Britse regering gaat bank Lloyds volledig privatiseren

Tijdens de financiële crisis van 2008 was de Britse overheid voor 43% of 20,5 miljard pond sterling in het kapitaal van de bank Lloyds gestapt om die voor de ondergang te behoeden. Sindsdien is dat belang in schijven teruggebracht tot 12%.

De Britse minister van Financiën George Osborne (foto) heeft nu aangekondigd dat dat belang tegen volgend jaar ook de deur uit moet. Dat zou de Britse schatkist ongeveer twee miljard pond (2,34 miljard euro) kunnen opleveren. Een groot deel van dat geld zou gebruikt worden om de schuldenlast te verminderen, de rest voor investeringen in infrastructuur.

Opvallend is dat Osborne Lloyds Banking Group niet wil verkopen aan de grote financiële instellingen in "the City of London", maar wel aan het grote publiek. Die krijgen overigens een korting van 5% op de huidige beurskoers van Lloyds. Elke belegger zou overigens maximaal 200 pond mogen beleggen in Lloyds. Wie zijn aandelen langer dan 12 maanden behoudt, krijgt bovendien een bonus.

Volgens Osborne gaat het om de grootste privatisering in Groot-Brittannië in meer dan 20 jaar. Hij herinnert daarbij aan de grote privatiseringen in de jaren 80 door de Conservatieve premier Margaret Thatcher. Die haalde toen 3,9 miljard pond op met de verkoop van British Telecom en 5,6 miljard pond met die van British Gas.

Volgens analisten zou er bij het grote publiek best wel belangstelling kunnen zijn voor aandelen van Lloyds. Die bank is nu al één van de grootste betalers van dividend van alle bedrijven in de FTSE-100, de sterindex van de Londense beurs. Bovendien heeft Lloyds nu al meer kleine beleggers in huis dan de andere grote financiële groepen in het land.

Lloyds werd in 1765 opgericht en is nu de vijfde bank in Groot-Brittannië en het zevende bedrijf in het land. De omzet bedraagt bijna 20 miljard pond (22,67 miljard euro) en er werken 90.260 mensen voor Lloyds. Behalve in Londen is de bank ook genoteerd op de beurs van New York.