10 wetenschappelijke fouten in "Jurassic Park"

Weinig films hebben het beeld dat u en ik hebben van dinosaurussen zo beïnvloed als "Jurassic Park". Toch neemt regisseur Steven Spielberg hier en daar een loopje met de wetenschap. Wij loodsen u door tien wetenschappelijke foutjes in het filmepos.

Het loopt eigenlijk al fout met de naam van de film. "Jurassic Park" verwijst naar de tijdsperiode Jura (201 tot 145 miljoen jaar geleden), terwijl de meeste dino's die voorkomen in de film leefden in het Krijt (145 tot 66 miljoen jaar geleden). Wellicht heeft Michael Crichton - de schrijver van het oorspronkelijke boek - gekozen voor het Jura, omdat "Cretaceous Park" nu eenmaal niet zo goed bekt.

Dino's tot leven wekken

Foutje nummer twee zit bij de methode die wordt gebruikt om de dino's na miljoenen jaren terug tot leven te wekken. De vorsers van "Jurassic Park" hebben in hars ingesloten muggen gevonden met daarin dinobloed. Dat bloed wordt dan gebruikt om de dino's in combinatie met amfibie-dna te klonen.

Wetenschappelijk houdt die uitleg helemaal geen steek. Daarnaast is de kans zeer klein dat er voldoende dino-DNA kan gevonden worden in zo'n mug om een levensvatbare dino te klonen. Er is ook geen enkele manier om op voorhand te weten welk dier er gekloond wordt, dat kan enkel op goed geluk. Om dus de “populaire” dino’s te klonen die nodig zijn om een pretpark à la “Jurassic Park” rendabel te maken, moeten op deze manier wellicht eerst duizenden andere en dus ongewenste diersoorten gekloond worden.

De tyrannosaurus rex en de drie foutjes

De volgende drie wetenschappelijke foutjes hebben allemaal te maken met de ster van de film, de tyrannosaurus rex. In de film wordt de jeep van de hoofdpersonages op een bepaald moment achtervolgd door een T. rex. De kijker ziet de kilometerteller van de jeep de hoogte in schieten, terwijl die grote dino eigenlijk niet zo snel kon lopen. Daarvoor was hij wellicht te log.

Wetenschappers denken verder dat de tyrannosaurus rex waarschijnlijk eerder een aaseter was dan een actieve jager. Het dier was te groot om constant actief te gaan jagen. Zoals wel vaker in de wetenschap is hier geen uitsluitsel over, want er zijn wel degelijk tandafdrukken van zo'n T. rex teruggevonden in de schedels van andere dino's. Het debat is hierover nog volop bezig.

Een andere typerende fabel uit de film is dat stilstaan dé manier is om een tyrannosaurus rex te verschalken. Als zijn prooi niet beweegt, dan kan het domme beest hem niet zien, is de redenering. Er zijn effectief paddensoorten bekend die enkel een bewegende prooi kunnen herkennen, maar er is geen enkele reden om aan te nemen dat dit bij de tyrannosaurus rex ook zo is. Zelfs al zou het zo geweest zijn, dan zou hij zijn prooi zeker kunnen ruiken, want aaseters hebben nu eenmaal een heel goed ontwikkelde reukzin.

AP2004

De giftige dilophosaurus

In de film komt de corrupte computertechnicus Dennis Nedry bij zijn vlucht met gestolen dino-embryo's oog in oog te staan met de dilophosaurus die uiteindelijk gif in zijn ogen spuit. Dennis stoot vervolgens zijn hoofd en gaat in de auto zitten. Intussen is de dilophosaurus ook in de auto gekropen. Het dier spreidt zijn opvouwbare halskraag open en doodt Dennis.

Voor zowel de opvouwbare halskraag als het gif spuwen is geen enkel wetenschappelijk bewijs. Het is mogelijk dat er dino's waren die gif gebruikten en misschien zelfs zo'n kraag hadden, maar of dat zo was bij de dilophosaurus, is niet bekend. Die dinosoort was in het echt trouwens een pak groter dan hij in de film is, te groot zelfs om in een auto te kunnen kruipen. Foutje nummer zes dus.

