Helpen massamedia terroristen? - Peter Verlinden

Mogen massamedia - zoals de VRT - beelden verspreiden van IS, de terroristen, en bij uitbreiding hun sympathisanten aan het woord laten? Spelen ze zo niet feitelijk in de kaart van de terreur? Moet de vrije meningsuiting uitzonderlijk aan banden gelegd worden?
analyse
Analyse
© VRT 2008 - Bart Musschoot

Peter Verlinden is buitenlandjournalist bij VRT-Nieuws en doceert Media en Internationale Conflicten aan KU Leuven.

Het geheugen is kort. Ook bij het televisiepubliek én de televisiemakers. Zo is de discussie over de rol van de massamedia, televisie voorop, bij de verspreiding van het terrorisme over de wereld, helemaal niet nieuw. Meer nog: die discussie vertrekt vandaag opnieuw van diezelfde foute uitgangspunten van destijds, zoals wetenschappers intussen trouwens al lang weten.

Mogen de massamedia beelden verspreiden van IS, de terroristen, en bij uitbreiding hun sympathisanten aan het woord laten? Spelen ze zo niet feitelijk in de kaart van de terreur? Moeten we niet de heilige koe van de vrije meningsuiting kortwieken uit zelfbescherming tegen het veel grotere kwaad?

Broadcasting Ban

Dertig jaar geleden woedde al eens dezelfde discussie, toen vooral in Groot-Brittannië. Het IRA (Irish Republican Army) in Noord-Ierland streed met terreuraanslagen tegen de Britse regering maar ook tegen Britse soldaten en burgers. En dan kwam de ‘Broadcasting Ban’ (1988) van Margaret Thatcher: zij verbood de Britse openbare omroep BBC om nog langer ‘terroristen’ aan het woord te laten om hen zo "af te snijden van de zuurstof van de publiciteit".

De lessen van toen: de terroristische organisaties van destijds raakten helemaal niet verlamd door de ‘Broadcasting Ban’ omdat de uitgangspunten daarvoor totaal fout waren (en zijn).

Terreur versus vrije mening

Precies zoals de Britse conservatieve regering in de jaren tachtig van de vorige eeuw, zijn ook nu vele (Europese en Belgische) politici ervan overtuigd dat de media-aandacht voor terroristen hen versterkt en aanmoedigt. Op die manier zouden massamedia zich mee schuldig maken aan de verspreiding van het terroristische gedachtegoed, meer nog, een feitelijke steun betekenen voor het terrorisme. Vandaar de jongste pleidooien, vooral vanuit de grootste politieke partij, de N-VA, om het recht op vrije meningsuiting aan banden te leggen voor terroristen en zelfs voor wie sympathiseert met een terreurorganisatie.

Tegelijk leggen ook sommige media zichzelf beperkingen op bij de berichtgeving over terreur: in principe geen propagandavideo’s op antenne, geen boodschappen van terroristen, geen interviews met sympathisanten en soortgelijke richtlijnen vanuit de hoofdredactie.

Of het in België en Europa tot een nieuwe ‘Broadcasting Ban’ zal komen zoals bijna dertig jaar geleden in Groot-Brittannië, dat is nog onzeker. Maar in de feiten is die er al in zekere mate, aan zichzelf opgelegd door verschillende toonaangevende massamedia.

En toch is het wetenschappelijk al voldoende bewezen dat zo'n massamediale aanpak ‘tegen het terrorisme’ niet werkt, want ze is gebaseerd op verkeerde uitgangspunten.

Terreur versus media

De relatie tussen terrorisme en massamedia is immers veel complexer dan de simplismen die politici (en mediabazen) nu dikwijls willen doen geloven.

Uiteraard is het zo dat terreurdaden erop gericht zijn om de (media-)aandacht te trekken en op die manier een bepaalde (politieke) boodschap wereldkundig te maken. Terroristische organisaties kennen dat heel goed. Er bestaat zelfs een heus handboek daarvoor, de ‘Minimanual of the Urban Guerrilla’, in 1969 geschreven door de Braziliaanse terrorist Carlos Marighella, waarin hij voor zijn opvolgers-terroristen uitlegt hoe zij de massamedia kunnen bespelen.

