Val van Fallujah: kans of zoveelste vergissing? - Rudi Vranckx

Het is zover: IS is verdreven uit zijn Iraakse bolwerk Fallujah. Maar wil dat nu zeggen dat we binnenkort helemaal van de jihadistische terreurgroep af zijn? Dat valt nog maar te bezien. We krijgen waarschijnlijk gewoon met een nieuw IS te maken.
analyse
Analyse

Rudi Vranckx is journalist bij VRT Nieuws, gespecialiseerd in conflictjournalistiek. Zijn boek “Oorlog om de geesten” is nu uit bij Borgerhoff & Lamberigts.

Het is nog steeds een van de iconische beelden van het fiasco-Irak, amper een jaar na de VS-invasie van 2003: de verkoolde lichamen van vier werknemers van de Amerikaanse veiligheidsfirma Blackwater, bungelend aan een brug over de Eufraat. Horror. Kon de boodschap duidelijker zijn?

Nooit zou het soennitische Fallujah zich laten innemen, of het nu een westerse bezettingsmacht was die aan de poorten stond, dan wel sjiitische milities.

Was Trump de voorbije tien jaar al een politieke factor van betekenis geweest, dan had hij het ongetwijfeld over the hellhole of Iraq gehad. Bovenal is Fallujah echter de patient zero van het jihadvirus dat vandaag de dag zo ongebreideld woekert. Het moment van de infectie?

Dezelfde Amerikaanse inval in 2003. Vroeger was het Al Qaeda in Irak, de afgelopen twee jaar was het IS dat er de plak zwaaide.

De terroristische groepering vind je er in de merkwaardige gedaante van een Siamese tweeling: de veiligheidstroepen van Saddam die door de Amerikanen en masse op straat gezet werden, samen met al hun ervaring én al hun wapens, zijn er versmolten met criminelen en extremisten van het zuiverste bloed.

Vlak voor de eerste Amerikaanse bommen op Bagdad neerdaalden, had Saddam Hoessein immers de traliedeuren van de Abu Ghraib-gevangenis opengezet.

Juist ja, datzelfde Abu Ghraib waar de Amerikanen later soennitische rebellen zouden vasthouden, martelen en vernederen.

Het zouden sleutelingrediënten vormen voor de cocktail van verzet, criminaliteit en fanatisme waar Fallujah voor symbool zou gaan staan; een knooppunt met safehouses en schuilkelders op de jihadroute die buitenlandse strijders via de Eufraat door oasestadjes tot in Bagdad bracht. De eerste grote aanslagen tegen de VN en andere buitenlanders lieten niet lang op zich wachten.

In de schaduw van Abu Ghraib groeide de haat tegen het Westen die Al Qaeda in Irak, de voorloper van IS, dankbaar zou oogsten. Reed je in die eerste jaren na de Amerikaanse invasie van Bagdad naar de luchthaven, dan passeerde je gemiddeld een autobom of vier.

Slogans op de muren waarschuwden de omwonenden voor bermbommen die er gelegd waren tegen de bezetter. Tussen de marktkraampjes schalde opzwepende muziek. We were overstaying our welcome.

Fallujah in 2010

Fast forward. Zeven jaar en een Iraakse regering razen aan onze autoraampjes voorbij. Het is 2010 en we rijden nu door de straten van Fallujah, deze keer in het spoor van de soennitische sjeiks die zich tegen Al Qaeda gekeerd hebben, onder impuls van de Amerikanen en de Iraakse regering.

Jarenlang hebben ze op hun vraag geijverd voor een eenmaking van Irak na de val van Saddam. Maar dan vertrekken de Amerikanen en worden de sjeiks door de nieuwe, sjiitische regering aan de kant geschoven. Ze worden beloond met afrekeningen, repressie en corruptie.

Voedzame impulsen voor de vruchtbare bodem van onvrede en radicalisering die er al zo lang lag. Wanneer we sjeik Aifan Aifan ontmoeten, een van de voortrekkers in de zogenaamde Anbar Awakening-raden tegen Al Qaeda, heeft hij al twaalf vergeldingsaanslagen overleefd.

Twee jaar geleden gebeurde het dan toch. Ik kreeg te horen dat sjeik Aifan alsnog was omgekomen bij een aanslag van extremisten. En ik wist het: dat ze terug waren, de neefjes van Al Qaeda in Irak, met een nieuwe leider. Die “kalief” Al Bagdadi bleek de luitenant en erfgenaam van Al Zarqawi, de duistere jihadprins van Fallujah.

Nu in Fallujah

Maar vandaag is het jihadbastion Fallujah minstens voor even gevallen, en met de stad ook een stuk van het territorium van IS dat sinds het voorbije halfjaar op enkele sleutelplekken zwaar onder vuur ligt. In Irak zijn Sinjar, Ramadi en Tikrit al gevallen. Om het grootste bastion dat IS in Irak overhoudt, Mosul, zal nog veel bloed vergoten worden.

Steken we de grens met Syrië even over: daar hebben strijders van de Syrian Democratic Forces (SDF), een amalgaam van gedeserteerde regeringssoldaten, Koerdische strijders en verscheidene milities, hun zinnen gezet op de Syrische “hoofdstad” van IS, Raqqa.

En een vijftigtal kilometer ten westen daarvan neemt het door de Russen gesteunde Syrische regeringsleger de stad Taqba onder vuur, om daarna naar grote waarschijnlijkheid door te stomen naar – opnieuw - Raqqa. Het valt maar te bezien hoe lang IS zijn symbolische en dichtbevolkte hoofdstad, gelegen op een knooppunt van die economisch zo belangrijke Eufraat en talrijke grote wegen, dan nog kan vasthouden.