Erg veel triceratops-uitwerpselen

De hoofdrolspelers krijgen op een gegeven moment te maken met een zieke triceratops. Paleobotanicus Ellie Sattler (rol van Laura Dern) vermoedt dat het dier giftige planten heeft gegeten en onderzoekt de mest.

Over de grootte van die hoop uitwerpselen valt te discussiëren, zo hard dat we intussen aan fout nummer zeven zitten. Het lijkt alvast echt wel een erg grote berg in vergelijking met wat nu bijvoorbeeld een olifant produceert. Om zo'n hoge hoop te krijgen, zouden tientallen triceratopsen wellicht dagen aan een stuk op exact dezelfde plaats hun gevoeg moeten doen.

Brachiosaurussen kunnen kauwen en klinken als walvissen

De langnekken, de brachiosaurussen, worden in de film voorgesteld als grote grazende koeien die leven van de bladeren van een boom en er dan een lange tijd op blijven knabbelen. Dat laatste is onmogelijk (lees: fout acht). De brachiosaurus had wel tanden om blaadjes van een boom te nemen, maar geen kiezen om te kauwen. Het dier slikte de takken volledig in en verteerde die dan in de maag.

Om even bij die brachiosaurussen te blijven, voor foutje negen. In de film maken ze een walvisachtig geluid, maar er is geen enkel bewijs of die dieren effectief geluid konden maken. Van geen enkele dinosoort trouwens. Het zullen wellicht geen stomme dieren geweest zijn, maar om dan te veronderstellen dat ze klinken als walvissen, is misschien een brug te ver.

Raptorsprookjes

Na de tyrannosaurus rex zijn de velociraptors wellicht de grootste monsters in de film. Liet Spielberg bij die eerste al enkele steken vallen, dan gaat hij hier volledig de mist in (lees: fout tien). Niet alleen was een velociraptor een pak kleiner dan ze in de film worden voorgesteld, het dier was ook bedekt met veren en had zelfs vleugels, waarmee hij evenwel niet kon vliegen (kleine foto).

De dieren die velociraptors genoemd worden in de film moeten in feite deinonychussen zijn. Toen Michael Crichton het boek “Jurassic Park” schreef, werd de deinonychus verkeerdelijk door wetenschappers aanzien als familie van de velociraptor. Crichton noemde de dieren in zijn boek uiteindelijk zo, omdat dat beter klonk. Die deinonychus was overigens ook bedekt met veren en niet met schubben.

De paleontoloog die de film heeft begeleid zou naar verluidt meermaals gevraagd hebben om veren toe te voegen aan de velociraptors, maar dat zou de computersimulaties te duur gemaakt hebben. Onlangs is daar overigens ophef over ontstaan toen bekend werd dat ook in de vierde - nog niet uitgebrachte - "Jurassic Park"-film de velociraptors geen veren maar schubben zouden hebben.

Deuropener voor de wetenschap

Het mag intussen wel duidelijk wezen, wetenschap is in de film “Jurassic Park” een zeer rekbaar begrip. Uiteraard zijn er ook zaken aan de film die wel kloppen en door de toen baanbrekende computeranimatie had de film bij de originele release meer voor- dan nadelen voor de wetenschap. Dankzij Hollywood konden wetenschappers immers de dieren - die ze tot dan enkel kenden van fossielen - ook echt zien bewegen.

Paleontologen en andere wetenschappers vinden films als “Jurassic Park” dan ook zelf best wel te pruimen. Veel van die wetenschappelijke foutjes zitten net bewust in de film om het verhaal spannender te maken en daar plukt de kijker alleen maar de vruchten van. Het is overigens door dit soort films dat mensen geïnteresseerd raken in de wetenschap. Dino’s zijn nu eenmaal een goede deuropener voor de wetenschap en dat hebben ze in de natuurhistorische musea dezer wereld ook begrepen (foto: Museum voor Natuurwetenschappen in Brussel).

photo-foto Th.Hubin

Meest gelezen