De kracht van een kop thee met een madeleine

Twijfelt u? Soms? Dikwijls? Over een datum? Een gebeurtenis? Dat heeft alles te maken met het geheugen en daarover gaat de nieuwe tentoonstelling in het Museum Dr. Guislain in Gent.

Deze expo is een samenwerking met Ziekenzorg Christelijke Mutualiteiten. Daarom extra aandacht voor de kennis en de wetenschap en iets minder voor de relatie kunst en geheugen. Hoewel. De 5 kabinetten herbergen een schat aan gegevens, niet altijd even gemakkelijk om snel te vatten maar wel razend interessant.

De hamvraag blijft: wat is het geheugen en hoe werkt het? Wie hierop de antwoorden kent, heeft meteen ook de sleutels om bijvoorbeeld. Alzheimer aan te pakken. Wetenschappers ontwikkelen theorieën, formuleren veronderstellingen, zoals dat ook al gebeurde in de vierde eeuw voor Christus.

In deze recensie gaan we daar niet gedetailleerd op in. Dat is stof voor onze wetenschappelijke collega’s, wij spitsen ons toe op de relatie geheugen en kunst. En die relatie is oneindig groot, want het waren de filosofen – denkende schrijvers – die de eerste theorieën over het geheugen hebben geformuleerd.

De Griekse filosoof Plato (428-347 v. Chr.) was helemaal niet gelukkig met het schrift. Een vel papier met daarop letters, symbolen of afbeeldingen ondersteunde het geheugen helemaal niet, het was alleen maar een foefje om de mens aan iets te laten herinneren.

Boeken allerhande zijn een ramp voor het geheugen want zij maken het geheugen lui, wij leren niets meer uit het hoofd. En vandaag is de computer en internet ons collectief geheugen. Eigenlijk hoeft parate kennis niet meer. En de geheugenkunst neemt zienderogen af hoewel ordening en visualisatie efficiënte hulpmiddelen zijn om informatie te onthouden.

De Romeinse redenaar en filosoof Cicero (106-43 v.Chr.) vond de trukendoos om het geheugen te trainen maar niets: “ Ik zou liever vergeetkunst leren, want ik herinner me van alles dat ik niet onthouden wil.”

Een kopje thee met een madeleine

Het wereldberoemde boek "A la recherche du temps perdu" ( Op zoek naar de verloren tijd) is een lange queeste naar zijn geheugen, een speurtocht die hij volbracht door steeds een beroep te doen op zijn intuïtie en zijn profetische gaven. 

Toen Marcel Proust (1871-1922) het boek op zijn bed schreef, toerde filosoof en Nobelprijswinnaar Henri Bergson ( 1859-1941) in de Franse theaters met zijn spreekbeurten waarin hij beweerde dat de mens zich alleen maar kan begrijpen via de intuïtie, een proces dat een behoorlijke dosis introspectie vraagt. Dat zijn lange luie dagen waarop de mens nadenkt over zichzelf en over al de verbanden in zijn leven.

Proust deed niets anders. De astmatische en bedlegerige bourgeoisschrijver herinnerde zich plots bij het drinken van bloesemthee en het proeven van een madeleine zijn leven in Combray waar hij gelukkige jaren heeft gekend bij zijn tante Léonie.

De bekende passage luidt: "De warme vloeistof vermengd met de kruimeltjes had nog niet mijn gehemelte aangeraakt of ik werd bevangen door een rilling en ik stopte, vol aandacht voor het buitengewone wat mij overkwam. Een verfijnd genoegen was mij ten deel gevallen, iets geïsoleerds, afstandelijk, zonder enige aanwijzing van zijn oorsprong.(…) Ik voelde mij niet langer middelmatig, afhankelijk, sterfelijk. Waar kwam deze almachtige vreugde vandaan? Ik voelde dat die verbonden was met de smaak van de thee en het koekje, maar die te boven ging.(…) Ik nam nog een tweede slokje, waarin ik niets meer vond dan in het eerste; daarna een derde, dat me nog minder gaf dan het tweede. Het is tijd om te stoppen; het drankje verliest zijn toverkracht. Het is duidelijk dat de waarheid die ik zoek, niet in het kopje te vinden is, maar in mijzelf.”

De thee en het koekje op zich waren niet meer van belang, maar wel de betekenis die hij kon geven bij het proeven van het koekje en welke gevoelens en gedachten daarbij loskwamen.

