De onpeilbare waarde van Hoet - Lucas Vanclooster

Aan grote beeldende kunstenaars hadden we in onze contreien nooit een tekort. Maar ondanks het creatieve talent ontbrak het ons na Rubens en Van Dyck aan internationale uitstraling. Een eeuw geleden slaagde Octave Maus van Les XX en La Libre Esthétique erin om moderne Belgische kunstenaars naar Parijs en Nederland uit te voeren, maar verder raakte die voorloper van Hoet niet.
analyse
Analyse

Jan Hoet plaatste Vlaanderen op de wereldkaart. Hij deed dat met zijn onverdroten ijver voor jonge vernieuwende kunstenaars, maar ook met tentoonstellingen en projecten in binnen- en buitenland. Na Jan Hoet mag er geen weg terug zijn.

De eerste keer dat ik Jan Hoet in het echt zag, was eind jaren 70. Hij was al een paar jaar directeur van de afdeling hedendaagse kunst in het Gentse museum aan het Citadelpark, een van mijn absolute lievelingsplekken toen. Met elke nieuwe vriendin ging ik erheen, ik kon onmogelijk een verhouding hebben met een meisje dat niets zag in dat mythische oord. Ik kwam er in 1979 met een studente aan het conservatorium, die een kunstenaarskaart had en gratis binnen mocht. Jan Hoet himself stond aan de balie. En gij, gij zijt toch geen kunstenaar hé, knorde Hoet. Neen hoor meneer.

Als journalist geleidelijk opschuivend naar culturele onderwerpen heb ik Hoet nog een paar keer in het echt gezien, en geïnterviewd. Daarbij trof mij altijd zijn grote bereidwilligheid om journalisten te woord te staan, zijn verregaande vriendelijkheid, zijn optimisme en vitaliteit. Na Hoet was mijn gevoel altijd goed. Ik zal wel niet de enige zijn die versterkt en meer gemotiveerd de microfoon wegborg na het gesprek.

'Zotten' en kunst

De biografie van Hoet behoort zo geleidelijk aan tot het collectieve geheugen. Geboren in 1936 en getogen in Geel, als zoon van een psychiater-neuroloog in de voor de Sint-Dymphna-gemeente typische opvang van geestelijk gehandicapten. De roem van Geel raakte in mijn kindertijd tot op mijn lagere school in West-Vlaanderen. In tegenstelling tot onze strenge instellingen in Pittem en Beernem mochten de zotten in Geel vrijelijk op straat lopen en bij de mensen binnen wippen, en daar zelfs blijven wonen. Wij stelden ons daar allerlei vermakelijke taferelen bij voor.

Ook in het nochtans grote gezin Hoet waren vijf gehandicapten kind aan huis. Het woord andersvalide bestond nog niet, en is gelukkig weer verdwenen, en de Leuvense anti-psychiater Steven de Batselier moest nog furore maken, maar voor vader dokter Hoet waren de gekken volwaardige mensen die gewoon wat anders tegen de dingen des levens aankeken. Dat neemt niet weg dat die gasten uit de psychiatrie een paar keer zware problemen veroorzaakten.

Een tweede bepalend element uit de kindertijd van Jan Hoet is de kunstbelangstelling van zijn vader. Er hingen schilderijen aan alle muren, en naast gekken kwamen er ook kunstenaars over de vloer. Het verschil was vaak niet zo groot. Dat had kleine Jan snel door. Het gezin verhuisde naar Oost-Vlaanderen, en met de hierboven geschetste bagage, besloot Jan kunstenaar te worden.

Net op tijd zag hij in dat die ambitie geen zin had. Hij werd geen gefrustreerde kunstcriticus maar gooide zich eerst in het kunstonderwijs, vanaf 1961, en tegelijk in de organisatie van artistieke evenementen. Die tikten zo goed aan dat Hoet het in 1975 tot directeur bracht van de hedendaagse afdeling van het KMSK in Gent.

Controverse

Hij kreeg enkele mooie zalen en mocht zijn zin doen. Snel toonde hij zich een gewiekst aankoper van actuele kunst, hij reisde heel Europa af, zorgde voor een goede relatie met enkele topartiesten, Joseph Beuys onder meer, en vulde zijn zalen met controversiële spullen. Ook Belgische.

