Ik wil niet bang zijn (maar ben het nu toch)

Ellen Maerevoet zat op de metro die gisteren vlak na de aanslag moest stoppen in de ondergrondse koker en geëvacueerd werd. Ze reisde van Jette naar de VRT. Tijdens een rusteloze nacht zette ze haar verhaal op papier.
analyse
Ellen Maerevoet
Ellen Maerevoet is eindredacteur en cultuurjournalist bij deredactie.be. Ze woont in Jette.

Ellen Maerevoet is eindredacteur en cultuurjournalist bij deredactie.be. Ze woont in Jette.

"Ik heb niet veel zin meer om de metro naar het werk te nemen." Het wrange gevoel besluipt me wanneer ik tijdens het ontbijt op de radio hoor dat de ontploffingen op Zaventem een aanslag blijken te zijn. Het is helaas zelfs niet de eerste keer, de afgelopen maanden is het me in Brussel al vaker overkomen, na de aanslagen in Parijs op 13 november, na de lockdown een weekend later, daarna gewoon soms, zonder concrete aanleiding.

Als inwoner van Brussel geraak je met die gedachten echter niet ver, dus probeer je ze te verdringen, trek je je schoenen aan en vertrek je. En dus spreek ik mezelf ook gisterochtend streng toe: "Komaan Ellen, niet flauw doen, niet paranoïde worden, hoe groot is de kans dat er nu nog iets gebeurt in de metro ook?" Aarzelen, zou ik toch niet de auto nemen? Nee, het is te druk op de weg, met de metro zal ik sneller op het werk zijn.

Tussen Simonis en Kunst-Wet zit er opvallend weinig volk op de metro, na de overstap in Kunst-Wet op de lijn naar Stokkel, zit de metro weer goed vol, business as usual, dat stemt me gerust. Plots voel ik een zware luchtverplaatsing door het stel gaan, de metro stopt abrupt. Ik kijk tegenover mij een jongeman recht in de ogen en zie pure angst. Net als ik staart hij naar zijn smartphone, hij is waarschijnlijk ook al een uur de nieuwsberichten aan het volgen.

Kalm blijven, denk ik, ademen, niet panikeren, dit kan van alles zijn, of toch maar één ding. Collega-vriendin Judit blijkt vooraan in het stel te zitten en stelt me via mail gerust: we worden geëvacueerd. Beheerst lopen de passagiers uit het stel, maar in de spoorbedding gaat het me te traag en vraag ik herhaaldelijk aan mensen of ik er langs mag en of ze aub sneller kunnen stappen. Ik vrees dat er misschien meer volgt, de rook dringt mijn longen binnen. Ik ben bang.

Boven aan Kunst-Wet duurt het nog een kwartier voor ik Judit terugzie, intussen ben ik al in tranen uitgebarsten in de armen van collega en buurvrouw Veerle De Vos die met de fiets onderweg is naar Maalbeek. Openbaar vervoer rijdt niet meer en ik zie het sowieso niet zitten om in een gemotoriseerd voertuig te stappen. Een lift van een bezorgde man sla ik af. Wandelen zal mij hopelijk kalmeren tegen dat ik op de VRT kom.

Werken wordt me ten stelligste afgeraden door bezorgde collega's, want op de redactie zie ik de hele dag flitsen van die beelden. Wanneer ik de eerste beelden van het verhakkelde stel in Maalbeek zie, besef ik pas echt waar we aan ontsnapt zijn. Twee of drie minuten scheidden ons van de plaats des onheils, van onbeschrijflijk geweld, van uiteengereten lichamen, van verwoeste levens van slachtoffers, familieleden en vrienden.

Mijn hoofd loopt vol met info, dingen begrijpen, zelfs enigszins bevatten wat er gebeurd is, lukt niet. Het is zo dichtbij, lijkt op alles wat ik voornamelijk uit andere landen en uit fictiereeksen herken, maar de nabijheid dringt op onverklaarbare wijze maar moeilijk door.

Bruxelles, ma belle

Ik woon al ruim 10 jaar in Brussel en heb de keuze voor deze fantastische grootstad, de hoofdstad van Europa, al heel vaak moeten verdedigen. Maar het is hier fijn wonen, ook vandaag. Maar dat ik soms bang ben in mijn eigen stad, dat ik soms bang ben om mij te verplaatsen, dat ik soms voorbijgangers met een gevoel van onrust en een waakzame blik in mij opneem, dat maakt mij triest en moedeloos.

