Moeten we nog onder de indruk zijn van China? - Stefan Blommaert

Moeten we nog onder de indruk zijn van China? Er zijn dit jaar heel wat tekenen geweest dat het land op economisch vlak wat van zijn pluimen aan het verliezen is. Zo wordt het door de leiders gestelde streefdoel van een 7,5% groei van het Bruto Binnenlands Product (BBP) naar alle waarschijnlijkheid net niet gehaald, als we een prognose van het IMF mogen geloven. 7,5% is in onze ogen natuurlijk enorm, maar als je het vergelijkt met de gemiddelde 10+ over de voorbije dertig jaar klinkt het iets minder indrukwekkend. Voor volgend jaar wordt een doelstelling van 7% verwacht, en sommigen voorspellen een jaarlijkse groei van 'amper' 4% tegen 2020.
analyse
Analyse

Hoewel een stevige groei van het BBP belangrijk is voor de verdere ontwikkeling van China is het niet alleenzaligmakend, verre van. De Chinese economie moet onverminderd worden hervormd – zo zeggen economisten unisono – in de richting van een goed geolied vrijemarktsysteem. De schuldenlast moet naar beneden, na de monsterinvesteringen van de voorbije jaren (voor wie bezorgd is over de Belgische schuld: de Chinese bedraagt ruim 250% van het BBP, tegenover 160% in 2008). Die investeringen in infrastructuur hebben weliswaar geholpen om China relatief ongeschonden door de financiële crisissen te loodsen, maar ze brachten heel wat lokale overheden tot aan de rand van het failissement. Het land moet ook zijn binnenlandse consumptie verder aanzwengelen, om minder afhankelijk te zijn van export alleen.

Corruptie

De strijd tegen de corruptie, die ruim twee jaar geleden werd ingezet bij het aantreden van het nieuwe leiderschap in partij en staat, draait op volle toeren. Ze neemt soms indrukwekkende proporties aan. Onlangs nog werd de arrestatie bevestigd van Zhou Yongkang, als voormalig hoofd van de gevreesde staatsveiligheid en voormalig lid van het Vast Comité van de Communistische Partij een van de hoogstgeplaatste Chinese leiders die ooit ten val kwam. Maar de campagne – gericht tegen 'vliegen en tijgers' zoals het klinkt in het partijjargon – legt ook de fundamentele zwakte van het politieke systeem in China bloot. Hoe meer corruptiegevallen aan het licht komen, hoe duidelijker wordt dat het probleem bijzonder diepe en structurele wortels heeft.

Er bestaat in China geen enkele sector, geen enkele dienst, geen enkele plek in de samenleving zonder welig tierende omkooppraktijken. En de anticorruptiecampagne mag dan op het eerste gezicht spectaculaire resultaten boeken - met ruim 80.000 sancties tegen corrupte ambtenaren alleen al in de eerste helft van dit jaar - het probleem lijkt onmogelijk terug te dringen tot 'aanvaardbare proporties'. Om corruptie fundamenteel aan te pakken heb je bovendien transparantie nodig. Want nu gebeurt de campagne uitsluitend door de partij en dus in functie van de partij. Een vrije pers – net als een onafhankelijke justitie – is onontbeerlijk in de strijd tegen corruptie, en laat die nu net compleet ontbreken in China.

Sinds het aantreden van de nieuwe Chinese leiders is het bergaf gegaan met de persvrijheid, en met de vrijheid van meningsuiting in het algemeen. In twee jaar tijd werden volgens Amnesty International honderden mensen opgepakt, alleen omdat ze hun mening probeerden te verkondigen. 'Reporters zonder Grenzen' maakte eerder dit jaar bekend dat dertig Chinese journalisten en zeventig online-activisten in de gevangenis zitten. Dezelfde organisatie plaatst China bijna helemaal onderaan zijn 'index van persvrijheid', op de 173e plaats in een lijst van 179 landen. De internetcensuur werd dit jaar nog erger. Sinds afgelopen zomer worden naast duizenden andere websites nu ook zowat alle Google-applicaties geblokkeerd of vertraagd. En tenslotte is er de zelfcensuur. Chinese journalisten wéten gewoon hoe ver ze kunnen gaan. Voor het geval ze het niet weten, komen er tijdens redactievergaderingen wel partij-instructies.

