China en zijn onverwerkt verleden - Stefan Blommaert

Op alle kanalen van de Chinese staatstelevisie lopen deze dagen oorlogsfilms, waarin het heldhaftige Chinese verzet tegen de Japanse bezetting voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt opgehemeld. Van 1 tot 5 september mogen er geen amusementsprogramma’s worden getoond, de zendtijd gaat onverminderd naar de zeventigste verjaardag van de capitulatie van Japan.
analyse
Analyse

Stefan Blommaert is lid van de buitenlandredactie en was twee jaar VRT-correspondent in China.

De Chinese kijker wordt heel het jaar door al middels films en discussies veelvuldig geconfronteerd met het Japanse onrecht dat de Chinezen werd aangedaan, in deze prille septemberdagen is het er helemaal over. Niet alleen op televisie overigens, ook in de cinema’s en de boekhandels is het al Japanse gruwel wat de klok slaat.

Kortom: de oorlogsherinnering wordt onder de Chinezen meer dan levend gehouden. Op zich is er niets mis met het overbrengen van generatie op generatie van onrecht uit het verleden. Integendeel, al was het maar opdat de feiten zich niet zouden herhalen. Maar de Chinese autoriteiten maken van de oorlogsprenten en andere historische uitzendingen handig gebruik om het latente anti-Japanse sentiment bij de doorsnee-Chinees te koesteren. En dat verlaagt het hele mediabombardement tot weinig meer dan nationalistische propaganda. Nu is propaganda sowieso een onlosmakelijk beleidsinstrument van het communistische regime in Peking, maar inzake Japan wordt er toch nog in een heel andere categorie gespeeld.

Excuses

De Chinezen zijn niet klaar met hun verwerking van de oorlogsperiode. De relaties met Japan zijn in zeventig jaar vredestijd nooit echt goed gekomen. Dat heeft onder meer te maken met ideologische en geopolitieke factoren. De Japanners zijn na WOII immers in het westerse, anticommunistische kamp terechtgekomen. China werd onder Mao een rood bolwerk in Azië. Maar het grootste probleem voor de Chinezen is dat Japan – in tegenstelling tot Duitsland – nooit honderd procent afstand heeft genomen van zijn wandaden in de jaren dertig en veertig. Tijdens mijn ruim twee jaar lange verblijf in Peking hoorde ik ontelbare keren, ook van jonge Chinezen, dat de Japanners zich onvoldoende hebben verontschuldigd.

Het moet nochtans gezegd: er zijn de voorbije decennia ontelbare excuses geweest van Japanse staatslieden. Meest bekend zijn die van premier Tomiichi Murayama bij de vijftigste verjaardag van de Japanse capitulatie, in 1995. Hij sprak toen over een ‘diepe wroeging en oprechte verontschuldigingen’ tegenover de landen die te lijden hebben gehad onder de oorlogsdaden van Japan. Maar precies aan die oprechtheid wordt getwijfeld in China (en ook in Korea, dat net zo goed getroffen werd door Japanse oorlogsmisdaden). Want, zo luidt de redenering, terwijl de ene Japanse politicus zijn excuses uitspreekt, relativeert een andere de agressie van Japan, en praat een derde vergoelijkend over de ‘comfort women’ (honderdduizenden Chinese en Koreaanse vrouwen die tijdens de oorlog werden verplicht zich te prostitueren ten behoeve van de Japanse soldaten).

En natuurlijk zijn er ook de omstreden bezoeken van Japanse regeringsleiders aan het Yasukunischrijn. Onder de miljoenen Japanse oorlogsslachtoffers die in het religieuze schrijn worden geëerd bevinden zich sinds de jaren zeventig ook veroordeelde oorlogsmisdadigers. Dat was precies een reden voor de Japanse keizerlijke familie om het schrijn sindsdien te mijden. Niet zo voor een hele reeks eersteministers. Premier Koizumi maakte er in het vorige decennium zelfs een gewoonte van om Yasukuni jaarlijks te bezoeken, huidig premier Shinzo Abe – die geen doekjes windt om zijn nationalistische denkbeelden – deed het twee jaar geleden nog eens over. Voor de Chinezen (en de Koreanen) het bewijs dat de Japanners moeite hebben om hun oorlogsverleden helemaal af te zweren.