Toen gebeurde al waar Hoet zo dol op is: de provocerende kunstwerken lokten heel wat reacties uit en vaak ontstonden er in de moderne zalen hoog oplopende discussies. Zowat elke keer dat ik de afdeling bezocht, sprak wel iemand mij aan met de mededeling: is dat ook al kunst! Dat kan mijn dochter van vier ook! Wat bedoelen ze daarmee? En dat allemaal met belastinggeld, arm Vlaanderen! Zelfs al zou de carrière van Hoet daar zijn gestopt, ik zou hem nog dankbaar zijn.

Langzaamaan kregen de media in het snotje dat Hoet een wonderlijke communicator was. Het is een plezier om hem te horen en zien spreken en debatteren. Hoet dook op in de media in ongeveer dezelfde periode als die andere Gentse cultuurdrager, de bakkerszoon Gerard Mortier die na een lange tocht door de opera-instellingen van Duitsland en Frankrijk in 1981 intendant werd van de Munt in Brussel, en meteen opzien baarde, door wat hij programmeerde, de regisseurs die hij aantrok, en de commentaar die hij net zoals Hoet maar al te graag verspreidde.

De eerste pagina

Eiland, van Johan Thielemans, was niet het enige cultuurprogramma op de BRT-televisie dat de twee samenbracht aan de gesprekstafel. Het grote voordeel van Jan Hoet, meer dan Mortier, was dat hij heel direct en toegankelijk sprak, wars van spindoctors, pr-deskundigen en marketeers die veel later ook in de kunstwereld zouden toeslaan. Hoet klonk volks, geloofwaardig, hij hanteerde een pittig vocabulaire waarin wat Gents dialect doorklonk, en vooral: hij was dikwijls grappig, soms ongewild.

Zeer typisch voor Hoet was zijn aanvaarding van zogenoemde lage cultuur, zijn belangstelling voor sport, hij bokste zelf een tijdje, en zijn oneindige voorraad anekdoten, zoals over de ongetrouwde tante die veel reisde en daarover vertelde en zei dat Jan niets moest geloven van de leerkrachten aardrijkskunde en geschiedenis. Maar als hij iets lelijk of niet oprecht vond, liet Hoet dat met grote heftigheid blijken.

Kunst moet op bladzijde 1 van de krant en op het beste moment op het eerste net van de televisie, zei Mortier. En verdraaid, die twee slaagden daarin. Onvermijdelijk daagden vanaf medio jaren 80 de eerste vijanden van Jan Hoet op, Mortier had die al meteen na zijn aantreden in La Monnaie. Kunstenaars die niet tot Hoets uitverkorenen behoorden, begonnen met modder te gooien. Een BRT-kunstfilmproducer zei dat hij geen programma aan Hoet wilde wijden omdat je zo’n man moest bestrijden. Maar de tegenwerking maakte Hoet strijdvaardig, het was tijd voor een coup de théâtre.

Met dank aan Hoet

En die kwam er in 1986 met Chambres d’Amis, kunst speciaal gemaakt voor een groot aantal woningen in Gent. Tienduizenden kwamen kijken, het was schitterend en ronduit onvergetelijk. Chambres d’Amis werd bekroond als beste Europese tentoonstelling van het jaar.

Zijn afdeling in het KMSK Gent werd een heus eigen museum: het SMAK aan de overkant van de straat. Hij opende het nieuwe museum in 1999 met een bokswedstrijd.

In 1992 was Hoet curator van de Documenta in Kassel, een van de beste edities ooit. In 2000 stond Gent op zijn kop met Over The Edges, kunst op openbare plaatsen, waarvan iedereen zich nog Fabres veelbesproken plakken ham aan de zuilen van de universiteit herinnert. Opnieuw discussie op straat, hoera! Van 2003 tot 2008 leidde hij het MARTa-museum in Herford.

