Waarom Nederlandse rechters moeten overleveren of niet? - Dirk Leestmans

De rechtbank in Amsterdam beslist vandaag over de vraag of een aantal verdachten nu toch overgeleverd mogen worden aan ons land. Begin deze maand werd het licht daarvoor nog op oranje gezet omdat de Nederlandse rechtbank te veel twijfels had bij de situatie in onze gevangenissen. Om die reden vroeg de rechtbank bijkomend onderzoek. Wat heeft dat onderzoek opgeleverd en is dat voldoende om de twijfels weg te nemen? Een discussie op de grens van het recht en de diplomatie.
analyse
Analyse
© VRT

Dirk Leestmans is is journalist bij de cel Justitie bij VRT Nieuwsdienst.

Op 13 juli 2017 publiceerde het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende behandeling of bestraffing (kortweg het antifoltercomité) een publieke verklaring over onze Belgische gevangenissen (lees hier). Die publieke verklaring, op zich al een erg uitzonderlijk initiatief, was niet mals. Minister Koen Geens (CD&V) zei in een reactie aan VRT Nieuws met het hem typerende gevoel voor understatement dat het geen eer is om minister van Justitie te zijn in een land dat zo’n scherpe kritiek krijgt.

Kritiek krijgen is één, de gevolgen dragen is twee

De publieke vermaning jegens het Belgisch gevangeniswezen was niet prettig om te incasseren, sommigen spraken over een blamage, maar de vraag was vooral wat de reële impact zou zijn. Ook op het kabinet van minister Geens hield men zich met die laatste vraag al snel bezig.

's Anderendaags, op 14 juli 2017, belde namelijk al een verontruste teamleider/officier van Justitie bij de Internationale Rechtshulpkamer in Amsterdam (IRK) naar het Belgische directoraat-generaal Wetgeving en Fundamentele Rechten en Vrijheden. De man in het noorden zag de bui in het zuiden al hangen en vreesde dat deze zou overwaaien. Hij uitte zijn ongerustheid over de impact van dit CPT-statement wetende dat vier dagen later, op 18 juli, de IRK van de rechtbank van Amsterdam een 10-tal Belgische overleveringszaken moest behandelen. En, zo zei hij, "het is reëel dat de verdediging naar dit rapport zal verwijzen."

Op de Belgische FOD Justitie gingen een aantal alarmbelletjes af. In een mail naar diverse betrokkenen wordt gevraagd deze zaak "zeer goed op te volgen (..) teneinde te anticiperen op het debat (...) vraagt het OM te Amsterdam alle nuttige informatie."

"Het zou zeer schadelijk zijn dat Nederland naar ons weigert over te leveren"

Onder andere de adjunct-kabinetschef van Geens ondersteunt de vraag om "actief te communiceren" met Nederland want, zo schrijft hij, "Het zou zeer schadelijk zijn dat Nederland naar ons weigert over leveren." Richting Nederlands Openbaar Ministerie vertrekt op 17 juli vanuit de Belgische FOD Justitie een mail waarin gewezen wordt op het feit dat de maandenlange stakingen erg exceptioneel en alleen in de Franstalige inrichtingen waren, de gevangenisbevolking permanent dalende is en de gesprekken met de vakbonden over een minimale dienstverlening lopende.

Maar de argumentatie overtuigde blijkbaar niet helemaal.

Het zekere voor het onzekere?

Want op 1 augustus zette de Internationale rechtshulpkamer in Amsterdam het licht niet op groen noch op rood maar op oranje (lees het persbericht hier).

De rechtbank weigerde in te gaan op het overleveringsonderzoek (gevraagd door de Antwerpse onderzoeksrechter) al houdt ze duidelijk een slag om de arm. "Enerzijds rechtvaardigt een en ander vooralsnog niet de conclusie dat gedetineerden in Belgische gevangenissen in het algemeen een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling lopen, laat staan dat voor de opgeëiste persoon in geval van overlevering een dergelijk reëel gevaar bestaat. Anderzijds vormt een en ander wel voldoende aanleiding om ambtshalve nader te onderzoeken of zich een gevaar als hierboven bedoeld voor doet."

Geen rozengeur en maneschijn

Het was geen uitspraak, het was een tussenuitspraak, een vraag naar een nader onderzoek. De rechtbank vroeg meer informatie en volgens sommigen is die vraag niet zozeer bedoeld uit een bekommernis voor de fundamentele rechten van gedetineerden in België maar wel om zichzelf als rechtbank in te dekken tegen het verwijt over te leveren aan een land dat de mensenrechten zou schenden. Het is een wat formalistische gedachtegang, eigen aan het juridische denken.