De smaak en de geur wekten bijgevolg andere sensaties op. Proust voegde er wel fijntjes aan toe dat onze herinneringen door de tijd gedeformeerd worden en bijgevolg onbetrouwbaar en zelfs vals zijn. Wel schreef Proust dat reuk en smaak betrouwbaarder zijn dan zicht, gehoor en tast. Wetenschappers verklaarden aan het eind van de twintigste eeuw dit fenomeen: reuk en smaak staan rechtstreeks in verbinding met het hersencentrum van het langetermijngeheugen. Zicht, gehoor en tast worden eerst verwerkt door de thalamus, de bron van taal. Als gevolg hiervan kunnen deze zintuigen veel minder goed ons verleden oproepen.

Peter De Cupere probeert via geuren en visualisaties de toeschouwer aan te trekken of af te stoten: dat gaat van heerlijke parfums tot de geur van een rottingsproces. En – zoals Proust – verbindt De Cupere zijn kunst met de wetenschap.

De alles wegvretende dementie

Het was de Duitse neuroloog Aloïs Alzheimer (1864-1915) die een eerste definitie van dementie neerschreef: een kind leert achtereenvolgens kruipen, lopen, spreken, fietsen. Een dementerende patiënt verliest in omgekeerde volgorde al deze functies weer. Het kortetermijngeheugen en aangeleerde handelingen gaan verloren terwijl de patiënt bij bewustzijn is. En dat maakt het ziektebeeld zo verschrikkelijk.

Er hangen op deze tentoonstelling angstaanjagende foto’s van Peter Granser: de verschrikte ogen van de dementerende patiënten die – misschien? wellicht? wij zullen het nooit weten – bij flitsen beseffen welk desastreus ziekteproces zij doormaken.

Het zijn sterke foto’s met veel respect voor de patiënten gemaakt. Granser gebruikt daarvoor gebleekte kleuren waardoor er een welwillende vervreemding ontstaat tussen foto en kijker.

Daarbij legt de fotograaf de nadruk op de krachtige, jankende, doodsbange en soms geloken en beseffende ogen die smeken om lang te worden bekeken.

De Franse schilder Gérard Alary beeldt zijn dementerende moeder uit: het is een flou, vervloeiend maar voornamelijk gênant werk waarbij de kunstenaar vertelt dat het leven niet alleen vervaagt voor de zieke maar ook voor hem, de zoon. Zijn moeder is zijn moeder niet meer, zij is een schim van wat ze ooit is geweest, zij is een lichaam met vervlietende persoonlijkheid.

Sterke vrouwen

Ook Sofie Muller doet dat met Elza, een dementerende grootmoeder die op een schommel en met verkrampte mond naar het einde wiegt. Dit recente beeld uit epoxy en glanzende deklaag staat tegen een blauwe wand. Deze zomer zagen wij dit beeld in het park van Lokeren. De schommel was aangebracht aan een tak van een oude boom. De bladeren ritselden zoals pagina’s van een levensverhaal worden omgedraaid. Sofie Muller is en blijft een kunstenares die als geen éénn personages kan laten dagdromen, die om jonge en oude figuren een waas kan spinnen waardoor de personages er even niet wensen te zijn. 

“ Ik zie dat de toeschouwer betrokken kan raken bij het beeld en het schilderij zelf. Dat kan te maken hebben met het gebrek aan scherpte in mijn doeken, maar ook met de kleurtemperatuur. Hij wordt traag binnengezogen in het werk. Zo gebruik ik ook het medium schilderen: als een trage, zachte streling,” aldus Karin Hanssen die op de tentoonstelling aanwezig is met drie olieverfschilderijen.

Haar personages dateren uit de jaren vijftig, zestig, die uitkijken over idyllische landschappen alsof Hanssen wil aangeven dat die periode puur geluk inhield. Dat was niet zo voor iedereen. Dat is ons geheugen dat refereert naar de flower power. Maar wie goed kijkt, ziet dat er geen interactie is tussen de personages, ze zijn passief of zoals bij "The secret" is er een sfeer van bedruktheid: de schouders zijn niet licht maar zwaar alsof ze een last moeten dragen. 

Het geheugen als kast

Verschillende kunstenaars vatten het geheugen letterlijk op als een encyclopedie of een kast met ontelbare schuifjes. Roger van Akolijen maakt kijkkasten waarin schilderijen uit het verleden in miniatuur staan afgebeeld.

Pim Van Pagée heeft een echte dressoir nodig om objecten en prullaria uit zijn verleden in op te bergen.

Dirk Van Severen knipt dwangmatig artikels uit van onderwerpen die hem kunnen interesseren. Dat doet hij sinds 1970. Deze lijvige verzameling plakt hij in boeken. Op die manier ordent hij zijn chaotische denkwereld in tachtig boeken. Uiteraard is dit een work in progress dus regelmatig komen er volumes bij. Uiteindelijk dienen ze ook als inspiratiebron voor zijn andere kunstuitingen.