In 2011 kreeg hij de Vlaamse prijs voor Algemene Culturele Verdienste en een jaar later was hij opnieuw in Gent met Track en Sint-Jan, in de Sint-Baafskathedraal. Het project gaf religieuze kunst een nieuwe dimensie. Nog in 2012 werkte hij in China aan een grote tentoonstelling. En in 2013 keerde hij weer naar zijn roots met de tentoonstelling Expo Middle Gate in Geel, over de band tussen kunst en psychiatrie.

In 2014 was hij co-curator van De zee in Oostende, gepland eind dit jaar. Jan Hoet heeft een hele generatie Vlaamse kunstenaars mee groot gemaakt. Jammer dat Raveel en Raoul De Keyser al te oud waren. Maar zonder Hoet zouden Panamarenko, Luc Tuymans, Wim Delvoye, Michaël Borremans, Berlinde De Bruyckere, David Claerhout , Thierry De Cordier, Jan De Cock en Hans Op de Beeck niet staan waar ze nu staan, internationaal. Hij smeerde zijn vriendin koningin Paola een wondermooi plafond van scarabee-dekschilden van Jan Fabre aan.

OV, of Onvermijdelijke Vlaming

Het werd allemaal wat veel. Aan pensioen, zelfs aan het wat rustiger aan doen, dacht de verstokte roker en weinigslaper Hoet niet. Vanaf 2010 volgden de zware gezondheidsproblemen zoals kanker, longinfecties, nierinsufficiëntie en hartaanvallen elkaar in een hoog en onrustwekkend tempo op. De media lieten hem niet met rust, en hij zei te zelden neen tegen weer een uitnodiging op commentaar of deelname aan een praatprogramma of een kwis. Hoet was bijna een OV, een Onvermijdelijke Vlaming. Nog niet zo erg als Rik Torfs, Carl Devos, Mia Doornaert of Kristien Hemmerechts, maar het dreigde die richting uit te gaan, het soort lieden dat door luie eindredacteurs wordt opgebeld als die snel ergens, het geeft niet wat, commentaar op nodig hebben.

Uiteraard beging hij ook vergissingen, al zat hij er met zijn gevoel voor waardevolle zaken zelden naast. Zijn politieke carrière midden jaren 90 liep met een sisser af. Hoet liet zich lijmen, samen met Jan De Corte, door CVP-verruimer Johan Van Hecke, in wie veel politieke waarnemers een progressieve politicus zagen. In De Zevende Dag ging Hoet af als een gieter, een uniek schouwspel. Hij drukte er zijn verwondering over uit dat in politieke discussieprogramma’s iedereen op het eigen standpunt bleef, en nooit toegaf dat de mening van de opponent ook wel iets had. Ik herinner me alleen Arnold van Aperen, gewezen VLD-parlementslid en burgemeester van Hoogstraten die in een debat over de vaste boekenprijs toegaf dat niet hij maar zijn tegenstander, de exploitant van De groene Waterman in Antwerpen, het bij het rechte eind had.

Jan Hoet was wat dat betreft een man zoals Ramses Shaffy en Simon Vinkenoog: een eigen mening en een sterke overtuiging, ja, maar nooit negatief, laat staan kwaadaardig voor wie het anders zag. Alleen met charlatans had hij weinig mededogen.

Kunst is een primaire behoefte

Wat Hoet voor elke Vlaming, niet alleen voor kunstenaars en culturo’s heeft betekend, is onpeilbaar. In essentie werd hij gedreven door de zekerheid dat kunst een absoluut primaire behoefte is van de mens. Zonder kunst geen inzicht, geen identiteit of vooruitgang, geen echte humaniteit, zelfs geen economische vooruitgang.

Misschien moet denktank Itinera eens de economische return van het internationale optreden van Hoet berekenen. Welvaart zonder cultuur is hol en leeg. Kunst levert een onmisbare bijdrage aan het menselijke geluk, aan de humor. Kunst moet een hoogst belangrijk politiek item zijn en cultuur moet corebusiness worden voor de nieuwsmedia. Dat kreeg hij in de jaren 80 op bladzijde 1. Vergeet het niet!

(Lucas Vanclooster is VRT journalist en cultuurwaarnemer.)

 

Meest gelezen