"Helft van Vlaamse werknemers heeft werkbare job"
Een werkbare job moet voldoen aan vier voorwaarden: voldoende leermogelijkheden bieden, goed te combineren zijn met het privéleven, geen aanleiding geven tot problematische werkstress en motiverend zijn.
De hoogste werkbaarheidsgraad is terug te vinden bij de zorgmedewerkers (61,2 procent), gevolgd door middenkaders/professionals (57,3 procent), kader/directie (56,7 procent) en geschoolde arbeiders/technici (56,3 procent). De werkbaarheidsgraad bij uitvoerend bedienden en onderwijskrachten bedraagt 55,8 procent. Van de kortgeschoolde arbeiders heeft amper iets meer dan een derde (37,6 procent) een werkbare job.
Bijna de helft (46,7 procent) van de kortgeschoolde arbeiders voert een job uit die onvoldoende leermogelijkheden biedt. Dat komt omdat zij veel meer dan anderen routinematig werk uitvoeren. Van de kortgeschoolde arbeiders heeft 52,8 procent een routinematige job. Bij geschoolde arbeiders en technici ligt dat cijfer de helft lager (26 procent). Het leerkans-deficit en het ruime aandeel (30,6 procent) demotiverende jobs verklaren waarom de werkbaarheidsgraad bij de kortgeschoolde arbeiders zo laag ligt.
Op het vlak van leermogelijkheden en motivatie zijn de jobs van kaderleden, zorgmedewerkers en onderwijskrachten een heel stuk aantrekkelijker. Opvallend bij de onderwijskrachten is dan weer de grote groep (36,8 procent) die met werkstress kampt. Ook bij kader- en directieleden wordt bijna één op de drie met werkstress geconfronteerd en heeft bijna een kwart problemen om werk en privé in balans te houden.
Andere markante vaststellingen tot slot zijn dat één op de vijf zorgmedewerkers in het afgelopen jaar het slachtoffer was van lichamelijk geweld en dat 42,8 procent van de kortgeschoolde arbeiders zich niet in staat acht om de huidige job tot het pensioen voort te zetten.