Cynisme en bitterheid - Ivan Ollevier

De Britten zijn wel wat gewoon, maar nu voeren ze een campagne waar het cynisme en de bitterheid hoogtij vieren en de politieke geloofwaardigheid op het vriespunt staat.
analyse
Analyse

Ivan Ollevier is journalist bij VRT Nieuws. Hij volgt al jaren de Britse politiek en maatschappelijke discussies. Hij schreef er ook enkele boeken over.

De moord op het jonge Britse parlementslid Jo Cox heeft de Britten met de neus op de feiten gedrukt: dat politiek een brutaal vak geworden is, dat de parlementsleden nagenoeg dagelijks emmers gescheld en verwijten over zich heen krijgen, en dat sommigen zelfs fysiek gevaar lopen wanneer ze zich in hun kiesdistrict of op andere plaatsen tussen de burgers bewegen.

De toon van het politieke discours is de voorbije jaren in het Verenigd Koninkrijk erg verruwd, en daar zijn de politici in de eerste plaats zelf natuurlijk verantwoordelijk voor. Maar het is maar een symptoom van hoe heel de Britse samenleving een plek geworden is waar mensen voortdurend in het defensief worden gedwongen, en waar elke fout fataal kan zijn.

Het wit van de ogen

De grote kampioen van de “political putdown” was Winston Churchill, de legendarische oorlogspremier. Over zijn opvolger Clement Attlee (van Labour) zei hij ooit: “Clem is een bescheiden man, die veel heeft om bescheiden over te zijn.”

Attlee was inderdaad een verlegen figuur die, merkwaardig genoeg voor een politicus, zover mogelijk bij microfoons vandaan bleef. Churchill vond dat onbegrijpelijk: “Clem is een schaap in schapenvacht.” Of ook nog: “Er arriveerde een lege taxi en toen stapte Clem Attlee uit.” Churchill kon dodelijk uithalen. Hij won de verkiezingen van Attlee in 1950.

Het politieke debat wordt in het Verenigd Koninkrijk altijd op het scherp van de snede gevoerd. Het Lagerhuis is ook op die manier geconcipieerd, zodat de opponenten elkaar in het wit van de ogen kunnen kijken.

Maar wat Churchill over Attlee te zeggen had, is maar klein bier van wat de politici elkaar in deze brexitcampagne naar het hoofd hebben geslingerd: “leugenaar”, “verrader”. Het is heel persoonlijk geworden. Zelfs tussen de vrouwen van David Cameron en minister Michael Gove, jarenlange hartsvriendinnen, is het spaak gelopen sinds Gove voor het brexitkamp gekozen heeft.

Anders dan de onafhankelijkheidscampagne in september 2014 in Schotland, dat ik ooit “een feest voor de democratie” heb genoemd, is dit is een campagne waar het cynisme en de bitterheid hoogtij vieren. 

Geloofwaardigheid

Premier Cameron is jarenlang tegen de EU tekeergegaan. Jarenlang heeft hij de fouten van zijn eigen beleid (hij niet alleen overigens, zijn voorgangers Tony Blair en Gordon Brown kenden er ook wel wat van) toegedekt onder het mom dat het “de schuld [is] van Europa”.

En nu staat hij, na zogezegd een goed akkoord voor het Verenigd Koninkrijk uit de brand te hebben gesleept, plotseling aan de andere kant. Cameron is een uitstekend campagnevoerder, maar deze keer kampt hij met een zwaar geloofwaardigheidsprobleem.

Nog iemand met een zwaar geloofwaardigheidsprobleem: de leider van het “uit”-kamp, Boris Johnson. Niemand betwist dat Johnson een euroscepticus is die vindt dat de Europese Unie teveel noten op haar zang heeft gekregen en dat de rol ervan in het Britse economische en politieke leven het best wordt teruggedrongen.

Maar dat het referendum hem een uitgelezen kans biedt om zijn vroegere boezemvriend David Cameron naar de kroon te steken, is evenmin een geheim. Johnsons leiderschap van de “uit”-campagne is zonder meer een schaamteloze en opportunistische sollicitatie naar de baan van premier. Want zoveel is duidelijk: mocht vrijdagochtend blijken dat de Britten voor een brexit hebben gekozen, dan is de politieke positie van eerste minister David Cameron onhoudbaar geworden.

Hoeveel "genoeg" is "genoeg"?

Zelfs als “in” het met een kleine meerderheid haalt, zal een leiderschapsverkiezing binnen de Conservatieve Partij, en dus ook voor het premierschap, onafwendbaar zijn. Hoe groot zal de overwinning van “in” moet zijn om Camerons positie veilig te stellen?

Hoeveel “genoeg” is “genoeg”? In kringen rond de eerste minister gaan velen ervan uit dat het cijfer schommelt rond de 53 procent. Alles lager dan dat brengt zijn toekomst ernstig in gevaar. En wie zou dan het roer van hem overnemen? Boris Johnson?

Zelf zou Cameron het liefst zijn nauwste en trouwste bondgenoot, de huidige minister van Financiën George Osborne, als zijn opvolger zien. Maar Osborne is, net als Cameron, een hevig aanhanger van “in”, en maakt in het geval van een “uit”-overwinning geen schijn van kans.

Zelfs bij een “in”-zege is Cameron sceptisch over de kansen van Osborne, omdat hij vreest dat de brexiteers nog jarenlang de Conservatieve Partij zullen domineren. Dus toch Boris Johnson?

Ik heb er mijn twijfels over. Johnson is populair bij het grote publiek, zelfs traditionele Labourkiezers hebben hem ooit tot burgemeester van Londen helpen verkiezen. Maar het is niet het grote publiek dat de leider van de partij (en in dit geval van de regeringspartij en dus de premier) verkiest, maar de partijleden en de parlementsleden.

Vooral de laatsten zijn doorslaggevend, en voor zijn collega’s in het parlement is Johnson allerminste een voor de hand liggende keuze. Velen van hen vinden hem zelfs een clown met een totaal gebrek aan geloofwaardigheid. Een geestige collega, dat wel, een grappige man, sympathiek ook, maar ongeschikt om premier te worden.

Misschien dat de minister van Justitie Michael Gove meer kans maakt. Maar laten we afwachten. Misschien haalt het “in”-kamp komende donderdag een reusachtige, overweldigende overwinning. En is al onze speculatie voor niets geweest. Afwachten dus.

Meest gelezen