Waarom de wetgever homo’s strenge voorwaarden mag opleggen om bloed te geven

Homo’s en bloeddonatie: al jaren is het een moeilijk debat. De nieuwe regels die homomannen toelaten bloed te geven, doen de discussie weer oplaaien. Alexander Verstraete legt uit waarom de wetgever streng mag zijn en waarom dat niet per se discriminerend is.
analyse
Analyse

Alexander Verstraete is redacteur bij deredactie.be en zelf homoseksueel. Hij mengt zich zelden in het publieke debat, maar wil in dit dossier enkele feiten op een rijtje zetten.

“Spuwen op mijn trouwboekje.” Zo omschrijft Tom De Cock de nieuwe regels over bloeddonaties die voortaan ook homo’s toelaten bloed te geven àls ze minstens 12 maanden geen seks met mannen hebben gehad.

Ongetwijfeld komt die voorwaarde hard aan voor de MNM-dj die stelt dat hij een “verkavelingshomo” is en een monogame relatie met zijn echtgenoot heeft. Ongetwijfeld zijn hij en zijn echtgenoot elkaar seksueel trouw, zoals talloze andere homoseksuele koppels. Ongetwijfeld vormt hij noch zijn echtgenoot ook maar enig risico en kunnen ze allebei perfect gezond bloed doneren dat andere mensen kan helpen. De statistieken waarop minister van Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD) en het Rode Kruis zich baseren, gaan niet over hem, zo meent hij.

Alleen gaan ze wél over hem. Meer nog: ze gaan over ons allemaal. Hetero én homo, man én vrouw, (gelukkig) in een relatie én single.

Wetenschappers op straat

Een week geleden trokken wetenschappers overal ter wereld de straat op om meer aandacht te vragen voor hun onderzoek en bevindingen. Meer bepaald vroegen ze politici meer rekening te houden met hun werk in hun beleid en in de keuzes die ze maken.

Ook statistieken zijn een onderdeel van wetenschappelijk onderzoek. Ze zijn vaak koud en hard, maar ze schetsen een ontegensprekelijk beeld van de realiteit. Ook die kan al eens koud en hard zijn. 1 op de 20 mannen die seks hebben met mannen is seropositief. Dat is een angstaanjagende 5 procent van een welbepaalde bevolkingsgroep waar ook ik deel van uit maak. Bij mannen die seks hebben met vrouwen, is “slechts” 1 op de 5.000 seropositief. Dat is “slechts” 0,02 procent van die bevolkingsgroep.

Minister De Block en het Rode Kruis kunnen niet anders dan met deze realiteit rekening te houden, op macroschaal over de hele bevolking heen. Dit noopt hen tot uiterste voorzichtigheid in die domeinen waarin de aard van seksuele contacten een verschil maakt.

Discriminatie

In sommige domeinen maakt geaardheid geen enkel verschil. Geen enkele weldenkende wetenschapper kan een argument verzinnen waarom de liefde tussen homo’s en lesbiennes minderwaardig zou zijn aan die tussen hetero’s. Geen enkele studie wijst uit dat homo’s en lesbiennes minder goed kinderen kunnen opvoeden dan hetero’s.

Sinds pakweg 15 jaar heeft ook de wetgever dat eindelijk begrepen. Homoseksuele koppels kunnen trouwen, homoseksuele koppels kunnen (elkaars) kinderen adopteren. Daarmee behoort een flagrante discriminatie in ons land tot het verleden, althans juridisch.

In andere domeinen maakt geaardheid wel degelijk een verschil, of minstens de aard van seksuele contacten die mensen hebben. Hiervoor kan de wetenschap wel ontegensprekelijk bewijs voorleggen, bewijs dat De Block en het Rode Kruis niet kunnen en mogen negeren. Bevolkingsgroepen op basis van wetenschappelijk onderbouwd onderzoek in bepaalde domeinen uitsluiten, is dan geen discriminatie. Bloeddonatie is zo’n domein.

Een kleine vijver

Mannen die seks hebben met mannen hebben per definitie meer kans op een soa of hiv dan mannen die seks hebben met vrouwen. Dat heeft meerdere oorzaken. Eerst en vooral speelt de aard van de seks een rol. Zeker wat hiv betreft, is het risico op besmetting bij (onveilige) anale seks groter dan bij vaginale seks.

Hoewel mannen die seks hebben met mannen niet altijd aan anale seks doen, vormen ze hoe dan ook een minderheid van de bevolking. Een minderheid waarvan 1 op de 20 zoals gezegd seropositief is. De “vijver” waarin homo’s vissen is niet alleen kleiner, hij telt ook aanzienlijk meer vissen die seropositief zijn dan de vijver waarin heteroseksuele mannen vissen.

Incubatietijd

Niet iedereen die met hiv is besmet, weet dat. Bovendien duurt het een poosje voor de ziekte in het bloed te detecteren is. Wie vandaag besmet raakt, zal dat pas ten vroegste na enkele weken tot enkele maanden met zekerheid weten met een bloedtest.

