Waar is dat feestje van de democratie? - Rob Heirbaut

Is het Nederlandse referendum wel "een feest voor de democratie"? Of is het dat niet: 0,5 procent van de Europeanen blokkeert wat in vele parlementen met een ruime meerderheid is goedgekeurd.
analyse
Analyse

Rob Heirbaut is journalist en specialist Europa voor VRT Nieuws.

Ruime opkomst?

De Nederlandse kiezer heeft gesproken. Een ruime meerderheid van 61% vindt dat Nederland het Associatieverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne niet mag ratificeren. Een ruime meerderheid? De opkomst voor het raadgevend referendum viel met 32% behoorlijk laag uit. Zélfs de Europese verkiezingen in 2014 (37%) en de Waterschapsverkiezingen (de wàt?) in 2015 (43.5%) lokten in Nederland meer kiezers naar de stembus.

Doorgaans wordt een lage opkomst bij Europese verkiezingen geïnterpreteerd als een uiting van het democratisch deficit van Europa, en is het een reden voor sommigen om de legitimiteit en representativiteit van het Europees Parlement in twijfel te trekken.

Bij de nog lagere opkomst bij het Oekraïne-referendum, volgens de organisatoren een “feest van de democratie”, heeft niemand het over een democratisch deficit. In de referendumwet staat dat het een referendum geldig is zodra er een opkomst is van 30%.

Feest voor welke democratie?

De bal ligt nu in het kamp van de regering Rutte. Omdat het om een raadgevend referendum gaat, is de regering niet eens verplicht om er rekening mee te houden. Toch belooft Rutte dat hij wel zal doen. Het is politiek moeilijk om de stem van 2.5 miljoen Nederlanders te negeren, zelfs wanneer het Nederlandse parlement het verdrag met een grote meerderheid steunde.

De Nederlandse nee-stemmers maken ongeveer 0.5% van de totale bevolking van de Europese Unie uit. In geen enkel ander land vindt over het Associatieverdrag een referendum plaats. We zullen dus nooit weten hoe de burgers er in andere landen over denken.

Wat we wel weten is dat 27 regeringen (gesteund door een meerderheid in hun nationaal parlement) het verdrag hebben geratificeerd, en dat 28 landen (ook Nederland) hebben beslist dat het op 1 januari 2016 voorlopig in werking kon treden.

We weten ook dat het Europees Parlement het verdrag op 16 september 2014 met een grote meerderheid goedkeurde (535 voor, 127 tegen, 35 onthoudingen; of een opkomst van 92.8%, en 76.7% ja-stemmen).

Ook Europa heeft een probleem

De Nederlandse regering zit nu met een probleem, maar de Europese Unie ook. Het Associatieverdrag kan niet definitief in werking treden, voor sommige bepalingen is het wachten op Nederlandse ratificatie. Nederland kan bepaalde toegevingen of aanpassingen vragen, maar welke? Wat hebben de Nee-stemmers eigenlijk gevraagd? Gaan ze daar genoegen mee nemen, en wie spreekt in hun naam? En ook: wat zullen de andere landen daarvan vinden? Waarom zouden zij moeten helpen om een Nederlands politiek probleem op te lossen?

De initiatiefnemers van het referendum hebben de smaak te pakken. Zij dromen al van een referendum over het omstreden TTIP-verdrag met de Verenigde Staten. Over dat Verdrag wordt nog onderhandeld, maar nu veroorzaakt het al veel commotie. Je hoeft geen helderziende zijn om te voorspellen dat ook dàt verdrag, wat ook de inhoud wordt, in een referendum zal worden afgekeurd.

Zal de Europese Unie nog internationale handelsakkoorden kunnen sluiten? Wat betekent de handtekening van een (Nederlandse) regeringsleider nog? Hoe kan de Europese Unie op internationaal vlak met één stem spreken?

Niet dat een referendum geen manier kan zijn van democratische inspraak. Het probleem voor de Europese Unie is dat het om nationale referenda gaat. Misschien zou het nog democratischer zijn als in alle landen tegelijk zulke referenda gehouden worden. Zodat het niet mogelijk is om met 0.5% van de stemmen de rest van de EU te gijzelen.

Dit zou echter impliceren dat een Nederlands Nee kan worden weggestemd door een meerderheid van Polen, Duitsers, Litouwers en Grieken bijvoorbeeld. Wat dan weer ingaat tegen de visie van eurosceptici dat er geen Europese “demos” of natie bestaat.

Dit belet hen niet om elkaars campagne te ondersteunen. Nigel Farage dook vorige week op in Nederland om op te roepen om tegen het Associatieverdrag met Oekraïne te stemmen.

Een opwarmer

Het volgende referendum komt er intussen al aan. Op 23 juni kiezen de Britten of ze lid willen blijven de EU of niet. Het Nederlandse Oekraïnereferendum was met andere woorden maar een opwarmer voor het Brexit-referendum. De Britse premier Cameron kon dankzij de aankondiging van dit referendum de ander regeringsleiders onder druk zetten om enkele Britse eisen in te willigen.

Het is een voorbeeld dat navolging kan krijgen. Marine Le Pen wil dat Frankrijk iets gelijkaardigs doet, om Frankrijk los te weken uit de EU. De Hongaarse premier Orban dreigt ook met een referendum tegen de spreiding van vluchtelingen. Hij is wellicht bang dat hij in de normale wetgevingsprocedure in de minderheid zal belanden, zowel in de Raad van ministers als in het Europees Parlement.

Nationale referenda kunnen een Europa à la carte doen ontstaan (wat nu al het geval is, met allerlei uitzonderingen voor bijvoorbeeld Groot-Brittannië, Denemarken, Ierland en Zweden). Ze werken ook verlammend.

De aanpak van de eurocrisis vereist een sterker bestuur van de eurozone. De aanpak van terrorisme vereist samenwerking tussen politie- en inlichtingendiensten. De aanpak van illegale migratie vereist misschien wel een ander asielsysteem. Indien hiervoor verdragswijzigingen nodig zijn, dan zullen sommige landen er een referendum over moeten houden (omdat het om een overdracht van nationale soevereiniteit aan de EU gaat).

In het huidig klimaat, waarin Europa de schuld krijgt van alles en nog wat, lijkt het bijna onmogelijk om een referendum over Europa te winnen.

Meest gelezen