Het Japanse leger

Een nieuw dispuut tussen Peking en Tokio dient zich sinds enige tijd aan. De regering-Abe wil het Japanse leger (officiële titel: de ‘Zelfverdedigingskrachten’) meer bevoegdheden geven. Na de Tweede Wereldoorlog kregen de Japanners een pacifistische grondwet opgelegd. In artikel 9 wordt oorlog uitdrukkelijk verboden als middel om internationale conflicten op te lossen. Japanse militairen mogen enkel worden ingezet om defensieve redenen, als het land wordt bedreigd (vandaar de naam van de strijdkrachten). Via een creatieve interpretatie van de grondwet introduceerde Abe het concept ‘collectieve zelfverdediging’. Op die manier zou de inzet van het leger in het buitenland mogelijk zijn, om indien nodig samen met bondgenoten de Japanse belangen te behartigen. Zeg maar: gezamenlijke militaire operaties met de Amerikanen worden niet langer uitgesloten.

De wetten over de nieuwe bevoegdheden van het Japanse leger zijn van de zomer goedgekeurd door het Japanse Lagerhuis – ondanks flink wat maatschappelijk en politiek verzet in eigen land, vorig weekend was er nog een massabetoging in Tokio – en staan nu ter discussie in het Hogerhuis. Maar Peking heeft zijn banbliksems al klaar. “Japan bedreigt de regionale vrede en veiligheid,” zo klonk het bij buitenlandse zaken, en het officiële persbureau Xinhua sprak van een nachtmerriescenario dat dichterbij komt. Het toekomstige Japanse leger 2.0 is ongetwijfeld een waarschuwing in de richting van China. Dat werkt de voorbije decennia immers zelf ook aan een militair inhaalmaneuver. De uitgaven voor het Chinese leger (vorig jaar officieel zowat 120 miljard euro) stijgen jaarlijks met om en bij de tien procent.
 

Conflict op zee

China ligt met Japan ook in de clinch over de Diaoyu-eilanden (of Senkaku, zoals de Japanners ze noemen). De piepkleine eilandengroep in de Oost-Chinese Zee behoort volgens de Chinezen al ‘van oudsher’ tot hun territorium, de Japanners beschouwen Senkaku evengoed als eigen grondgebied. De Diaoyu-eilanden zijn op zich onbeduidend, maar de olie- en gasvelden errond, de maritieme routes die er passeren en de visrijke gronden maken hen tot een aantrekkelijk bezit. Toen Japan in 2012 enkele van de eilanden overkocht van de Japanse private eigenaars kwam het tot een openlijk dispuut met China. Aanvankelijk ging dat in ontelbare Chinese steden gepaard met een ‘spontane’ gewelduitbarsting tegen alles wat Japans was. Later kwam de focus meer te liggen op regelmatige maritieme incidenten in de omgeving van de eilanden, zij het dat beide landen vermeden om de zaak al te drastisch te laten escaleren.

De ruzie over de Diaoyu-eilanden is overigens maar een van de vele disputen in de wateren van de Oost- en Zuid-Chinese Zee, waarbij China betrokken is. Zo kwam er de laatste tijd veel kritiek op de Chinese aanleg van kunstmatige eilanden in de Spratly-archipel, en de bouw van militaire installaties daar. China wordt er door Japan en vele andere landen in de regio dan ook van beschuldigd een expansionistische maritieme politiek te voeren. Militaire experts waarschuwen dat dit in de toekomst wel eens zou kunnen leiden tot een gewapend conflict, met China en Japan in de hoofdrol. En gezien de nauwe banden van Japan met het Westen hoeft het geen betoog dat ook de rest van de wereld betrokken kan raken in zo’n scenario. De zure relaties tussen Peking en Tokio zijn dus allerminst een louter Aziatische gelegenheid.

Economie

Dat alles mag ons anderzijds niet doen vergeten dat China en Japan economisch nauw met elkaar verstrengeld zijn. De totale handel tussen de twee landen vertegenwoordigde vorig jaar een bedrag van ruim 300 miljard euro. Er staan talloze Japanse fabrieken in China, Chinese bedrijven hebben elektronische onderdelen uit Japan nodig om producten te assembleren die over de hele wereld worden verkocht, Chinezen zijn tuk op Japanse auto’s en kopen in Japanse winkels.

Politieke spanningen kunnen de economische relaties tijdelijk beïnvloeden (zoals tijdens het hoogtepunt van het Diaoyu-dispuut in 2012), maar op langere termijn primeert het wederzijds profijt boven het wantrouwen. Net zoals economische overwegingen vroegere vijanden in het naoorlogse Europa nader tot elkaar bracht, kan deze factor ook voor de toekomstige relatie tussen China en Japan bepalend zijn. Verwijten en tromgeroffel ten spijt.

Meest gelezen