Ondertussen kan zij of hij onwetend andere mensen besmetten als zij of hij onveilige seks met hen heeft. Het Rode Kruis screent dan wel elke zak bloed die mensen doneren, de organisatie ontsnapt evenmin aan die periode waarin hiv niet te detecteren is. Een bloeddonor die besmet is en zich in dit tijdsvenster bevindt, geeft het virus dus mogelijk aan de ontvanger van het bloed door.

Een ongemakkelijke waarheid

Wat heeft dit met mensen in een vaste relatie te maken? Veel.

Het is voor velen een ideaalbeeld: een partner vinden om samen een stabiele relatie op te bouwen die jaren standhoudt en waarin wederzijdse seksuele trouw een van de sleutelwaarden is. De optimist in mij weigert te geloven dat zulke koppels niet bestaan, heteroseksuele koppels én homoseksuele koppels.

Maar niet iedereen houdt monogamie een leven of een relatie lang vol. Een eenmalige scheve schaats, een affaire of serieel overspel: het is des mensen, heteroseksueel én homoseksueel. Sommigen biechten het meteen aan hun partner op, anderen pas later, nog anderen helemaal niet. Het valt te hopen dat zulke seks buiten een relatie veilig verloopt, maar dat is geen gegeven. Een “dark number” van partners die menen dat ze veilig voor soa’s zijn, loopt zo onbewust een risico, homo’s én hetero’s.

Met andere woorden: iedereen die in een relatie zit en recent seks zonder bescherming had, is mogelijk aan een ziektekiem of virus blootgesteld, homo’s en hetero’s. De optimist in mij weigert ook hier te geloven dat die kans groot is, maar ze bestaat wel.

Prostitués en druggebruikers

Wat betekent dit alles nu? In de eerste plaats dat elke bloeddonor mogelijk drager van het hiv-virus is. Homoseksueel, maar ook heteroseksueel. Singles met wisselende seksuele contacten, maar ook mensen binnen een relatie met 1 vaste partner.

Dat is een gegeven waarmee minister De Block en het Rode Kruis omzichtig moeten omspringen. Zo niet dreigen ze talloze mensen met het hiv-virus te besmetten. Het is dan ook hun taak dat risico zoveel mogelijk te beperken. Op basis van statistieken. Op basis van wetenschap.

Die statistieken leren hen dat homoseksuele mannen die wisselende seksuele contacten hebben tot die bevolkingsgroep behoren waar het hiv-virus frequent voorkomt en zich mogelijk in een stadium bevindt waarin het in het bloed niet detecteerbaar is. Het is logisch dat zij daarom geen bloed mogen doneren.

De wetgever plaatst hen daarmee in het rijtje van prostitués en druggebruikers. Hij doet dat niet om homo’s te sarren, wel omdat ook die groepen een verhoogd risico op hiv hebben. Daarmee is geen enkel waardeoordeel gemoeid. Niemand zegt overigens dat prostitués en druggebruikers minderwaardige burgers zijn.

Een perfecte wereld

Wat dan met homomannen in een vaste relatie? In een perfecte wereld zouden zij net als single heteromannen en heteromannen in een vaste relatie bloed moeten kunnen doneren. Alleen is de wereld niet perfect. Bedrog is een realiteit, zowel bij hetero’s als bij homo’s.

Homomannen hebben helaas de pech dat zij in geval van bedrog veel meer kans hebben dat het hiv-virus hun relatie binnensluipt dan heteromannen. Uiteraard valt het niet uit te sluiten dat een heteroman die samen is met een vrouw seksuele contacten met andere mannen heeft, maar statistisch vormen zij een minderheid.

Om die reden is het gerechtvaardigd dat minister De Block en het Rode Kruis àlle homomannen vragen een tijdlang geen seks met mannen te hebben vooraleer ze bloed doneren, single homomannen én homomannen in een relatie. Of dat de volle 12 maanden moet zijn, is uiteraard voor discussie vatbaar.

Conclusie

Bloed kan levens redden, maar ook levens verwoesten. Het belang van de patiënt die het ontvangt, moet dan ook te allen tijde primeren, niet dat van de ongetwijfeld brave burger die graag bloed wil doneren om een ander te helpen. Bloed geven is geen recht als stemrecht, recht op onderwijs of andere burgerrechten die iedereen kan opeisen.

Homomannen mogen in die zin niet de denkfout maken dat ze gelijk zijn aan heteromannen. Dat zijn we niet. Wel zijn we volstrekt gelijkwaardig. Net zoals vrouwen en mannen niet gelijk zijn, maar wel volkomen gelijkwaardig.

De wetgever hoort dit te respecteren en doet dat ook in die domeinen waarin geaardheid of geslacht geen enkele rol speelt. Maar soms maken die factoren wél een verschil, omdat de biologie of de wetenschap dat zo wil. Dat is het geval bij het geven van bloed.

Zolang de wetenschap de statistische risico’s niet kan uitsluiten, moet de wetgever dan ook uiterst voorzichtig te werk gaan en mag hij homomannen zware voorwaarden opleggen.

Meest gelezen