Als multimediale kunstenaar maakt Van Severen gebruik van zowel fotografie als video, installaties, schilderijen en performance. Dikwijls staat het menselijk lichaam daarin centraal. 

Koenraad Tinel

En dan is er nog de bijzondere bijdrage van Koenraad Tinel (°1934). Deze beeldhouwer uit het Pajottenland heeft een bewogen leven achter de rug. Zijn vader overleefde ternauwernood de Eerste Wereldoorlog. En toch dweepte hij met Hitler en collaboreerde hij erop los.

“Toen Hitler de oorlog begon was vader in de wolken. In de bezettingsjaren kwamen de Duitsers bij ons thuis. Ze werden er goed ontvangen”, vertelde Tinel zes jaar geleden aan Humo. Na de oorlog moesten ze vluchten naar Duitsland en daar werden ze achterna gezeten door de Amerikanen en de Russen. Het relaas leest als een spannend jongensboek.

Koenraad Tinel kwam terug, werd beeldhouwer en gaf les. Het was alsof het geheugen de oorlog deed wegdeemsteren. Maar dat was niet zo. Tinel probeerde het vorm te geven in beeldhouwwerken. Dat ging hem niet af. Tot enkele jaren geleden hij 240 prenten tekende met Chinese inkt en bister, het roestbruine pigment dat in walnoten zit en dit alles mengde hij met enkele "vervuilde" vloeistoffen. Thema: een familie raakt moreel en fysiek verscheurd door de oorlog. Het absolute geloof in een nieuwe wereldorde maakt plaats voor de vreselijkste kater.

 

Als piepjong ventje kreeg Koenraad Tinel pianoles van de Russische Betty Galinsky. Blijkbaar wist zijn moeder niet dat zij een Jodin was. Galinsky werd op transport gezet en kwam om in een Poolse zoutmijn. Zijn vader reageerde verbouwereerd: “Had ik het geweten, ik had ze weggestopt.” Zijn vader die opriep tot Jodenhaat, zijn twee snotapen van zonen die affiches ophingen met "Juden Raus". Koenraad was te jong om daaraan deel te nemen en dat is zijn redding geworden.

Alle tekeningen hangen op de tentoonstelling en staan ook in de prachtige catalogus die begint met een menuet van Bach en eindigt met een omgevallen inktpot met de tekst: "Ik denk aan al die Joden…Ik zal nooit in het reine komen met die zaak, nooit." En dan in het schoonste handschrift: Aan mijn pianolerares Betty Galinsky.

Dat is het geheugen dat na decennia spreekt en inspireert, dat toestemming geeft aan Koenraad Tinel om zijn herinneringen te verbeelden. Deze tentoonstelling werd al een aantal keren getoond maar deze serie wankelt nooit, blijft even krachtig.

Het geheugen fopt ons

Het geheugen: het faalt. Voor deze recensie heb ik drie maal de Winkler Prins geraadpleegd en surfte ik een tiental keer op internet. Mijn geheugen liet me ofwel in de steek (" Ik wist het niet of niet meer") of ik twijfelde (" In welke eeuw leefde Plato ook alweer?’).

Het geheugen fopt ons: het doet ons geloven dat het ons de werkelijkheid of de waarheid aanreikt, het tegendeel is waar.

Deze paradox wordt op de tentoonstelling tot fraaie kunst gesmeed door de kunstenaars Dirk Van Severen, Marcel Broodthaers, Bernhard & Hilla Becher, Paya Germonprez, Pim van Pagée, Stefaan van Biesen, Diderot en d’Alembert, Robert Devriendt, Arturo Tosi, Peter De Cupere, Joseph Beuys, Hans Op de Beeck, Filip Berte, Mekhitar Garabedian, Sarah Westphal, Karin Hanssen, Veerle Beckers, Lieve Van Stappen, Agnes Maes, Johan De Wilde, Johan Clarysse, Jan Vanriet, Chae Wung Lee, Zhang Dali, Thang Zhigang, Changwon Lee, Anna Baumgart, Hermann Nitsch, Nara Yoshitomo, Gérard Alary, Hermann Ebbinghaus, Johan Van Geluwe, Piet Pollet, Sofie Muller, …

 

Yves Jansen

Uit het geheugen. Over weten en vergeten.

Museum Dr. Guislain, Gent, tot 2 mei 2010

www.museumdrguislain.be

www.koenraadtinel.be

Meest gelezen