Grote modemerken boycotten textieltop in Bangladesh
Zaterdag zou er in Dacca, de hoofdstad van Bangladesh, een grote top worden gehouden met onder meer de regering, maar ook met de grote producenten van kleding. H&M, C&A, Tchibo en Inditex gaan die top echter boycotten.
Naar eigen zeggen reageren die winkelketens zo op de onderdrukking van een staking in de de textielsector in Bangladesh vorig jaar. De werknemers eisten toen een verdriedubbeling van hun loon, maar de staking werd de kop ingedrukt.
Niet minder dan 1.600 mensen werden ontslagen en meer dan 1.500 werden beschuldigd van diefstal en vandalisme. Volgens de vakbonden en sociale bewegingen ging het om intimidatie van de werknemers, waardoor de meesten opnieuw aan de slag gingen.
Met hun boycot willen de vier kledingmerken druk uitoefenen op de regering van Bangladesh om de onderdrukking van sociaal protest te stoppen. Hun afwezigheid is alleszins een klap voor de regering.
Grootmacht van textiel
Bangladesh is één van de grootste producenten van kleding ter wereld. Die sector is daar goed voor een omzet van meer dan 30 miljard dollar en honderdduizenden mensen werken er in kledingfabrieken, die toeleveren aan grote internationale modemerken. U hebt ongetwijfeld kleding uit dat land in uw kast hangen.
De arbeidsomstandigheden en -voorwaarden zijn daar vaak erg slecht, evenals de veiligheid. In 2013 stortte in Dacca de fabriek van Rana Plaza in. Daarbij zijn meer dan 1.138 textielarbeiders gedood.
De ramp heeft de ernstige sociale wantoestanden in Bangladesh aan het licht gebracht en veel grote merken hebben zich daarna geëngageerd om scherper toezicht uit te oefenen op de lokale bedrijven die aan hen toeleveren.
