Indépendance cha cha, etc.

"Onafhankelijkheid cha cha, we hebben ze gewonnen", zo luidt het bekende lied uit 1960 dat 50 jaar geleden zowat het volkslied van het Congolese nationalisme was. Sindsdien is de Congolese muziek uitgegroeid tot de toonaangevende muziek van het hele Afrikaanse continent. Hier volgt een onvolledig overzicht.

De Congolese rumbamuziek ontstaat in het Belgisch Kongo van de jaren 20, maar bloeit vooral in de jaren 50. "Rumba" betekent "feest" in het Spaans: de bekende Afro-Cubaanse muziek is gebaseerd op de muziek die de Afrikaanse Slaven meebrachten naar de Nieuwe Wereld. 

In de eerste helft van de vorige eeuw gaan Congolese muzikanten originele Afrikaanse muziek mengen met Afro-Cubaanse, Haïtiaanse en Latijns-Amerikaanse muziek. De Congolese rumba bloeit vooral in Leopoldville (nu Kinshasa) en Brazzaville, de hoofdstad van Frans-Congo, aan de overkant van de stroom.

Grote orkesten spelen ten dans. De instrumenten zijn acoustische basgitaren, elektrische gitaren, conga's, maracas (sambaballen), guïro (uitgeholde kalebas die een raspend geluid maakt), fluit of klarinet, saxofonen en trompetten. Bekend uit die dagen is Grand Kalle et l'African Jazz, geleid door Joseph Kabasele Tshamala, alias Grand Kalle,  en TPOK (Tout Puissant Orchestre Kinshasa) Jazz onder leiding van François Luambo Makiadi, alias Franco.

Grand Kalle wordt zowat beschouwd als de vader van de Congolese muziek. Hij is het die in 1960 het nummer "Indépendance cha cha" componeert. Het lied wordt enthousiast onthaald door de deelnemers aan de Rondetafelconferentie in het Brusselse Hotel Plaza.

Schudden is de boodschap

Franco wordt de "gitaartovenaar" genoemd. Hij is de man die de "jengelende elektrische gitaren" introduceert in de rumba en die aan de wieg staat van de moderne Congolese sound. Die sound heet "soukous" (van het Franse "secouer": schudden). Bekende nummers van Franco zijn "Mario" uit 1985 en "Attention na SIDA" ("pas op voor aids") uit 1987. De zanger waarschuwt zijn vele fans voor die vreselijke ziekte, maar overlijdt datzelfde jaar in een Belgisch ziekenhuis. Volgens sommigen was hij seropositief. In zijn thuisland worden vier dagen van nationale rouw afgekondigd.

De opvolging is verzekerd. In de jaren 60 gaan sommige muzikanten uit de orkesten van Grand Kalle en Franco hun eigen weg. Tabu Ley Rochereau (links op foto) verwerkt invloeden uit de folk en de soul in zijn muziek. Zijn Orchestre Afrisa International wordt een van de nieuwe toonaangevende bands.

In de jaren 80 ontdekt Tabu Ley een nieuw talent: zangeres Mbilia Bel. Samen scoren ze nogal wat hits, telkens met hetzelfde recept: wervelende gitaren, wiegende heupen en zwoele vrouwenstemmen. Bekijk hier "Loyenge".

Na de val van het Mobutu-regime schopt Tabu Ley het even tot minister in de regering van Laurent Kabila. In 2005 wordt hij vicegouverneur voor Kinshasa, bevoegd voor politieke, administratieve en socio-culturele zaken.

De verpakking is belangrijk

Vanaf de jaren 60 en 70 gaan jongere muzikanten op zoek naar een nieuwe sound. De rumba-invloed vermindert en de soukous gaat steeds opzwepender klinken. In 1969 richt een groep studenten Zaiko Langa Langa op. De groep kent ook internationaal succes - niet alleen bij de Congolese diaspora in Europa - en treedt geregeld op in Brussel en Parijs.

Een van de oprichters van Zaiko Langa Langa is Papa Wemba (foto). Na verloop van tijd verlaat hij de groep en richt hij twee nieuwe groepen op: Viva la musica in Kinshasa en Nouvelle Génération in Parijs. Papa Wemba opereert vanuit Matongé, de uitgaanswijk van Kinshasa, en vanuit de Franse hoofdstad.

De verpakking is belangrijk. Papa Wemba noemt zichzelf de koning van de sapeurs. De sapeurs (modefreaks) verheffen mode tot een soort religie en proberen zo elegant mogelijk gekleed naar buiten te treden. Dure merkenkledij is daarbij een onmisbaar attribuut. Maar Papa Wemba zet de Congolese muziek ook op de wereldkaart: in 2000 scoort hij een bescheiden hit met "Yolele"

In 2003 haalt Papa Wemba het nieuws met een onverkwikkelijke visa-affaire. Hij wordt in Frankrijk veroordeeld tot een celstraf en een fikse geldboete omdat hij mensen illegaal Europa heeft binnengebracht onder de dekmantel van zijn beroepsactiviteiten.

Afrikaans, made in Europe

In de jaren 80 wordt de Congolese soukous ook populair in Parijs, Londen en Brussel, onder meer dank zij de talrijke Congolese immigranten. Maar de Congolese muzikanten maken ook gebruik van de technische faciliteiten in Europa om nieuwe albums op te nemen. Vooral in Parijs is de Congolese muziekscene erg levendig.

Nieuwe tijden betekent ook nieuwe namen. Kanda Bongo Man introduceert de "kwassa kwassa", Koffi Olomidé scoort bij het jong vrouwelijk schoon met zijn zwoele Tcha Tcho, Pepe Kalle zet zichzelf in volle ornaat in de kijker, Werrason raakt bekend met zijn ndombolo, een muziekstijl waarbij ook wordt gerapt.

Maar het kan ook kalmer. Pascal Lokua Kanza zingt in het Lingala, het Swahili, het Engels, het Frans en het Portugees en houdt het een stuk soberder. Een nummer als "Shadow Dancer" heeft nog maar weinig te maken met rumba, soukous en schudden.

De Belgische Congolees Baloji combineert zijn Afrikaanse roots met rap-muziek. Hij woont in Luik, maar keerde onlangs terug naar Kinshasa om zijn album "Kinshasa succursale" op te nemen met lokale artiesten. "Tout ceci ne nous rendra pas le Congo" is een mooi voorbeeld van deze stomende  muzikale mix. De Congolese muzikanten zwermen uit over de hele wereld, maar blijven terugkeren naar hun land van oorsprong om zich te herbronnen.

Rik Arnoudt

Meest gelezen