Tegelijk zijn terreurdaden in de meeste gevallen ook echt ‘nieuws’ en kunnen massamedia niet anders dan erover te berichten. 

Nieuwswaardig?

Terreurdaden voldoen immers aan zowat alle criteria om ‘nieuwswaardig’ te zijn: het gebeuren is onverwacht, heeft een grote impact, is beeldrijk (belangrijk voor televisie en fotoreportages), het publiek voelt zich verbonden met wat er zich afspeelt, zeker als het vlakbij gebeurt (in eigen land, de buurlanden, West-Europa)… Kortom: terroristische feiten zijn ons ‘nabij’ en dus in hoge mate ‘nieuws’.

Vandaar de ogenschijnlijk logische redenering dat het terrorisme, en bij uitbreiding de betrokken organisaties, zich ‘versterken’ door telkens weer het nieuws te halen, de massamedia te bespelen.

Maar daar precies zit de denkfout.

De belangrijkste onderzoekers naar de relatie tussen massamedia en terrorisme (Wilkinson, Cottle, Hoffman et alii) hebben al jaren geleden vastgesteld dat het niét zo is dat terroristen de massamedia ‘controleren’. Ze proberen het wel maar dat betekent niet dat ze daarin slagen en dat de massamedia zich zomaar laten manipuleren, toch niet in een vrije professionele mediawereld. (Trouwens: hoe professioneler de aanpak van de media, hoe kleiner de kans dat ze gemanipuleerd kunnen worden. Daarover meteen meer.)

Betekent ‘in het nieuws komen’ ook automatisch ‘sympathie verwerven’? ‘Versterkt’ de berichtgeving over terrorisme, zelfs het aan het woord laten van ‘de terrorist’, de sympathie voor zijn zaak?

Negatief voorgesteld

De sleutelvraag die in deze discussies ontweken wordt, is, ook vandaag, of de manier waarop de massamedia met terrorisme omgaan al dan niet de publieke opinie aanstuurt en de politieke besluitvorming beïnvloedt in de richting dat de terroristen het wensen.

Uit onder meer grootschalig onderzoek in (toegegeven) de jaren tachtig van de vorige eeuw bleek al dat terrorisme in de massamedia bijna altijd als iets ‘negatiefs’ wordt voorgesteld en dat de mediaberichtgeving over terrorisme bij het grote publiek precies een negatieve houding tegenover terrorisme versterkt.

Het effect van de mediaberichtgeving over terrorisme bleek dus precies het omgekeerde van wat zo dikwijls gedacht wordt: door terrorisme onder de media-aandacht te brengen kreeg de publieke opinie een negatieve mening over de terroristen en hun organisatie.

Sympathisanten?

Sommige onderzoekers merken wel op dat voor een zeer kleine niche van het publiek, de potentiële sympathisanten van een bepaalde terreurgroep, de media-aandacht wel degelijk wervend kan werken.

In deze tijden van sociale media en de eigen rechtstreekse medianetwerken lijkt me die rol grotendeels overgenomen door de niet-massamedia, de niche-media met hun eigen publiek zoals WhatsApp, gerichte Facebook-groepen, en andere (nog) meer verborgen elektronische netwerken. Daarvoor hebben IS en andere terreurorganisaties de massamedia heus niet nodig.

De feiten tonen, niet verbloemen

Vele onderzoekers naar de relatie tussen massamedia en terrorisme, en ik sluit me bij hen aan, hebben daarom al lang een mogelijke rechtstreekse ingreep in de vrije meningsuiting van tafel geveegd: onzinnig en onnodig.

Verantwoordelijke media in een democratische samenleving hebben meer dan genoeg instrumenten in handen om op een professioneel-correcte manier met terrorisme om te gaan, zonder dat politici of hoofdredacteurs daarvoor aparte richtlijnen moeten uitvaardigen, laat staan nieuwe wetten moeten aannemen.