Maar anderzijds verbaast het natuurlijk wel erg dat buurland Nederland de facto een motie van wantrouwen uitsprak t.a.v. België daar waar het in het kader van de Europese rechtshulp (zoals bv. het Europese aanhoudingsmandaat) impliciet zijn vertrouwen uitspreekt jegens de Belgische justitie. Dat het in het Belgisch gevangeniswezen geen rozengeur en maneschijn is, weten we allemaal al veel langer dan vandaag maar overdrijft Nederland nu niet een beetje door zo drastisch te beslissen?

Juridisch verstand of gezond verstand?

Al is het op zich een goede zaak dat lidstaten mekaar wat in het oog houden en zo nodig op de vingers tikken. Vertrouwen is goed, controle is beter, zo luidt het motto.

Maar moet er in plaats van het juridisch verstand niet ook eens gezond verstand gebruikt worden? België is nu toch ook weer geen bananenrepubliek? En speelt er niet te veel selectieve verontwaardiging van de Nederlandse rechters? Zij leveren niet over aan België maar doen dat sinds kort bv. weer wel aan Turkije, een land waarbij toch ook de vraag kan gesteld worden of het een schoolvoorbeeld van een rechtsstaat is (al maakt Nederland wel een uitzondering voor Gülenaanhangers).

De minister schrijft een brief

Deze vragen beantwoordde minister van Justitie Koen Geens allemaal niet in zijn brief van 11 augustus (lees hier). Hij trachtte punctueel wel een antwoord te geven op twee vragen, die naar de detentieomstandigheden in het algemeen en die naar de detentieomstandigheden in het bijzonder van de acht verdachten in kwestie. Hij verwijst naar de drie masterplannen om duidelijk te maken dat de capaciteit uitgebreid wordt en in de bestaande gevangenissen de (materiële) omstandigheden aangepast worden aan de moderne normen. De minister verwijst ook naar de lopende gesprekken i.v.m. de minimale dienstverlening. En wat de acht verdachten in het bijzonder betreft engageert hij zich om hen "een normaal detentieregime te waarborgen."

Ook de betrokken Antwerpse onderzoeksrechter schrijft een brief naar het Nederlandse Openbaar Ministerie. Hij verwijst naar de brief van de minister en voegt er nog aan toe dat hij als onderzoeksrechter ook de plicht heeft "een verdachte alle garanties te verzekeren die voorzien zijn in de nationale en internationale bepalingen."

"Hier kunnen we niets mee"

Dinsdag jl. werd de zaak opnieuw behandeld voor de Amsterdamse rechtbank. Het bijkomend onderzoek dat de rechtbank gevraagd had, kwam er dus op neer dat er twee Belgische brieven (van de minister van Justitie en van de onderzoeksrechter) aan het dossier werden toegevoegd. Kon dat de advocaten van de verdediging overtuigen? Niet echt. Zij spraken over het resultaat van het bijkomend onderzoek in termen van "nogal magertjes", "het uiten van goeie voornemens maar weinig feitelijke informatie hier en nu".

En, zo vroeg advocaat Zahra Bufadiss zich af, wat is dat engagement van een minister voor "een normaal detentieregime" waard? En betekent dat dan dat al die andere geen normaal detentieregime hebben? Een wakkere advocaat Vincent Kraal voegde daar nog aan toe dat er hier en nu wel degelijk ook gestaakt wordt in een Vlaamse gevangenis (Ruiselede). Advocaat Borderwijk stelde de luidop de vraag naar de meerwaarde van deze recente informatie. "Wat weten we nu eigenlijk meer dan begin augustus?" En de logische slotvraag was dan: "Als de rechtbank twijfelde begin augustus, heeft ze nu geen enkele valabel nieuw argument gekregen om niet meer te twijfelen."

"Gelooft u de Belgische minister dan niet?"

De officier van justitie vond dat met het "adequaat antwoord" uit België er wel degelijk voldoende is aangetoond dat er geen reëel gevaar is. "Het is een antwoord van het hoogste politiek niveau met een duidelijk engagement." En tot de rechters zei hij: "Dit moet u overtuigen want anders zegt u eigenlijk dat u de Belgische minister van Justitie niet gelooft."

En met die laatste vraag ligt de heikele kwestie terug op het bordje van de rechtbank. Want in wezen draait het daarom: zijn de detentieomstandigheden in België in de ogen van een Nederlandse rechtbank inhumaan? En geloven ze bijgevolg de Belgische minister van Justitie niet die hen trachtte te overtuigen van het tegendeel. En als het laatste dan het geval is, wat betekent dat voor de justitiële samenwerking tussen België en Nederland, in het bijzonder in de wetenschap dat er jaarlijks 200 à 300 dergelijke overleveringsverzoeken tussen de buurlanden zijn? En dan zwijgen we nog over de politieke gevoeligheid van zo’n uitspraak.

Het laatste woord is aan de rechtbank. Morgen.

Meest gelezen