De trein woont in een krotwoning - Jürgen Mettepenningen

We reden met de wagen in Vilvoorde richting treinstation. Een dagje Zoo in Antwerpen met zoonlief lag in het verschiet. De Stationslei kondigt het met zijn naam reeds aan: u nadert het station. Aan de rotonde riep Mauro het bovendien ook nog eens uit: ‘Papa, hier woont de trein!’ En toen was het even blozen van plaatsvervangende schaamte.

In lamentabele toestand

Kris De Bruyne mag dan wel mooi zingen over de Far West, de sindsdien bekende wijk van Vilvoorde, het station van Vilvoorde doet inderdaad denken aan het verre Westen, dat van lang geleden. Wie bij regenweer op het perron wacht op een trein, vindt met moeite een droge plaats. De zitplaatsen zijn nat en onder de zitplaatsen staan de putten vol water. De ‘trapkooien’, zoals die op de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed zo mooi genoemd worden, zijn stuk voor stuk een grote zeef, met trappen die daardoor een gevaarlijk gladde bedoening zijn. Vallen is zelden eenvoudiger geweest: naast het verre Westen dreig je hier ooit wel eens buiten westen te geraken… Ook al waren er reeds ettelijke jaren vernieuwingsplannen waarvoor ettelijke miljoenen voorzien waren, er bewoog tot nu niets aan het station.

In gebreke gesteld

Het stadsbestuur, onder de leiding van Hans Bonte, stuurde een ingebrekestelling: een dwangsom zou betaald moeten worden indien er nog steeds geen werk van wordt gemaakt! Bonte buurt, zeg maar. Het antwoord van Jo Cornu liet niet lang op zich wachten. Ook volgens hem dient er dringend werk te worden gemaakt van het station van Vilvoorde. Bij zoveel eensgezindheid van topmensen dus bij deze mijn bescheiden oproep in de naam van de vader en de zoon: nu werkzaamheden graag! Niet alleen voor de reizigers, maar ook voor het vriendelijke personeel in Vilvoorde, dat een station verdient om fier op te zijn. En ook voor mijn zoon dus, die als eerste station in zijn leven precies Vilvoorde kreeg voorgeschoteld, halfweg het eerste traject van een trein ooit in ons land: Brussel-Mechelen.

Woont hier de trein?

Mauro herhaalt wel eens wat. ‘Hier woont de trein’, is er zo eentje van, telkens als ik het station van Vilvoorde voorbijrijd. Toeval of niet, maar op het perron zelf, bij zijn eerste treinrit in zijn ongetwijfeld lange loopbaan van treinritten, veranderde de woordvolgorde: ‘Woont hier de trein?’ En toen ik niet snel een antwoord kon bedenken, vroeg hij met klem: ‘Woont hier echt de trein, papa?’ Het zag er inderdaad niet uit. Komen we dan aan in Antwerpen Centraal: prachtig station, ronduit geweldig. Ook in de ogen van Mauro, die op zijn eigen manier aangaf nog nooit zoveel treinen te hebben zien samenwonen. Mijn zoon heeft de smaak van de trein en zijn woonplaatsen stevig te pakken. Heerlijk om bij hem de verwondering te zien over de snelheid, ‘nog een andere trein’ en de conducteur met de sleutel.

In de Zoo wilde hij de olifanten en de leeuw zien, geen ander dier. Hij was gehaast: we moesten maar eens zo snel mogelijk opnieuw de trein opstappen, vond hij. Ik heb hem nog de pinguïns en de slangen kunnen aansmeren, maar toen was het spel uit: terug naar het station dus. Op nog geen drie uur was ik weeral in Vilvoorde. De trein was niet het middel voor een bezoek aan de Zoo, maar de Zoo een argument om de trein te kunnen nemen!

Teruggekomen had mijn zoon geen oog meer voor de staat van het station van Vilvoorde. In zijn ogen enkel de glans van tevredenheid over zijn treinavontuur! ‘Papa, gaan we nog eens met de trein?’ Uiteraard, antwoordde ik. Voor die blik doet een mens toch alles? Zelfs opnieuw in Vilvoorde opstappen…

(Jürgen Mettepenningen is theoloog.)
 

Meest gelezen