David Teniers, schilder van het boerenleven

Eind de jaren vijftig schreef Hans Vlieghe zijn licentiaatsverhandeling "David Teniers de Jonge". Toen Vlieghe met emeritaat ging en ook het voorstel kreeg een nieuwe biografie te schrijven van een van onze belangrijkste schilders uit de zeventiende eeuw, ging hij naar zijn zolder en blies het stof van de documentatie van weleer.

Het was Cornelis de Bie die in 1662 een eerste, naar een biografie neigend boek schreef over de van oorsprong Antwerpse schilder David Teniers de Jonge (1610-1690), die op zijn veertigste groot aanzien genoot als hofschilder.

In 1647 had landvoogd, aartshertog Leopold Willem hem immers gevraagd naar Brussel te komen. In opdracht van de landvoogd kopieerde hij de belangrijkste schilderijen uit zijn verzameling, zodat er door de graveertechniek prenten van gemaakt werden, en die dienden als "prestigieus" relatiegeschenk.

In zijn Antwerpse periode boerde Teniers de Jonge goed, wat niet gezegd kan worden van zijn vader (ook kunstschilder), die schulden maakte en een poosje in de gevangenis mocht. Vader Teniers legde het schilderspallet terzijde en maakte zijn entree in de kunsthandel.

In het begin van zijn carrière was Teniers de Jonge een genreschilder zoals bijvoorbeeld Adriaan Brouwer. Teniers was sterk in de uitbeelding van het boerenleven met de al dan niet uit de hand lopende drankgelagen.

Hij kreeg contact met Rubens (die getuige was op het huwelijk van David met Anna Brueghel - dochter van de fluwelen Brueghel - in 1637) waardoor hij toegang kreeg tot de hogere kringen. Het was kunstkenner en bisschop van Gent, Antonius Triest, die de werken van Teniers de Jonge een bijzondere plaats gaf in zijn verzameling.

Meer oog voor status en rijkdom

En toen vertrok David Teniers de Jonge naar Brussel waar hij een herenhuis liet bouwen op de plaats waar nu het Paleis voor Schone Kunsten staat. Zijn naam en faam verspreidden zich over Europa en die roem steeg David naar het hoofd. Hij poseerde voor zijn portretten als een heer van stand genietend van zijn status en de luxe.

In Perk liet hij een kasteel bouwen, niet ver van het kasteel van Rubens in Elewijt. In diezelfde periode was hij medeoprichter van de Academie voor Schone Kunsten. David Teniers de Jonge bleef Antwerpen trouw omdat de Scheldestad een grote internationale culturele uitstraling bezat. Steeg zijn status dan daalde zijn roem als kunstschilder pijlsnel.

Zijn werken waren niet langer origineel maar een kopie van een kopie, zijn onderwerpen afgezaagd, de schildertoets niet langer trefzeker en zijn coloriet werd dof. De Franse Koning Lodewijk XIV (ook wel de Zonnekoning genoemd) had forse kritiek op David Teniers: exuberant hoge prijzen, eenzijdige thematiek en afnemende kwaliteit. Hij liet de doeken van Teniers uit zijn paleizen verwijderen, waardoor de prijzen kelderden.

De laatste tien jaar van zijn leven leefde Teniers niet in peis en vree. Hij had processen met kunsthandelaars en met zijn kinderen uit zijn eerste huwelijk. Zijn zoon David Teniers de derde bekwaamde zich in het schilderen van de tapijtpatronen of kartons, waarmee de wevers in de Brussel aan de slag gingen. En daarbij kreeg hij steun en raad van zijn vader.

Vanaf 1980 kwam de studie naar leven en werk van David Teniers de Jonge in een stroomversnelling. Maar er is nog werk aan de winkel: een oeuvrecatalogus is er nog steeds niet en professor Hans Vlieghe zei tijdens de persvoorstelling wel dat hij heel systematisch en schematisch had gewerkt maar dat hij “ soms een klein beetje hypothetisch had geschreven.”
Voor wie geïnteresseerd is in de gouden dagen van de zeventiende eeuwse Vlaamse kunst is dit naslag werk een noodzaak omdat het voor jaren als het referentiewerk zal gelden.

Yves Jansen

David Teniers, the younger

auteur Hans Vlieghe
uitgever Brepols

Meest gelezen