Hongkong

Opvallend was de manier waarop de Chinese autoriteiten reageerden op het Occupy Central-protest in Hongkong, dat eind september van start ging. Aanvankelijk, toen tienduizenden demonstranten volledig vrije verkiezingen eisten, gold er een complete informatieblack-out in de officiële media. Naarmate het aantal betogers fors verminderde, kwamen er verslagen in Chinese kranten en op televisie die het illegale karakter van de acties benadrukten en veel aandacht besteden aan de onvrede erover bij middenstanders en bedrijven in Hongkong. De vrees dat de roep naar meer democratie zou overslaan naar de rest van China, nam soms paniekerige proporties aan. Zelfs de uitzendingen van BBC World - niet bepaald druk bekeken door Chinezen - gingen in Peking stelselmatig op zwart als Hongkong ter sprake kwam.

Daar staat tegenover dat de overheidsaanpak van de demonstraties relatief terughoudend was. In Hongkong waren veel inwoners geschokt na het eerste protestweekend, toen de politie manu militari – met pepper spray en traangas – tussenbeide kwam. Maar eigenlijk zijn de Hongkongers niet veel gewoon (en dat siert hen), want in gelijk welke westerse stad hakken de ordediensten er doorgaans veel harder op in. Na de eerste incidenten bleven confrontaties zo goed als volledig uit. De Chinese autoriteiten wisten dat ze zich geen tweede Tiananmen konden permitteren. Ze wisten ook dat het protest uiteindelijk zou doodbloeden. Toen de bezetting half december uiteindelijk werd opgebroken, had niemand zwaar gezichtsverlies moeten lijden. De communistische machthebbers hadden geen duimbreed toegegeven aan de eisen voor meer democratie. De demonstranten hadden bewezen dat Hongkong zich niet zomaar goedschiks laat dicteren door Peking. Overigens is de discussie over het democratiseringsproces in de voormalige Britse kolonie hiermee zeker niet afgesloten.

Milieu

Een schier onoverkomelijk pijnpunt voor China bleef ook in 2014 de milieuproblematiek. Meest in het oog springend is de luchtvervuiling, die in grote steden alsmaar erger wordt – ondanks overheidsrapporten die het tegendeel beweren. Tijdens de zitting van het Nationaal Volkscongres (het Chinese parlement) in maart verklaarde premier Li Keqiang formeel de oorlog aan de pollutie. Alleen blijven resultaten uit. In Peking lijkt het aantal dagen met oninadembare lucht zelfs groter te worden. Het woord ‘Airpocalypse’ deed zijn intrede onder de expats. De vervuiling leidt ook bij de lokale bevolking tot steeds meer ongenoegen, en daarom is het een groeiende bekommernis voor de autoriteiten. Maar na decennia van ongebreidelde productie zonder enig oog voor milieugevolgen kan het probleem natuurlijk niet in een handomdraai worden opgelost.

Het is bekend dat China voor zijn energie grotendeels afhangt van goedkope – want lokaal ontgonnen – steenkool, en dat zorgt natuurlijk voor dramatische vervuiling. Minder bekend is dat het land wereldwijd koploper blijkt inzake hernieuwbare, schone energie. In 2013 investeerde China niet minder dan 56 miljard dollar in 'renewables', dat is meer dan alle EU-landen samen. Op dit ogenblik wordt al zowat 20% van de Chinese elektriciteit opgewekt door water-, wind- of zonne-energie. Als je in het land rondrijdt, zie je dat er in een razend tempo – zoals alleen in China mogelijk is – nieuwe windturbines en zonnepanelen worden geïnstalleerd. Om het zonder ál te veel overdrijving te stellen: in de tijd dat bij ons wordt gediscussieerd over de haalbaarheid van acht windmolens ergens in een uithoek van Vlaanderen, bouwen de Chinezen een park met enkele duizenden turbines.

