Over het vermeende verbond tussen religie en moraal - Johan Braeckman

De resultaten van de veelbesproken studie van Jean Decety en zijn collega’s zijn niet verbazingwekkend, ook al druisen ze in tegen diepgewortelde overtuigingen. Een religieuze opvoeding maakt kinderen niet meer, maar net minder altruïstisch? Religie maakt hen gemener bij het uitdelen van straffen?

Johan Braeckman is filosoof aan de Universiteit Gent.

Laat ik even uitleggen waarover het gaat. Het wetenschappelijk tijdschrift Current Biology publiceerde recent een artikel waarin de auteurs de relatie tussen religie en moraliteit analyseren. Ze onderzochten 1170 kinderen tussen vijf en twaalf jaar oud, in zes landen (Canada, China, Jordanië, Turkije, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika).

Vooraf brachten ze de mate waarin religie een rol speelt in het gezin in kaart en werd aan de ouders gevraagd om in te schatten hoe empathisch en hoe gevoelig voor onrecht hun kinderen zijn. Bijna 24% van de onderzochte kinderen gaf aan christelijk te worden opgevoed, 43% als moslim, 2,5% joods, een klein aantal als hindoe, boeddhist of agnost en 27,6% als niet religieus.

De kinderen speelden het zogenaamde “dictator game”, een door de psycholoog Daniel Kahneman ontwikkeld “spel” waarbij één “speler” een bepaald bedrag krijgt en het moet delen met een andere “speler”. Als het spel herhaaldelijk gespeeld wordt, kan men inschatten wat volgens de spelers een rechtvaardige verdeling is, hoe altruïstisch ze zijn en in welke mate ze onrechtvaardige verdelingen willen bestraffen.

In alle onderzochte landen gaven de religieuze ouders aan dat hun kinderen meer empathisch en een groter rechtvaardigheidsgevoel hebben dan de kinderen die opgroeien in niet religieuze gezinnen. De onderzoeksresultaten tonen evenwel aan dat het tegendeel het geval is. Hoe religieuzer kinderen worden opgevoed, hoe minder altruïstisch ze zijn en hoe sterker ze geneigd zijn om anderen harder te straffen.

Religie en groepsidentiteit

De reden waarom kinderen met een religieuze opvoeding minder altruïstisch zijn is niet meteen duidelijk. Een mogelijke verklaring is dat religie de groepsidentiteit definieert en versterkt. Mensen zijn groepsdieren. Het is niet verwonderlijk dat we meerdere psychologische eigenschappen hebben die ons hyperalert maken voor het verschil tussen de eigen groep en de rest, de buitenstaanders, de vreemdelingen.

Bizarre religieuze rituelen en voedingsregels, het uit het hoofd leren van hele brokken eeuwenoude teksten en anachronistische kledingvoorschriften: het zijn maar enkele van de manieren waarop religie de groepscohesie bevordert en het verschil tussen de in- en outsiders bekrachtigt. Religie moedigt positieve morele waarden en ethische voorschriften aan, maar helaas voornamelijk voor de eigen groep. “Bemin je naaste als jezelf” betekende in de praktijk: “Help en steun de leden van je eigen clan”. Het zegt niets over hoe altruïstisch je moet zijn naar buitenstaanders toe. De naaste is een ander groepslid.

De ontwikkeling van een sterke, religieus omschreven groepsidentiteit houdt daarom het risico in dat zich een moraal ontwikkelt die vijandigheid en agressie naar de andere groepen toe als prijzenswaardig ziet. Het Oude Testament bevat vele voorbeelden van die dynamiek en in onze tijd is de structuur en handelswijze van Islamitische Staat een voor de hand liggend voorbeeld.

Bijzonder veelzeggend is bijvoorbeeld dat de slavernij nergens in de basisteksten van het christendom en de islam wordt afgekeurd. In het Nieuwe Testament ontwikkelt zich weliswaar een meer universele ethiek, maar ook daar zijn slaven domweg geen volwaardige naasten. Men hoeft er dan ook geen altruïstische tijd en energie aan te verspillen.

Geloven in geloof

De studie in Current Biology gaat slechts summier in op mogelijke verklaringen. Haar echte belang is dat ze andermaal aantoont dat religie niet nodig is voor de ontwikkeling van een hoogstaande moraal. Kinderen behoeven geen goddelijke ethische richtlijnen, noch bovennatuurlijke dreigementen of beloftes, om uit te groeien tot volwassenen die zich moreel verantwoord gedragen.

Dat ligt in de lijn van vele andere studies die illustreren hoe moreel gedrag zich ontwikkelt. Zelfs kapucijneraapjes, zo blijkt uit experimenteel onderzoek, hebben een rechtvaardigheidsgevoel. Nochtans zijn ze niet religieus. Het beste wat tot onze psychologische natuur behoort, ontwikkelt zich ook, of zelfs beter, zonder religieuze stokken achter de deur.

Voor de grote meerderheid van christenen en moslims is dit contra-intuïtief. Er is de sterke overtuiging dat het net dankzij religie is dat mensen er over het algemeen voor kiezen om het goede te doen, om rechtvaardig, vergevingsgezind, empathisch en altruïstisch te zijn. Ongelovigen worden vaak als moreel onbetrouwbaar beschouwd: wie niet in God gelooft, kende geen normale morele ontwikkeling en kan geen hoogstaande ethiek hebben.

Vele gelovigen vertrouwen eerder mensen die in een andere god dan die van hen geloven, dan iemand die denkt dat alle goden voortkomen uit de menselijke fantasie. Gek genoeg zijn er ook vele ongelovigen die geloof hechten aan de opvatting dat religie positief is omwille van morele redenen. Het is één van de illusies over religie die Maarten Boudry in zijn pas verschenen boek Illusies voor gevorderden bespreekt. Illusies over illusies, toont Boudry overtuigend aan, kunnen gevaarlijk zijn. Denk bijvoorbeeld aan de wijdverspreide illusie dat religie helemaal niets te maken heeft met terreur.

Ook nu, na de vreselijke aanslagen in Parijs, is het voorspelbaar dat meerderen de rol van religie hierin zullen ontkennen. Dat is een bijzonder vreemde, en inderdaad gevaarlijke redenering. De daders verwijzen zelf naar hun God, naar specifieke koranverzen en andere religieuze factoren om hun daden te rechtvaardigen, maar de grote meerderheid van mensen die geloven in geloof, blijft blind voor de religieuze dimensie van de terreur. Alsof de bomgordels niets te maken hebben met ideeën over het hiernamaals. Voor alle duidelijkheid: religie is vanzelfsprekend niet de enige, zelfs niet de belangrijkste verklarende factor van de terreur waarop we zo moeilijk vat krijgen. Maar het is wel degelijk een factor, die we veel meer in focus moeten brengen.

De opvatting dat godsgeloof ons in het morele gareel houdt, deugt duidelijk niet. Veel gelovigen beseffen dat ongetwijfeld zelf. Hoeveel christenen en moslims zijn er die vrezen te degenereren tot immorele monsters, mochten ze om een of andere reden hun geloof verliezen? Ze denken misschien zo over de anderen, maar niet over zichzelf. Mocht dat toch het geval zijn, laat ons dan hopen dat ze maar beter nooit afvallig worden.

Meest gelezen