Arundhati Roy: "Ik ben er zeker van dat kunst de wereld kan helen"

De Indiase schrijfster Arundhati Roy heeft in Brussel haar nieuwe roman "Het ministerie van opperst geluk" voorgesteld. Twintig jaar na haar succesvolle debuut "De god van kleine dingen" is het nog maar haar tweede roman. "Ik heb altijd gezegd dat ik pas weer een boek zou schrijven wanneer ik weer een boek moest schrijven", vertelt ze in gesprek met Annelies Beck voor VRT Nieuws.

Roy (1961) is schrijfster en politiek activiste. Met haar eerste roman "De god van kleine dingen" won ze in 1997 de Booker Prize. Het boek werd wereldwijd een bestseller en werd vertaald in meer dan 40 talen. 

Daarna schreef Roy vooral non-fictie, onder meer scherpe essays over de Amerikaanse invasie in Irak en Afghanistan en economische essays over ongelijkheid en nucleaire tests in India. Ze voerde ook campagne tegen het Indiase Narmada Dam-project. In het kader daarvan werd ze in 2002 veroordeeld wegens minachting van het gerecht. In 2004 kreeg ze de Sydney Peace Prize voor haar geweldloos activisme. 

In haar nieuwe roman "Het ministerie van opperst geluk" neemt ze de lezer mee op een reis door India, via de verhalen van diverse personages die ze subtiel met elkaar verweeft. 

"Ik moest alle personages in het verhaal laten komen"

Maar waarom duurde het zo lang voor die nieuwe roman uitkwam? "Ik was nooit de persoon die op regelmatige basis romans ging schrijven", vertelt ze. "Ik voelde na "De god van kleine dingen" niet meteen dat het mijn taak was om andere boeken te schrijven. Ik heb altijd gezegd dat ik er weer een zou schrijven wanneer ik er een moest schrijven. Het duurde zo lang omdat ik alle personages in dit verhaal moest laten komen en het verhaal dan ook nog moest uitwerken." 

De uitgebreide groep van diverse personages in de roman weerspiegelen het India van vandaag. "Ik deed dit niet met opzet. In de Indiase maatschappij zijn de mensen erg in kasten opgedeeld, het is geen anarchie zoals het voor buitenstaanders lijkt. Niemand overschrijdt die grenzen. Plots realiseerde ik me dat ik over personages aan het schrijven was die op een of andere manier niet meer in dat systeem pasten, maar die naar de rand van de maatschappij gedreven waren, al zijn ze niet per se arm of zo. Maar op deze manier kijken die personages naar hoe de maatschappij functioneert, naar de schoonheid en de wreedheid ervan."

"India gaat door een beangstigende periode op dit moment"

Hoewel India door het westen als een BRIC-land omschreven wordt en het dus een groeiland is op economisch vlak, maakt Roy zich veel zorgen over de toestand in haar land.

"India gaat door een beangstigende periode op dit moment. Ik heb dit in mijn hele leven nog niet meegemaakt. Er is het project om van India een hindoe-natie te maken. Sommige minderheden worden uitgesloten. Andere minderheden worden dan wel opgenomen, maar op een gedwongen manier. Er zit geweld in de uitsluiting, maar ook in de inclusie. Maar het echte geweld is ook het economische militarisme. Er is een enorme privatisering van land, duizenden mensen worden van hun land verdreven. Wie zich verzet, wordt anti-nationalistisch genoemd en de gevangenis in gegooid. De gevangenissen zitten vol arme mensen. Elke vorm van verzet wordt zeer brutaal gestraft. Daarnaast heb je nog Kasjmir, de meest gemilitariseerde zone ter wereld. (De deelstaat vormt de inzet van een lang territoriaal geschil tussen India, Pakistan en China, nvdr). "Daar zie je schoolmeisjes stenen naar soldaten gooien. Het land staat op een beslissend kruispunt."

In haar nieuwe roman biedt Roy onder meer een tegengewicht voor alle problemen en het geweld door een pleidooi te houden voor de liefde voor literatuur en muziek en in te zetten op de verbinding tussen mensen. Volgens haar kan kunst de wereld dus wel helen. "We weten hoe de wereld in elkaar zit. We moeten de dingen nu als een geheel zien, niet als geïsoleerde elementen. Mensen wordt zelfs geen solidariteit toegestaan."

Bekijk hier het volledige interview met Arundathi Roy

Meest gelezen