Een deken over Nederland

Het was een van m’n grootste angsten toen ik naar Nederland kwam: een ramp moeten verslaan. Oorlogsjournalist zal ik nooit worden. Ik wil diep in m’n hart eigenlijk alleen maar mooie en leuke dingen vertellen. Een koninklijk huwelijk, de opening van een museum en een overwinning, daarbij ben ik in m’n element. Ik schuw alles wat lelijk en slecht is. Maar het leven is niet alleen geluk en blijheid, zelfs in Nederland.

Rampscenario

Vreemd genoeg had ik het rampscenario in m’n hoofd. Ik zou aan het strand liggen op een vrije dag en de redactie zou bellen dat er een aanslag was gepleegd. En zo gebeurde het ook ongeveer in het echt. De menselijke reactie is dan verstijven, in elkaar krimpen en zo snel mogelijk naar huis gaan. Als journalist moet je het tegenovergestelde doen: je spoedt je zo snel mogelijk naar de plaats des onheils.

Afgelopen donderdag stond ook ik dus al na een uur op Schiphol, de zandkorrels nog op m’n huid. En dan nemen de automatismen het over: cijfers, oorzaken, quotejes halen. Je voelt in je hart hoe verschrikkelijk dit is, maar daar hebben kijkers en luisteraars geen boodschap aan. Dus probeer je gevoelens weg te drukken. Die springen later natuurlijk weer tevoorschijn, in mijn geval wanneer ik oog in oog sta met het verdriet. Ik merkte het al toen ik de nabestaanden op Schiphol in de bus zag stappen, hoe kranig die zich ook leken te houden. Kippenvel. En dan moet de nationale herdenking nog komen.

Schattige baby’s

De afgelopen dagen waren heel vreemd. Ook Nederland kreunt onder een milde hittegolf en de helft van het land lijkt met vakantie. Maar er ligt een onzichtbare deken over de steden en dorpen. Toeristen dwalen door de verlaten straten. Het leven gaat door of lijkt door te gaan. Overal te lande wordt in kleine kring gerouwd om de eigen slachtoffers. De rest van Nederland gaat door met zijn bezigheden. Nederlanders etaleren hun verdriet zelden. Je hebt hier ook bloemenbergen en stille tochten, maar ook daar lijkt het ieder voor zich.

En toch is alles anders geworden, alles gebeurt trager ook. De ramp is geen gespreksonderwerp bij de bakker of de visboer. Daarvoor is het blijkbaar te groot, te erg. Maar de mensen zijn er wel mee bezig. Er wordt meer geglimlacht. Men lijkt beleefder, bedachtzamer. De dingen hoeven niet meer zo nodig.

Ook ik kreeg zin in andere dingen. Mij niet verder verdiepen in die droeve ellende. Nog meer dan anders zag ik overal schattige baby’s, mooie kinderen en tieners. Ik snakte naar een wandeling in het groen, een onbedaarlijke lachbui, zwemmen in zee en een tedere aanraking. Ik snakte naar het leven.

Meest gelezen