Wereldtoneel

2014 was het jaar waarin China op heel wat internationale fora een prominente rol speelde. Meest recent gebeurde dat nog op de APEC-top in Peking. APEC is een club van landen in Azië en rond de Stille Zuidzee waar ook Rusland en de VS lid van zijn. Niet alleen was China gastheer, maar het liet zijn stem ook duidelijk horen. Naast een doorbraak over het klimaat werden met de Amerikanen akkoorden gesloten over visa en handelspolitiek. President Xi Jinping had een ontmoeting met de Japanse premier Shinzo Abe, en hoewel die niet meteen hartelijk leek te verlopen, was alleen al de handdruk een eerste stap op weg naar een toekomstige verbetering van de relaties tussen de twee landen. Wat niet wil zeggen dat China bereid is om grote toegevingen te doen op het vlak van de vele territoriale disputen met zijn buren, integendeel.

Dat China een grote internationale rol wil spelen is niet noodzakelijk goed nieuws. Naarmate het land door zijn economische machtspositie steeds zelfzekerder wordt, groeit ook zijn arrogantie. Kritiek wordt van oudsher afgedaan als buitenlandse inmenging, of het nu gaat over de behandeling van politieke opponenten, over Tibet of meer recent over de protestbeweging in Hongkong. Staatsmedia presenteren het Chinese model ook meer en meer als een superieur alternatief voor de westerse democratieën, die er maar met moeite in slagen om hun problemen op te lossen en hun economie recht te trekken. Gaat het over Afrika, dan wordt meer dan eens neerbuigend gedaan over westerse ontwikkelingshulp, terwijl de eigen grootschalige investeringen en infrastructuurwerken in Afrikaanse landen worden opgehemeld.

Verbondenheid

Moeten we nog onder de indruk zijn van China? Natuurlijk moeten we dat. Want alles wat in China gebeurt, belangt ook ons aan, soms zonder dat we het beseffen. Als de olieprijs daalt, dan heeft dat deels te maken met de groeivertraging in China. Als de Chinese economie een beetje sputtert, dan heeft dat een serieus effect op de Europese export. En als er ooit een zware financiële crisis zou ontstaan in China – veroorzaakt door de hoge schuldenberg of de vastgoedbubbel – dan zal dat ongetwijfeld tot dramatische wereldwijde gevolgen leiden. Omgekeerd hebben wij belang bij een gestage groei van de Chinese economie. En die mag iets trager gaan, heel wat economisten zeggen dat dat zelfs beter is, voor China en voor de wereld. Oververhitting is nooit goed. De laatste slogan van president Xi Jinping luidt overigens: "Het Nieuwe Normale". Of: de Chinezen moeten wennen aan een tragere groei.

Het zal ook niet hoeven te verbazen als China de komende jaren stilaan evolueert van een productieland (de 'fabriek van de wereld') naar een innovatieland. Hier en daar zijn daar al tekenen van te merken, al moet er nog een lange weg worden afgelegd. Het is trouwens een van de kernpunten van de met luide trom gepropageerde 'Chinese Dream' om zo snel mogelijk een eigen sterke R&D-sector uit bouwen. Zoiets blijft natuurlijk een enorme uitdaging, maar China weet te verrassen, dat hebben we de voorbije decennia maar al te vaak kunnen vaststellen. Westerse politici zouden er beter aan doen China van dichtbij te blijven volgen. Niet van veraf – met grote ogen maar zonder veel inzicht – zoals het al te vaak gebeurt. Wanneer is een Belgische premier voor het laatst op bezoek geweest in China, een blitztrip van Di Rupo niet te na gesproken? En heeft Bart De Wever onlangs in Shanghai tot zijn eigen grote verbazing niet moeten vaststellen hoe nuttig persoonlijke contacten met Chinezen zijn?

China is een wereldmogendheid geworden. Het land zal de komende jaren het westen op steeds meer vlakken voorbijsteken. En de Chinese invloed zal wereldwijd in veel economische sectoren groeien. Dat hoeft geen probleem te zijn, er moet alleen adequaat op worden gereageerd. Of we dat nu prettig vinden of niet, we zullen voortaan rekening moeten houden met China. Al was het maar omdat 1,3 miljard Chinezen niet niks is.

(Stefan Blommaert is VRT-correspondent in China)

Meest gelezen