maar kleine factor in het stoppen is. Cruciaal zijn de concentrische cirkels om haar heen, die haar voeden stelselmatig ondermijnen. De andere ouder, familie, omgeving, medische raadgevers, wetshandhaving en de poederfabrikanten.

Mijn ventje heeft dat liever niet

Wekelijks hoor ik jonge moeders zeggen: mijn man wil dat ik stop. Of hij “helpt” niet in het huishouden of bij de baby. Meestal zeggen ze beide. Studies bevestigen dat ze de vinger op de zere wonde leggen. Dé factor in borstvoedingsstoppen is gebrek aan steun van de partner. Intussen spreekt geen campagne ventjelief aan.

Mijn oma vraagt elke keer of ik "dat" nog doe

Andere terugkerend pijnpunt: oma, (schoon)moeder, zus of vriendin die vragen of je “dat” nog doet, of het alsjeblieft niet hier wil doen. Factor 2 in het stoppen is inderdaad gebrek aan steun uit de directe omgeving.

(Ho daar. Weet oma niet hoe lastig/makkelijk/(on)welvoeglijk voeden is?)

Een intermezzootje geschiedenis. Andere regio's hebben een zekere voedgeschiedenis, zodat oudere vrouwen kunnen helpen bij borstvoeding. Vlaanderen echter kent sinds de Middeleeuwen een traditie van (te) vroeg bijvoeden met “pap” (een prutje van meel/brood/water/koemelk).

Dat bracht infecties mee die borstvoeding weert of bestrijdt, tastte de darm aan die moedermelk beschermt. Daarna werd Vlaanderen erg vroeg geïndustrialiseerd; borstvoeding kreeg de nekslag. Werkende vrouwen moesten baby's ver weg uitbesteden of in de fabriekscrèche houden. Daar mocht je soms borstvoeden – pakweg langs een borstvormig gat in de muur. Pech als je kleine honger naar melk of moederliefde had: rendement ging voor.

Niet verrassend tekenen de toenmalige controle-instanties (Kind & Gezin avant la lettre) al goed een eeuw geleden cijfers op van zo'n 20 procent voedende moeders. Baby's stierven massaal, en borstvoeding raakte uit de mode. Alleen boeren voedden.
Nee: oma heeft wellicht niet gevoed. Evengoed zou ze u mogen steunen tegenover uw grommende grootvader.

Mijn pediater is nochtans echt vòòr borstvoeding!

Een kinderarts krijgt in zijn hele opleiding ongeveer één uur les over borstvoeding, waarin vooral gezegd wordt hoe goed het is – want dàt wist hij natuurlijk nog niet. Vreemd gevolg: pediaters leren het gros van hun aberrante “kennis” over borstvoeding, uit folders of op seminaries van poederfabrikanten. Heel betrouwbaar is die info niet.

Vanzelfsprekend gaan ouders met voedproblemen naar de pediater. Oma's en moeders kunnen niet helpen, en hoewel borstvoeding zo vanzelfsprekend is als ademen of wandelen, moet je er maar aan gaan staan als ijzeren longen en rolstoelen je omgeven. Voortdurend berichten jonge moeders met de handen in het haar over “professionele” raad die nergens op slaat.

“Vijf voedingen moet genoeg zijn op zes kilo, hoor!” Acht tot 12 kleinere voedingen is qua gezondheid een minimum – ook bij poeder, ongeacht de verkoopspraat op het etiket. Met vijf heb je op drie maand geheid te weinig melk. “Nachtvoedingen? Die heeft een kind van zeven weken niet nodig.” De suikerspiegel daalt té zwaar voor de in sneltempo ontwikkelende hersenen bij ononderbroken slapen – alweer: ook bij poeder.

“Vanaf zes maanden zit er niets meer in.” Nee, het verandert op klokslag zes maand miraculeus in water! Zonder gekheid: borstvoeding bevat zelfs méér antistoffen als een kind gaat kruipen.
“Kool/koffie/alcohol/medicatie/buikslapen/sport/rennen moet u laten!” Onzin. Uitzonderlijk is een kind allergisch. Meestal aan koemelk (waaruit poeder bestaat, dus dat lost niks op). Niet aan kool of een kop koffie. Twee glazen drank geven veel minder alcohol in de voeding dan de gemiddelde fruitpap. En als rennen of buikslapen je ding is: laat het vooral niet.

“U moet minder voedingen geven, u verwent hem” of “Om de vier uur eten is maximum.” Weinig en zelden drinken is juist ongezond voor de baby – ook bij poeder – en droogt de melk van de moeder op. Verwennen doe je later, met speelgoed of snoep.

Ik kan pediatrische fabels opzeggen bij het dozijn en in kwatrijnen, en ik ben niet eens lactatiekundige (=de specialist die wél met voedproblemen kan helpen). Begrijp me goed. Geen enkele arts is “tegen borstvoeding”, kundig erin zijn echter weinigen. Medische specialisten, van ziekenhuisvroedvrouwen tot kinderartsen, verknallen het met goedbedoelde onkunde voor veel borstvoedwillige moeders. Al die slechte raad overtuigt een vrouw érg snel dat borstvoeden aartsmoeilijk is. Ik zou er verdorie ook van stoppen.

