Rimpels in de Congostroom - Peter Verlinden

De Belgen en de Congolezen moeten zich geen illusies maken: het afgelopen bezoek van de twee Belgische topministers aan de voormalige kolonie, vijf dagen lang, zal de gang van de geschiedenis niet veranderen. Toch zijn er enkele rimpels op de Congostroom getrokken en zoals dat gaat met een rimpel in het water, als de wind meezit en er geen golfbrekers in de buurt zijn, kan zo’n golfje aanzwellen tot een heuse golf en de oevers aardig wat schade toebrengen.
analyse
Analyse
© VRT 2008 - Bart Musschoot

Enkele welgemikte frasen van vicepremier Alexander De Croo, tevens minister van Ontwikkelingssamenwerking, bij zijn eerste Primus (het bier) op Congolese bodem misten hun effect niet. De rake verwijzing naar de repressieve maatregelen sinds het protest tegen de manipulatie van de kieswet in januari, de scherpe veroordeling van de manier waarop alleen maar een kleine elite profiteert van de economische groei, de vraag naar een groter engagement van de Congolese overheid zodat het westerse ontwikkelingsgeld meer blijvende resultaten zou kunnen boeken … die woorden van de Belgische minister klonken dan wel als vanzelfsprekend in de oren van de geroutineerde Congokenners, toch moesten de machthebbers in Kinshasa even slikken.

En ook in sommige politieke kringen thuis in Brussel gingen de wenkbrauwen omhoog. Het was inderdaad geleden van het tijdperk-De Gucht (minister van Buitenlandse Zaken van 2004 tot 2009), toevallig of niet ook een Vlaamse liberaal, dat een Belgische politicus naast de Congostroom zulke duidelijke taal gesproken had.

Invloed

Uiteraard bleven de Congolese vakministers die de afgelopen dagen één na één aanschoven aan de Belgische ministeriële tafel beleefd luisteren naar het discours van hun collega. Zij weten heel goed dat het echte politieke spel uitsluitend in en om het presidentieel paleis gespeeld wordt en dat de glans van het Belgische ontwikkelingsgeld voor hun beleidsdomein reden genoeg is om meelevend te blijven knikken. En zo leek er geen vuiltje aan de tropische lucht.

Kunnen de woorden van de Belgische minister dan uiteindelijk toch enige invloed hebben op het welzijn van de Congolese bevolking, want daar gaat het volgens Alexander De Croo én zijn collega Didier Reynders uiteindelijk om?

Decennialange ervaring leert dat de logge Congolese tanker, bestuurd door een klein clubje zeelui die alleen hun persoonlijk profijt voor ogen hebben, doorgaans schijnbaar onverstoorbaar zijn koers aanhoudt, hoe groot de rimpels op de Congostroom ook dreigen te worden. Behalve … als die rimpels veroorzaakt worden door heel veel stormen tegelijk. Als de kritiek op de Congolese machthebbers gedragen zou worden door alle westerse donoren en de andere betrokken partijen (internationale organisaties, partnerlanden zoals China, …), dan pas bestaat er enige kans dat het regime in Kinshasa oor zal hebben naar zulke opmerkingen. En dan nog …

De Congolese elite, zo leert enig historisch besef, blinkt niet meteen uit in enige bekommernis om het lot van de doorsnee Congolese bevolking. In het beste geval gebeuren er inspanningen om regio’s en gemeenschappen waarmee bepaalde ministers, en/of de president, zich verwant voelen, extra middelen toe te stoppen waardoor het levensniveau van die eigen achterban stijgt. Zo gebeurt het dat het geboortedorp van deze of gene hofdignitaris ‘plots’ elektriciteit krijgt, of een geasfalteerde weg erheen, terwijl de omliggende dorpen en steden verder wegzinken in de onderontwikkeling.

Wijlen president Joseph Mobutu Sese Seko bouwde zo ‘zijn’ Gbadolite (het geboortedorp van zijn vader) op tot een ‘westerse’ stad in het Congolese regenwoud, compleet met eigen waterkrachtcentrale, asfaltwegen, internationale luchthaven, postgebouw, legerkazerne en uiteraard presidentieel luxepaleis. Het was en blijft een hallucinante belevenis om over de weg in Gbadolite aan te komen: de overgang van een rit over onmogelijke zandwegen naar plots een glimmende asfaltstrook, van lemen dorpjes naar een betonnen stad met zelfs enige hoogbouw … (Gbadolite is intussen wel vervallen tot een spookstad maar het contrast met de omliggende dorpjes blijft groot.)