In het noorden van de provincie Aleppo, aan de grens met Turkije, hebben maar liefst drie partijen de jihadistische terreurgroep in de tang genomen: in het westen rebellen uit de stad Azaz, in het zuiden Syrische regeringstroepen en in het oosten, opnieuw, het SDF.

Sinds november heeft IS er al de belangrijke luchtmachtbasis van Kweiris moeten overlaten aan de regeringstroepen, terwijl het nog maar een kwestie van tijd lijkt voor steden als Al-Bab en Manbij heroverd worden.

En als het Syrische regeringsleger er in Tabqa in slaagt om de levenslijn tussen Raqqa en noord-Aleppo door te knippen, zit IS pas echt in de penarie.

Als er in het dorpje Dabiq ooit echt een apocalyptische eindstrijd losbarst, zoals IS gelooft, dan is het nog maar de vraag of IS dan nog een thuisbasis zal hebben in de regio.

Einde van IS?

Maar eerder nog dan het Eindspel lijkt de ondergang van IS nakend. Of tenminste, het IS dat we nu kennen, dat een aaneenschakeling van bezette gebieden controleert in een uitgestrekte woestijn, met een centraal bestuur en een volwaardig leger dat bestaat uit tienduizenden strijders en hun zwaar oorlogsmaterieel.

Hoe meer territorium IS moet opgeven, hoe sterker de frontlijn versnipperd raakt en hoe kleiner het veilige hinterland wordt van waaruit militaire operaties voorbereid kunnen worden, of waar naar teruggetrokken kan worden.

Wat we nu zien, met het stijgende aantal zelfmoordacties in Irak de voorbije weken en de spectaculaire aanslagen die onze Europese hoofdsteden het voorbije jaar teisterden, is de geboorte van een nieuw soort IS. Een IS dat zich niet meer gedraagt als een staat in oorlog, maar als een volbloed terreurbeweging met cellen die waar en wanneer het kan opstaan om een guerilla-aanval te plegen en daarna weer op te lossen in het niets.

In zekere zin is het voor IS een schoorvoetende terugkeer naar de wortels, naar de tactieken van Al Qaeda in Irak - die het overigens nog niet zo lang geleden afgezworen had, wegens IS onwaardig.

Dat zo’n tactiek heel veel schade en menselijk leed kan berokkenen, hebben de voorbije dertien jaar bewezen. Maar een succesvol recept voor het verdedigen van een staat, is het niet.

Terug naar Fallujah

Zes jaar geleden is het inmiddels, die laatste autorit door Fallujah. Twaalf jaar na die vier lijken in de zon boven de Eufraat. En opnieuw krijgen Irak en het Westen een historische kans om de vergissingen van het verleden recht te zetten. Willen we samen met de slag om Fallujah ook de oorlog tegen IS echt winnen, dan zal het er vooral op aankomen niet opnieuw dezelfde fouten te maken.

Makkelijk zal dat niet worden. Zal het Bagdad van 2016 wel slagen waar de machtshebbers van het voorbije anderhalve decennium faalden: samenwerken met de lokale, soennitische bevolking?

Dodentol

De voortekenen voorspellen alvast weinig goeds. De voorbije weken joeg het regeringsoffensief maar liefst 83.000 burgers op de vlucht die amper onderdak en voedsel krijgen in de inderhaast opgetrokken kampen in de onherbergzame vlakten rond de stad.

Voor die burgers was het meer van hetzelfde. In Fallujah is er amper nog een familie te vinden die niet is aangetast door jaren van bombardementen. Om een idee te geven: toen het Iraakse leger in augustus 2015 de materniteit in de as legde, was dat al het veertigste regeringsbombardement op een ziekenhuis in Fallujah. 31 mensen, waaronder 23 vrouwen en kinderen, lieten daarbij het leven.

In twintig maanden tijd waren toen maar liefst 4.000 burgers omgekomen bij operaties van het Iraakse leger. Het hoeft niet te verwonderen dat het aantal burgerslachtoffers in en rond Fallujah veel hoger ligt dan in de rest van Irak.

Vergelding

Ook deze keer ben ik er niet gerust in. In het opvallend karige nieuws dat tot bij ons doorsijpelt over de slag om Fallujah, dwalen de schimmen van eerder begane vergissingen alweer rond.

Verhalen van wraak en onderdrukking, van vergelding en van sjiitische milities die oorlogsmisdaden begaan, doen hardnekkig de ronde. De soennitische inwoners van Fallujah die de stad niet tijdig hebben kunnen verlaten, zijn zo mogelijk nog banger van de sjiieten die hun stad komen bevrijden dan van de IS-barbaren onder wier juk ze zo lang hebben moeten zien te overleven.

De demonen van de voorbije generaties komen weer tot leven terwijl we erbij staan.

In die zin is Fallujah Irak in het klein. In de bijna mythische verzetsstad manifesteert zich dezelfde aartsmoeilijke uitdaging als in heel Irak: hoe een tegengif te vinden voor die radicale mix van jihad en criminaliteit?

Hoe een land opbouwen waar soennieten naast sjiieten kunnen bestaan zonder dat een van beide geloofsgroepen de andere onderdrukt?

Dit lijkt alvast zeker: het zal met de burgers van Fallujah zijn, of het zal niet zijn. Enkel dan kunnen de geest van Al Qaeda en het beest van IS voorgoed ten grave gedragen worden. Anders wacht ons gewoon een nieuwe fase in de wereldwijde jihad. En alweer een smeulende frontlinie, een van de vele, in de oorlog tussen sjiieten en soennieten.

Meest gelezen