Dit betreft jammer genoeg ook artsen en verplegers van Kind & Gezin. Die hòren gespecialiseerd te zijn, en Kind & Gezin zegt borstvoeding te promoten. In de consultatiekamer zelf heb je echter geluk als die enkele parel je wél juiste info geeft.

Simpele, maar basic dwarsligger daarbij: Kind & Gezins groeicurves zijn uniform, maar vrijwel uitsluitend op fleskinderen afgesteld. Die groeien anders: eerst trager, dan sneller. Een borstvoedingskind zal dus eerst “te snel” groeien (“geef hem minder voedingen”) en daarna “te weinig” (“die moet flessen!”) Ondanks lippendienst, saboteert Kind & Gezin in de praktijk borstvoeding massaal.

Twee flessen per dag en kolven als het kan met de klanten

Belgiës korte moederrust, 16 weken voor en na bevalling, is een schande – nog gezwegen over de onmenselijke zes tot acht weken waarop een zelfstandige ouder haar hummel moet achterlaten. Nu nieuwe decretale normen voor kinderopvang opvangleiders nòg minder tijd per kind gunnen, mist een baby haast automatisch de liefdevolle aandacht, nodig voor een normale ontwikkeling.

Ook biologische noden volgen is moeilijk in die omstandigheden. Een babymaag heeft minstens elke twee à drie uur een klein flesje nodig, niet het in crèches gangbare vloeibaar Kerstdiner, twee keer per dag. Een flessenkind accepteert zo'n obesitas-ganzenproppen nog, doordat een fles moeilijk verteert. Maar lichtverteerbare borstvoeding maakt het borstvoedingskind “moeilijk” naar die vreemde crèchenormen: het wil gevoed worden naar zijn biologische behoefte.

België staat een vrouw sinds een paar jaar een uur per dag kolven toe tot de baby negen maand is (daarna moeten uw borsten blijkbaar hun manieren houden, of zoiets). Geen luxueuze ratio en wettelijk recht, maar ettelijke managers of bazen zetten vrouwen onder druk om het “tussen de shifts”, “als het kan”, “als klanten het toelaten” te doen – of vragen geïrriteerd “moet dat écht?” Dwing in deze economie je wettelijk recht maar af.

Uw tweemaander moet eindelijk eens onafhankelijk worden, hoor

De Roze Doos gaf mijn adres aan Nestlé. Die stuurden me een plastic bord vol logo's en Nestléberen met de raad mijn baby op vier à zes weken “onafhankelijk” te maken. Moest baby op kot? Nee, baby zou onafhankelijk worden van Nestlé-flessen en -potjes. Gek. Mijn vakliteratuur vond vaste voeding voor negen maanden alleen slecht voor de darmen, en zweeg over gebottelde onafhankelijkheid. Ik pakte het bord vol BPA en Nestlé-reclame – beide wellicht zeer schadelijk – in en retourde vrolijk vloekend met “niet bekend op dit adres”.

Niet één campagne die “Ventje” target

Ik ben het zo zat dat moeders de schuld krijgen. Dat ze hun kind “het beste niet gunnen”. Dat ze niet beter weten. Wat een nonsens! Moeders leggen zich dubbel, maar worden van alle kanten dwars gezeten. Als ze stoppen of te lang voeden, als ze wat opstartproblemen hebben en toch doorgaan of juist stoppen, als ze publiek voeden, als hun huis niet fantastisch oogt, als ze voor dat kind kolven – het is nooit goed. Moeders doen hun best, maar moeten tegen een enorme stroom nonsens in zwemmen.

Dus target eindelijk al die andere mensen eens. Die talloze ontbrekende schakels die de boel wél saboteren. “Zij geeft borstvoeding – ik steun haar helemaal” – en een vader met wasmand en kop thee voor haar. “Borstvoeding: echt wel mooi” – en een oma of opa die trots naast een voedend kleinkind zit.

“Bij ziekte help ik – bij voeding helpt zij” – met een arts en een lactatiekundige naast mekaar of, revolutionair: “Ik ben arts – maar ook lactatiekundige”, en één witte jas als one-stop shop.
“Kolven op het werk: dat is gewoon uw recht” – met een stelletje werkende mensen.

Misschien eist “ventje” dan geen klaarstaand eten 's avonds. Zegt opa niet meer dat het “geen manieren” zijn. Misschien herkent een bijgeschoold arts een bacteriële infectie of een ontsteking en werkt ze in twee dagen weg, in plaats van “oh, nu moet u stoppen” te roepen. Leert de verpleegster van Kind & Gezin dat 15 keer voeden helemaal niet zo raar is. En misschien, goh, kunnen we die andere reclame eindelijk eens aan banden leggen.

Misschien beseffen we dan ook dat moeders niet “mislukt” zijn, maar eenzaam een ontzettende last dragen, die over een gemeenschap verdeeld hoort. Misschien laten we moeders dan eindelijk écht vrije keus. Want wie niet voeden wil: die mag dat gewoon. En dan wordt het misschien – eindelijk – écht vrije keus, en geen dwarsbomen van uw babyplannen.

(Celia Ledoux is schrijver en columnist.)

Meest gelezen