"Havens van Gent en Zeeland kunnen alleen maar sterker worden door fusie"
Komende maandag zou een akkoord worden ondertekend tussen de havens van Gent en die van Zeeland (Terneuzen en Vlissingen). Professor Vanelslander valt niet achterover. "De twee havens doen al heel wat dingen samen. Je merkt ook dat de huidige CEO's aan beide kanten het goed met elkaar kunnen vinden. Bovendien voel je dat Vlaanderen en Nederland willen gaan samenwerken, en bestuurlijk is er aan beide kanten nood om met die twee havens iets te doen."
Volgens Vanelslander kan een fusie op verschillende punten positief uitvallen, zegt hij in "De wereld vandaag" op Radio 1. "Commercieel word je sterker want rederijen en andere klanten kunnen de twee havens niet meer tegen elkaar uitspelen. Operationeel vallen er kosten te besparen. En ook naar overheden toe sta je sterker, je kunt als grotere haven makkelijker zaken afdwingen."
Toch zijn er ook valkuilen waardoor een fusie verkeerd kan aflopen. "Wie gaat bijvoorbeeld domineren in zo'n fusie", vraagt transporteconoom Vanelslander zich af. "Wordt het een de facto overname of wordt het netjes verdeeld? Dat valt af te wachten." Bij fusies kunnen in het algemeen ook cultuurverschillen roet in het eten gooien, al zal dat tussen de havens van Gent en Zeeland allicht geen rol spelen.
Wat met Antwerpen?
Door de mogelijke fusie komt de haven van Gent en Zeeland in de top tien van Europese havens. Betekent dit extra zware concurrentie voor Zeebrugge en Antwerpen? Professor Vanelslander denkt van niet. "Antwerpen is net zoals Rotterdam namelijk een sterke containerhaven, terwijl Gent en Zeeland meer gedifferentieerd zijn. De havens kunnen dus perfect naast elkaar bestaan."
De fuserende havens zelf kunnen er "alleen maar sterker van worden", klinkt het. "In tegenstelling tot een fusie van gewone bedrijven behouden havens hun locaties en worden ze niet één productieplaats. Je kan zo de bestaande trafiek blijven behandelen."
Een fusie tussen beide havens kan ten slotte vrij snel gaan. "Het kan een kwestie van enkele maanden zijn", denkt transporteconoom Thierry Vanelslander.