Bijna tien jaar geleden formuleerde de Kroatische onderzoekster Anita Persen het al zo. "Door op een objectieve manier de gruwel van het terroristische geweld in beeld te brengen en de moorden op onschuldigen, kunnen de media op een daadwerkelijke manier bijdragen tot de vernietiging van de mythe van de strijders voor rechtvaardigheid en vrijheid zoals terroristen zichzelf gewoonlijk omschrijven."

Angst creëren?

Met andere woorden, de massamedia moeten gewoon op een professionele manier hun werk doen: de feiten tonen, niet verbloemen, blijven streven naar een zo correct mogelijke weergave van wat er gebeurt door alles te tonen en te vertellen wat daarvoor nodig is.

Dat betekent uiteraard niet dat op een blinde manier zomaar alle woorden en daden (onthoofdingen bijvoorbeeld) van terroristen losgelaten mogen worden op het publiek. Dat zou pas niet-professioneel zijn want een professionele journalistiek maakt precies de juiste keuzes om een zo correct mogelijke weergave van de werkelijkheid te brengen, zonder onnodig te choqueren of gruwel te brengen.

Maar ook, zonder die gruwel moedwillig te verstoppen, zogenaamd ‘om geen angst te creëren’.

De afgelopen decennia hebben politici en mediabonzen, dikwijls in een onuitgesproken bondgenootschap, verschillende mediahoudingen geponeerd en geprobeerd tegenover terrorisme.

De rechtstreekse ingreep zoals Margaret Thatcher in de jaren tachtig deed, heeft bewezen van geen enkel nut te zijn. Een heruitgave ervan, zoals sommige Belgische/Vlaamse politici nu voorstellen, zal zo goed als zeker evenmin een effect hebben op het verloop van het terrorisme.

Helemaal niets doen, een ‘laissez faire’-houding zoals Wilkinson dat noemt, riskeert dan weer om het terrorisme in de kaart te spelen. Want een publieke opinie die niet op een degelijke manier geïnformeerd wordt door de massamedia riskeert de pedalen te verliezen, zelf op zoek te gaan naar ‘de waarheid’, alle complottheorieën incluis, zelfs zich te verliezen in extremismen en zo de democratie in gevaar te brengen.

Geen andere weg

De enige optie is een degelijke professionele aanpak door goed opgeleide en deskundige journalisten, experts in hun vak, zelf terrorismekenners, om op die manier een zo correct mogelijke mediaweergave te brengen van het terrorisme, de betrokken organisaties, hun strategieën, hun politieke doelstellingen … Kortom: degelijke en betrouwbare journalistiek.

De grote internationale mediaorganisaties (internationale persagentschappen, nationale broadcasters zoals BBC) zouden nu al specifieke handboeken en richtlijnen hanteren om hun terrorismeverslaggeving verder te professionaliseren.

De duizenden kleinere nationale mediaorganisaties (geschreven pers, radio, televisie, online) van deze wereld, ook de Vlaamse, zijn nog lang niet zo ver, niet alleen bij gebrek aan inzicht en visie, maar ook omdat de middelen dikwijls ontbreken om een echte expertise uit te bouwen, ook op dit domein.

Politici en mediabestuurders, ook op het Vlaamse niveau, zouden er dus best aan doen om te investeren in de best mogelijke werking van de massamedia, in het professionalisme, ten behoeve van een betere verslaggeving en duiding van het terrorisme in al zijn gedaanten.

Daarvoor dient geen letter gewijzigd aan de bestaande deontologische richtlijnen, laat staan aan de regelgeving rond de vrije meningsuiting.

Alleen moeten media en journalisten wel de middelen en de organisatie krijgen om die degelijk toe te passen, om hun werk te doen zoals het hoort, ook over delicate dossiers zoals terrorisme.

Rol laten spelen

De massamedia zullen het terrorisme niet stoppen. De massamedia kunnen wel veel beter dan nu gebeurt berichten over het terrorisme, zodat een goed en correct geïnformeerde publieke opinie zijn politici kan aansturen om te doen wat nodig is om het terrorisme te stoppen.

En dan hebben de massamedia hun rol gespeeld. Niet meer, maar zeker niet minder.

Meest gelezen