Toen het dreigingsniveau naar 4 werd opgetrokken op 21 november was ik kwaad op mijn eigen collega's, op mezelf, op de "pers", omdat ik het gevoel had dat de overvloedige berichtgeving alleen tot doel had de Brusselaars en bij uitbreiding de Belgen nog banger te maken. Ik wilde met mijn vrienden op restaurant, buiten komen, de metro nemen, maar als dat je een hele dag ten stelligste afgeraden wordt, wankelt zelfs de meest rationele mens even.

Maar dit zijn momentopnames, het leven gaat na verloop van tijd altijd opnieuw zijn gewone gang. De dreigingsniveaus 3 en 4 werden weer cijfers in mijn hoofd (die toch niet zoveel zeggen) en ik flaneerde rustig door de straten tijdens de eerste zonnige dagen van dit jaar. Uiteindelijk valt het toch wel mee, dat dagelijkse leven.

Vorige week vrijdag werd Salah Abdeslam gevat, vermoedelijk zat hij al die tijd ondergedoken in mijn stad, in zijn stad, in onze stad dus. Toen hij opgepakt werd, zat ik in een andere stad, Antwerpen, waar militairen in bepaalde buurten nog steeds veel nadrukkelijker aanwezig zijn dan in de hoofdstad.

Ik wil niet bang zijn, ik moet opnieuw zo snel mogelijk die metro op (ondanks mijn claustrofobie die er na gisteren niet beter op geworden is). Ik wil niet toegeven aan het ultieme doel van terreur: angst zaaien, mensen doen twijfelen aan alles wat essentieel is, onze maatschappij uit haar hengsels halen.

Gebroken hart

Ik ben een vrije vrouw die er heel bewust voor gekozen heeft om in deze grootstad te komen wonen. Ik vind het prachtig dat er in Sint-Joost zoveel nationaliteiten wonen, dat ik in de straten keukens uit alle hoeken van de wereld kan ruiken, dat ik in de metro kan proberen te raden waar mensen uitbundig en lachend over praten terwijl ik er geen jota van versta.

Dat in Jette, mijn "dorp in de stad", waar ook veel van mijn vrienden wonen, oude en nieuwe Belgen, jong en oud, rijk en arm, moslim, christen, humanist en atheïst overwegend vredevol naast elkaar leven, al is het inderdaad helaas vaak naast en niet met elkaar.

En mijn hart breekt vandaag omdat ik het zo beu ben dat de moslimgemeenschap in Brussel gestigmatiseerd wordt. Wat er gebeurd is, heeft niets met religie te maken, met geen enkele religie, dit is pure misdaad, barbarij, gruwel van de ondenkbaarste soort, die helaas wereldwijd zoveel mensen op meer frequente basis moeten ondergaan. Je zou voor minder op de vlucht gaan.

We zijn verwend, zo verwend, dat we geboren zijn in het meest welvarende deel van de wereld, dat we altijd een dak boven ons hoofd hebben, dat we een goede opleiding krijgen, een warm bed hebben om in te slapen, een goed gevulde frigo, armen om in te schuilen.

Krijtjes vol hoop

Nu lijkt het alsof de bodem vanonder onze voeten is weggeslagen. En toch zijn er ook meteen tekenen van hoop: de Brusselaars, dat verduivelde, bonte allegaartje van mensen dat van overal en nergens komt en hier neergestreken is, laten zich niet kisten en beginnen met krijtjes boodschappen van hoop te tekenen voor de Beurs.

Mijn gebroken hart maakt een sprongetje van vreugde: er zijn nog altijd zoveel meer mensen van goede wil dan bad guys. Laat ons dat alsjeblieft nooit vergeten. En laat ons misschien wat meer aandacht beginnen te besteden aan al die mensen, ook in de media. En laat ons ook proberen eindelijk de hand te reiken aan zij die misbegrepen worden, die door omstandigheden minder kansen krijgen, die nooit als volwaardig lid van onze club aanzien zijn, en zich daardoor meer en meer van ons zijn beginnen af te keren, in die mate zelfs dat ze terugkeren om onze normen en waarden nu helemaal onderuit te proberen te halen.

Ik wil het uitschreeuwen: zie elkaar graag, probeer begrip te tonen, mild te zijn, minder opgejaagd, leef verdomme gewoon als opgevoede mensen samen. En daarom krabbel ik recht en wil ik blijven vechten tegen de angst die nu ergens in ieder van ons zit. Hoe naïef het ook mag klinken, net nu wil ik de hoop op een betere wereld niet laten varen, al zie ik zelf amper het begin van een oplossing. Brussel, Bruxelles, ik zien a geire, je t'aime!

Meest gelezen