"Ik Jommekos, kent gij de wegos naar het dorpos?"

Hij was maar de derde in de rij en in de hiërarchie, Jef Nys. "Nero" en "Suske en Wiske" hadden de weg naar de Vlaamse huiskamer al gevonden toen de Antwerpenaar Nys zijn "Jommeke" creëerde voor "Kerkelijk Leven". De echte start kwam er pas in 1959, met de publicatie van "Jacht op een voetbal" in de krant Het Volk. Niet dat hij "slechts" derde was in de pikorde stoorde hem, wel het gebrek aan erkenning. "Nero" en "Suske en Wiske" werden voor vol aanzien, Jommeke was "maar" een kinderstrip. Dat is altijd blijven steken bij Nys.

Jef Nys was een man van principes. Hij was een conservatieve katholiek. En ook al kan ik me geen kerk of pastoor in de Jommekesstrips herinneren, de normen en waarden die Nys zelf hoog in het vaandel voerde, vond je ook in de stripverhalen terug. Dapperheid, eerlijkheid, vriendschap, beleefdheid, respect voor ouders en ouderdom. Jommeke was een Vlaamse jongen, daar liet Nys ook geen twijfel over bestaan. Al was het bekende "strooiendakjekapsel" langer van lengte dan in menig gezin van de eigen kroost werd getolereerd.

En toch. En toch was Jommeke van meet af aan een succes. Ik ben er zelf mee opgegroeid. De eerste Jommeke, de al genoemde "Jacht op een voetbal" verscheen net toen ik de kunst van het lezen machtig was geworden. Het geheim? Eenvoudige maar stevige verhalen. Met een happy end. De Vlaamse strips hebben altijd een happy end gehad, u mag dat niet vergeten. Mooie verhalen ook, wat zeg ik, prachtige avonturen.

De meningen lopen wat uiteen, maar in de categorie "onvergetelijke albums" komen altijd terug: "De zingende aap", "De koningin van Onderland", "De purperen pillen" (mijn all time favourite), "Het hemelhuis", "Het Jampuddingspook" , "De ooievaar van Begonia" en het onverslijtbare "Kinderen baas" (nummer 2 op mijn lijstje). En, nog een niet te versmaden voordeel: Jommeke was goedkoper dan de andere strips. De albums werden dan ook op goedkoop papier gedrukt.

Kinderhart

Jef Nys bezat de wonderlijke gave om in het hart van de kinderen te kunnen kijken. Neem nu dat album "Kinderen baas", waarin door een vergissing met het leidingwater de ouders kind(s) worden en de kinderen volwassen van geest en dus baas. Welk kind wil zoiets niet meemaken? Of ervan dromen? Maar op het eind worden de normale verhoudingen altijd hersteld bij Jommeke, hoe dol het avontuur ook geweest is.

Op een zekere leeftijd (12, 13?) was ik Jommeke ontgroeid. Dat was normaal. Maar na mij is de ene generatie na de andere ‘gevallen’ voor de stripheld. Ook vandaag lezen kinderen Jommeke nog met gretig enthousiasme. Dat is opmerkelijk, vooral omdat Jommeke in zijn vijftigjarige bestaan amper is veranderd. Zwartwit werd kleur, welja, en de figuurtjes werden een beetje gemoderniseerd, maar het duurde bijna tot in de 21e eeuw (*) voor Jommeke en zijn gezellen van het kromme Vlaams wilden afstappen dat in de reeks de voertaal was. "Ge" en "gij" werd er gezegd. Want zo werd er ook in de huiskamer gesproken. Het succes van Jommeke is dan ook voornamelijk tot Vlaanderen beperkt gebleven. Maar toch: 45 miljoen verkochte albums. Faut le faire.

Nevenfiguren

Jommeke was net als Kuifje in wezen een saai figuurtje, dat pas ging leven door de interactie met de nevenpersonages. En daaraan is er bij Jommeke nooit gebrek geweest: Filiberke (die in het begin een spraakgebrek had!) en zijn poedel Pekkie, de immer verstrooide en zich "vernissende" professor Gobelijn (wiens uitvindingen en vergissingen vaak de start van een nieuw avontuur betekenden), de arrogante papegaai Flip, de aap Choco, de tweeling Annemieke en Rozemieke, de boef Anatool, de criminele zwervers Kwak en Boemel. De ouders van Jommeke (Theofiel en Marie) hebben nooit meer dan een dienende rol gespeeld in de avonturen. Maar als er een zedenles moest getrokken worden (kinderen moeten gehoorzaam zijn!) werden ze wel uit de achtergrond naar het voorplan gebracht. Dat was Jef Nys ten voeten uit.

Running gags

Nys was de bedenker van een reeks "running gags" die soms infantiel leken (voor de volwassen lezer) , maar altijd bleven werken bij het jonge publiek. De motoriek van zijn stripfiguren als ze kwaad of opgewonden waren: met de beide vuisten in de lucht en de beentjes van de grond. De versprekingen van Gobelijn. Het Jommekesspaans. Wanneer Jommeke zich in een Spaanssprekend land verstaanbaar wilde maken, voegde hij gewoon de uitgang -os aan de woorden toe. "Ik Jommekos, kent gij de wegos naar het dorpos? Is het langs hier of langs ginderos?" En klaar was kees.

Jef Nys heeft nooit zijn greep op Jommeke gelost. Ook toen hij zijn schepping niet meer zelf tekende, verscheen er niets zonder zijn expliciete goedkeuring. Dat Jommeke ook na zijn dood mocht blijven voortleven, had hij al op papier gezet, onder strikte voorwaarden evenwel, want Jommeke moest zijn Jommeke blijven. Dus: geen geweld, geen drugs, geen seks.

Dat er in de tweede helft van 1980 twee pornografische persiflages van Jommeke circuleerden, vond hij dan ook een gruwel, een vloek, iets waarover hij zich geweldig kon opwinden. Ik heb ze thuis in mijn kast, die persiflages. Maar voor mij zal Jommeke altijd de held uit "De purperen pillen" blijven, niet de pornoheld uit "Pommeke".

(*) Album 153, "Het hoofd van Samos", 1989.

Louis van Dievel

Meest gelezen