Vrouwkracht – Aya Sabi

Toen ik jong was, speelde ik graag voetbal. Dat er vanaf mijn kindertijd werd ingehamerd dat die sport niets voor meisjes was, daar trok ik me niets van aan. Ik was tien jaar oud toen ik me liet bewonderen op het veld. “Helemaal niet uitzonderlijk goed, maar voor een meisje natuurlijk wel.” Toen klonk dat als muziek in mijn oren. Nu besef ik hoe seksistisch en denigrerend die uitspraak was.

Aya Sabi studeert aan de Universiteit Hasselt en blogt om de twee weken voor deredactie.be.

Ik moest ongeveer elf jaar oud zijn toen een oudere vriendin mij waarschuwde: “Je moet niet te uitbundig zijn in je voetbal. Anders gaan ze je een manwijf noemen. Alsof je geen echt meisje bent.” Ik was in de war. Ook zij voetbalde in die tijd. Ze zal dus heus niet bedoeld hebben dat ik moest stoppen met het voetballen. Dat was ik eerlijk gezegd ook niet van plan. Ik was en ben niet op mijn mond gevallen. Als ze iets zouden roepen, had ik mijn antwoord ook wel klaar.

Toch begon ik na te denken, steeds wanhopiger zoekend naar een evenwicht tussen een meisje te zijn en voetbal te spelen. Nu kom ik pas tot het besef hoe schrijnend dit is. Dat ik al vanaf mijn elfde jaar botste op beperkingen alleen maar omdat ik een meisje was en de omgeving verwachtte dat ik vrouw zou worden.

Wanneer ben je vrouw?

Als de buitenwereld je als dusdanig accepteert? Als je omgeving, afhankelijk van op welk continent en in welke cultuur je geboren bent, je als vrouw definieert? En op die manier ook loze beperkingen oplegt, omdat het dan ook vertelt wanneer je geen of minder vrouw bent. Het legt je op een evenwicht te vinden tussen ambitieus en intimiderend, tussen autoritair en bazig, tussen sletterig en preuts, tussen mondig en brutaal, tussen onafhankelijk en vurig zijn.

Veel later kwam ik er pas achter dat ik helemaal geen evenwicht moest of kon vinden. Ik was een meisje en speelde graag voetbal. Ik kan uren in de keuken staan, appels schillen voor een heerlijke appeltaart of chocolade smelten om brownies te bakken en ondertussen kan ik het hardste vloeken bij een gemiste penalty. Nou en? Het ene betekent niet dat ik meer vrouw ben. Het ander betekent ook niet dat ik minder vrouw ben.

Ik ben feministe

Er ontketende zich zo een hele revolutie in mijn hoofd. Er was geen moment waarop ik meer of minder vrouw was. Dat was misschien mijn eerste gedachte als feministe. Ik ben het. Ik ben feministe, omdat ik zie en voel dat vrouwen te vaak botsen. Bijvoorbeeld tegen glazen plafonds. Dit is heel concreet in onze samenleving, maar ook wordt vrouwen vaak onbewust het zicht op een open horizon ontnomen.

Voor mij is het feminisme een gezonde en normale reactie op de structurele achterstelling van vrouwen. Of dat nu gaat over het ontzeggen van het recht op onderwijs aan meisjes (elders) of het beeld van vrouw-zijn waarvan ons denken doordrongen is (overal). Dat een vrouw als Danira Boukhriss Terkessidis, slim, knap en ambitieus wordt afgeschilderd als arrogant en een lading aan negatieve commentaar over zich heen krijgt, vind ik meer dan hallucinant. Het rechtvaardigt ook mijn feminisme. En het feminisme van vele anderen.

Het was een late namiddag voor het station van Leuven, waar ik zat met Yasmine Schillebeeckx, blogster en een van de initiatiefnemers van de hashtag “wij overdrijven niet”. Het was een zonnige zondag in september en terwijl de wereld om ons heen traag draaide, voelden wij ons gesteund in elkaars visie over het feminisme. Omdat wij er geen invulling aan gaven. We definieerden het vrouw-zijn niet. We definieerden vrijheid niet, want vanaf het moment dat je vrijheid definieert, ben je onbewust onvrijheid aan het omvatten.

Een paar weken later, stuurde Yasmine mij de cover van haar boek, waar ze momenteel aan werkt. De titel was: “Echte vrouwen bestaan niet.” En dat, dat had ik willen beseffen toen ik elf jaar oud was.

Meest gelezen