Dat fenomeen van de ‘selectieve ontwikkeling’, ten bate van een zeer smalle elite en haar ruime familie, blijft ook vandaag het Congolese landschap mee bepalen. Daarin enige verandering krijgen blijft een sisyfusarbeid. Een vertegenwoordiger van de vroegere koloniale macht, zelfs al ligt die intussen bijna 55 jaar achter ons, krijgt het daarbij extra moeilijk. Want al te gemakkelijk valt dan het verwijt dat ‘de Belgen’ hun koloniale trekjes niet kwijtgeraakt zijn en de ‘soevereine staat Congo de les spellen’ wat ‘uiteraard ontoelaatbaar’ is. Alsof een soevereine staat het recht zou hebben om zijn bevolking te verarmen en mishandelen zonder dat de wereldgemeenschap het recht heeft om in te grijpen.

Westerse eendracht

Alleen een wereldwijd eendrachtige houding tegenover regimes die niet het welzijn van de totaliteit van hun bevolking betrachten, kan de gang van de geschiedenis veranderen.

Die eendrachtige houding bestaat nog niet eens ten volle binnen de Belgische regering. Ondanks de mooie woorden voor de buitenwereld, ook via de media, verschilden de discours van de ministers De Croo en Reynders behoorlijk van toon en voor wie heel goed luisterde ook van inhoud. Terwijl de immer glimlachende MR-raspoliticus zoals alle voorgaande jaren zijn Congolese collega’s als gelijkgestemde kameraden aanhaalde, liet de jongere en minder ervaren Open VLD'er zich zelfs voor de lokale pers kritische woorden ontvallen over de concrete resultaten van de jarenlange ontwikkelingssamenwerking met Congo. Te weinig duurzame resultaten, wel te verstaan, vooral door een gebrek aan verantwoordelijkheidszin van de Congolese partner voor bijvoorbeeld het onderhoud en de opvolging van de Belgische projecten. Zijn oproep tot ‘meer engagement’ kon dan ook niet misverstaan worden: dat betekent eigenlijk ‘tot nu toe te weinig engagement’. Terwijl voor Didier Reynders het glas ‘half vol’ is, bleek het voor Alexander De Croo ‘half leeg’.

Als zelfs de Belgische regering nog niet met één stem spreekt, wat dan met de vele internationale partners. De rijkdommen van Congo, en daardoor ook de economische kansen, zijn zo onmetelijk dat blijkbaar vele landen en internationale organisaties ervoor terugdeinzen om de falende Congolese machthebbers stevig de wacht aan te zeggen. Wie zich al te kritisch opstelt tegenover het officiële Kinshasa, riskeert immers daarna gesloten deuren. Ex-minister en ex-Europees commissaris Karel De Gucht kan daarover meepraten.

Een opkomende grootmacht als China bijvoorbeeld stelt zich geen vragen over persvrijheden, vrije meningsuiting en lokale ontwikkeling diep in Congo. Alleen de prijs van de ruim voorhanden grondstoffen is van tel en wat China in ruil moet leveren om die basisproducten tegen een gunstprijs naar Peking te mogen verschepen. Dat die gigantische wegenwerken door de Chinese overheidsbedrijven niet allemaal even duurzaam zijn, dat de blinkend-nieuwe ‘Chinese’ ziekenhuizen grotendeels leegstaan bij gebrek aan personeel en omdat de zorg er te duur is, dat de Congolese bevolking nauwelijks inspraak heeft in wat er gebouwd zal worden en wie daar beter van kan worden … het zal de zorg van Peking niet wezen.

Op een soortgelijke manier hebben ook andere ‘ontwikkelingspartners’ hun eigen agenda. Zelfs de grootste economie van Afrika, Zuid-Afrika, is meer geïnteresseerd in goedkope elektriciteit voor eigen gebruik vanuit een nieuw te bouwen Congolese mega-waterkrachtcentrale dan in het welzijn van de plaatselijke Congolese bevolking.

