Quota voor vrouwen werken, ondanks tegenkantingen

De beursgenoteerde bedrijven in ons land moeten (afhankelijk van onder meer hun grootte) tegen 2017 of 2019 minstens één derde (en hoogstens twee derde) vrouwen in hun raden van bestuur tellen.

Dat is het gevolg van een wet uit 2011. Grote beursgenoteerde bedrijven kregen daarbij vijf jaar de tijd om aan de nieuwe norm te voldoen, kleinere beursgenoteerde bedrijven acht jaar. Overheidsbedrijven moeten overigens al sinds 2012 aan de regel voldoen. De wet kwam er niet zomaar. Ons land valt met een gemiddelde van 16,7 procent vrouwen in de raden van bestuur van beursgenoteerde bedrijven onder het Europese gemiddelde van 17,8 procent.

De verplichte invoering van quota leidde destijds tot heel wat kritiek. Er zouden te weinig bekwame vrouwen zijn, vrouwen zouden degraderen tot excuustruzen en de vrees bestond dat een kleine groep bekwame vrouwen overbevraagd zou worden.

Halverwege de overgangsperiode blijkt de kritiek zo goed als verstomd. Dat blijkt uit een studie van de Universiteit Hasselt die vandaag op een internationaal congres over gelijke kansen in Antwerpen wordt voorgesteld. Post-doctoraal onderzoekster Hannelore Roos interviewde voor haar onderzoek 40 CEO's en voorzitters en uitvoerende en onafhankelijke leden van raden van bestuur.

Hoewel drie kwart van de bedrijven die zij vertegenwoordigen nog niet aan de vereiste quota voldoen, blijkt er wel een mentaliteitswijziging te hebben plaatsgevonden. "Sommige bedrijven gaan zelfs verder dan de wet vereist", stelt Roos in de krant.

De ondervraagden geven aan dat de bedrijven zich meer dan vroeger vragen stellen over het personeelsbeleid, meer bepaald het beleid tegenover vrouwen. Om een nieuwe bestuurder te vinden, wordt ook verder gekeken dan de bestaande (mannelijke) netwerken. Er wordt ook in andere sectoren, bijvoorbeeld de academische wereld, gekeken naar geschikte vrouwelijke kandidaten. En vooral, ze geven aan dat de vooraf geuite vooroordelen, niet blijken te kloppen.