Zorgen onze frieten voor nieuwe spelregels in Europa?

De Europese Commissie is het beu dat ze steeds de zondebok is voor onpopulaire maatregelen die de lidstaten goedkeuren. Of dat - zoals de uitspraak van minister Ben Weyts over onze frieten - verwarrende informatie verspreid wordt die veel commotie veroorzaakt. En daar wil de Commissie iets aan doen.
analyse
Analyse

Rob Heirbaut en Hendrik Vos schrijven om de twee weken beurtelings een analyse respectievelijk opinietekst over Europese politiek. Heirbaut is VRT-journalist, gespecialiseerd in de EU. Vos is hoogleraar aan de Universiteit Gent, waar hij directeur is van het Centrum voor EU-studies.

Acrylamide verhoogt volgens de Europese Autoriteit voor de Voedselveiligheid (EFSA) het risico op de ontwikkeling van kanker. Acrylamide is aanwezig in verschillende soorten voedingsmiddelen, zoals frieten, chips, koekjes, brood en ontbijtgranen.

Acrylamide ontstaat tijdens het bakken of frituren van voedsel dat veel koolhydraten bevat. Bij het koken van voedsel gebeurt dat niet.
Het rapport van het EFSA dateert van 2015.

De Europese Commissie is vervolgens begonnen met het uitwerken van maatregelen die voor minder acrylamide in onze voeding zouden moeten zorgen. Dat is geen gemakkelijke opgave. Iedereen wil natuurlijk kanker bestrijden. Maar hoe?

Een maximumlimiet vastleggen per voedingsproduct, en producten die meer acrylamide bevatten verbieden? Dat is iets waar sommige actiegroepen op gehoopt hadden. Ze waren dan ook erg teleurgesteld toen de Europese Commissie voor een andere aanpak koos:

Ze opteerde voor een soort gedragscode voor al wie levensmiddelen produceert, gaande van grote bedrijven zoals Pizza Hut of Nestlé, tot bakkers, restauranthouders of frituristen.

Die gedragscode wordt in een “verordening van de Europese Commissie” gegoten. Dat is te vergelijken met een Koninklijk of Ministerieel Besluit bij ons. In de gedragscode staan maatregelen opgesomd die de bedrijven moeten nemen om voor minder acrylamide te zorgen in de voedingsmiddelen die ze produceren.

Grote frietproducenten moeten bijvoorbeeld tests uitvoeren op aardappelen, en aardappelen kiezen met een laag suikergehalte. Ze moeten rauwe frieten blancheren (in kokend water dompelen).

Tot welke vermindering van acrylamide moet dat leiden? In een annex bij de verordening staan “benchmarks” of streefdoelen die de voedingsproducenten moeten halen (500 microgram per kilo frieten bijvoorbeeld). De inhoud van de verordening is grotendeels gebaseerd op gedragscodes die Europese koepelorganisaties (van de horeca, van de bakkers, van de voedingsindustrie, ..) hadden opgesteld. Er is regelmatig overleg geweest met vertegenwoordigers van de lidstaten over de inhoud van de tekst.

Softe aanpak

Op het eerste gezicht lijkt het om een strenge tekst te gaan, maar bij nader inzien valt het nogal mee. Bedrijven moeten zelf stalen nemen van hun producten. Er zijn geen sancties wanneer ze het streefcijfer overschrijden. Na drie jaar gaat de Europese Commissie wel evalueren of deze “softe” aanpak werkt. Als er dan niet minder acrylamide in onze voeding zit, komt ze wellicht met nieuwe regels met bindende maximumlimieten.

Bovendien zijn de maatregelen die kleine zelfstandigen, zoals frituristen, moeten nemen, minder verregaand. Zo moeten ze, waar het mogelijk is, rauwe gesneden frieten wassen voor ze gebakken worden. Waar het mogelijk is, moeten aardappelen vooraf geblancheerd worden. Kleine zelfstandigen zijn bovendien vrijgesteld van de verplichting om stalen te nemen die aantonen dat hun frieten minder acrylamide bevatten.

Er zullen ook geen Europese controleurs op pad gestuurd worden om te controleren of er geblancheerd wordt. In het kader van hun routinecontroles moeten inspecteurs van de nationale autoriteiten voortaan wel aan restauranthouders en frituuruitbaters vragen welke van de maatregelen uit de gedragscode ze nemen om acrylamide te verminderen.

Einde van onze friet?

Toch zorgt deze bepaling voor ophef, bij frituuruitbaters en bij Vlaamse politici. Blancheren is bij ons niet gebruikelijk en het zou naar verluidt nefast zijn voor de smaak van de friet. Het is in de praktijk ook moeilijk om toe te passen in een restaurant of frietkot, waar de klant snel bediend moet kunnen worden.

Op de website van de Europese Commissie, waar iedereen tot 7 juli op het voorstel kon reageren, staat gelijkaardige kritiek te lezen van de Nederlandse horeca-federatie.