Het is dus geen sinecure om als vreemde bezoeker, zelfs met tientallen miljoenen euro ontwikkelingsgeld op zak, de gang van zaken in Congo kritisch aan te pakken. Het risico dat die kritiek zelfs contraproductief zal werken, dat achteraf vele deuren gesloten zullen blijven, zelfs bruggen opgeblazen, is reëel.

Anderzijds leert (bijna) 55 jaar van diplomatieke relaties tussen België en Congo dat zwijgen en de malafide praktijken van de Congolese leiders blijven tolereren evenmin iets oplevert voor de Congolese bevolking. Op die manier kon president-alleenheerser Joseph Mobutu Sese Seko meer dan drie decennia lang zijn plunderende gang gaan, en wie vandaag Congo bezoekt, kan met eigen ogen zien wat daarvan de gevolgen zijn: de armste bevolking ter wereld in (mogelijk) het rijkste land ter wereld.

Eendracht in de regio

En dan nog dit.

Hoe welgemeend streng ook de woorden van minister De Croo voor zijn Congolese collega’s, in buurland Rwanda klonk hij anderhalve maand geleden veel meer reyndersiaans. Amper wat zachte kritiek om de enige echte machthebber daar, president Kagame, niet te schofferen en zo het diplomatieke kanaal open te houden. Want de Belgische toppolitici weten heel goed dat openlijke kritiek op de gang van zaken aan de top in Kigali helemaal onmogelijk is, op straffe van beticht te worden van ‘deelname aan de genocide van 1994’ en soortgelijke aantijgingen. (Bijna een jaar geleden liet minister Reynders die beschuldigingen overigens over zich heen gaan, zonder enige ernstige reactie.)

Toch is de toestand in Rwanda op het gebied van mensenrechten, politieke vrijheden, vrije meningsuiting en democratisering zonder enige twijfel veel dramatischer dan in het grote Congo. De afgelopen dagen zijn zo alweer enkele kritische stemmen gesmoord in gevangenisstraffen van 10 jaar tot levenslang en enkele feitelijke doodstraffen, alweer. Een half jaar geleden dreven de lijken van meer dan veertig omgebrachte Rwandezen via de rivier naar buurland Burundi, terwijl de meest toonaangevende pacifistische opposanten van het regime nu al jarenlange gevangenisstraffen uitzitten, dikwijls in eenzame opsluiting.

In hun jongste jaarrapporten hoeven de gerenommeerde mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International en Human Rights Watch hun woorden al lang niet meer te wikken en wegen: zij hebben het ronduit over een repressief en moorddadig regime dat de mensenrechten flagrant blijft schenden terwijl de wereld zwijgzaam toekijkt.

Tegelijk blijft het Rwandese regime schaamteloos waardevolle grondstoffen uit Oost-Congo smokkelen en is het zo ‘de grootste coltanexporteur ter wereld’ geworden. Kigali pronkt zelfs met die titel. Uiteraard zijn zulke praktijken alleen maar mogelijk omdat ook hooggeplaatste Congolese machthebbers dat toelaten en hun graantje meepikken, maar het blijft verwonderen dat de wereld daar oorverdovend stil bij blijft. Behalve dan nu toch een voorzichtige verwijzing daarnaar in een interview van … de Belgische minister De Croo.

Recht op leven

De terechte Belgische kritiek op de gang van zaken in Congo zou aan gewicht en geloofwaardigheid winnen als de lat gelijk zou liggen voor alle regimes die kunnen genieten van het dure Belgisch ontwikkelingsgeld. (In verhouding tot het bevolkingsaantal en de grootte van het land is Rwanda trouwens de grootste ontvanger van Belgisch ontwikkelingsgeld.)

Want een Rwandese mensenrechtenactivist heeft evenveel recht op zijn universele vrijheden als een Congolese en een Burundese. Een Rwandees heeft evenveel recht op een stem over zijn dagelijks leven als een Congolees of een Burundees. Een Rwandees leven is evenveel waard als een Congolees of een Burundees.


(De auteur volgt al ruim een kwart eeuw Centraal-Afrika, ook voor VRT-Nieuws)

Meest gelezen