Nochtans is bewezen dat blancheren (kort koken van de aardappelen of frieten) het acrylamidegehalte doet dalen. Het Belgische Federaal Voedselagentschap beveelt iedereen die thuis frieten maakt trouwens aan om te blancheren.

Maar de kwestie ligt supergevoelig. De bevoegde Europese Commissaris Vytenis Andriukaitis benadrukte in een interview met het VRT-Journaal dat het hier helemaal niet gaat om een verplichting om te blancheren. Ook de woordvoerder van Commissievoorzitter Juncker probeerde de gemoederen te bedaren, toen hij vragen over de kwestie kreeg, zei hij: “Le frite, c’est chique.”

Federale en Europese ambtenaren die het dossier al lang volgen, begrepen niet waarom er in Vlaanderen plots zulke heisa ontstaan was, als gevolg van een brief van Vlaams minister Ben Weyts (foto) aan de Europese Commissie. Het was voor hen al lang zonneklaar dat er van een verplichting om te blancheren geen sprake was.

De manier waarop er in onze frietkoten frieten gemaakt worden (voorbakken op 130 graden, en een tweede keer bakken op maximum 175 graden), zorgt ook voor minder acrylamide.

Kurt Desplenter

Zondebok

Dit soort dossiers zijn voor de Europese Commissie een moeilijke evenwichtsoefening. Rekening houden met de volksgezondheid (bestrijding van kanker in dit geval), zelfs wanneer die een bedreiging kunnen vormen voor regionale of nationale culinaire tradities?

Al gauw steekt het verwijt de kop op dat de ambtenaren in Brussel zich met onbelangrijke zaken bezighouden, en moeten afblijven van geuze, rauwmelkse kazen of frieten. Telkens is het moeilijk aftasten voor welke maatregel er voldoende draagvlak is.

De Europese Commissie is het beu dat zij steevast de zondebok is en dat de nationale regeringen in dit soort gevoelige dossiers buiten beeld blijven. Bij het nemen van zulke uitvoeringsbesluiten laat de Commissie zich altijd adviseren door experts van de lidstaten. Pas wanneer er een gekwalificeerde meerderheid is (55% van de lidstaten die 65% van de bevolking vertegenwoordigen), treedt de Commissie op.

Transparantie?

Zo zal het ook in dit geval gaan: op woensdag 19 juli is er een vergadering gepland van het bevoegde comité van experts, waar een stemming over de ontwerptekst over acrylamide zal plaatsvinden. Wanneer de experts hun instemming geven, begint een termijn van 3 maanden waarbinnen het Europees Parlement of de Raad van Ministers de beslissing nog kunnen blokkeren. Wellicht zal dit niet gebeuren.

Deze procedures zijn niet echt transparant. Zo is het soms moeilijk om te achterhalen welk land voor en welk land tegen heeft gestemd. Toen de lidstaten beslisten dat dieselwagens de komende jaren flink wat meer stikstofoxides mogen uitstoten dan de Europese normen, stemde alleen Nederland tegen. België stemde voor, maar hoe dat standpunt tot stand was gekomen, welke nationale en regionale ministers hun zegen gaven, alles bleef gehuld in een dikke mist.

De toenmalige Franse minister van Leefmilieu Segolène Royal maakte het nog bonter: ze zei dat het een schande was dat er zo was beslist, terwijl haar eigen ambtenaar de beslissing mee had goedgekeurd.

Besluiteloosheid

Maar ook al heeft ze de goedkeuring van een ruime meerderheid van de lidstaten nodig, formeel gezien is het de Europese Commissie die de beslissing neemt. Voor lidstaten is dat handig, dan hoeven ze zelf geen verantwoordelijkheid te nemen voor onpopulaire maatregelen, zelfs niet wanneer ze er stilzwijgend voorstander van zijn.

De Europese Commissie is dat beu, om alleen onder kritiek bedolven te worden. De voorbije jaren lukte het bijvoorbeeld niet om beslissingen te nemen over de toelating van genetisch gemanipuleerde gewassen in de Europese Unie. Een groep lidstaten is tegen en vormt een blokkerende minderheid.

De groep lidstaten die voor het verlenen van een vergunning is, is dan weer niet groot genoeg. Als er zich zo’n impasse voordoet, dan heeft de Europese Commissie in theorie het recht om zelf de vergunning af te leveren, maar met volle goesting doet ze dat nooit. Voor een verbod of toelating van glyfosaat doet zich een gelijkaardige situatie voor.

Nieuwe procedure?

Begin dit jaar stelde de Europese Commissie voor om de regels van deze “comitologie-procedure” te wijzigen: ze wil dat voortaan bekend wordt gemaakt hoe lidstaten gestemd hebben, en onthoudingen zouden niet meer mogen meetellen.

Het voorstel ligt op de tafel van de lidstaten en het Europees Parlement, maar tot nu toe is er nog niets mee gebeurd. Wellicht omdat men toch liever de hete aardappel blijft doorschuiven naar de Europese Commissie.

Meest gelezen