Huis van Europese Geschiedenis moet belangstelling voor EU aanwakkeren

Komende zaterdag opent in Brussel het Huis van de Europese Geschiedenis. Met dat museum hoopt de EU de belangstelling voor de Europese samenwerking verder aan te wakkeren bij haar burgers. Al is niet iedereen even tevreden met het nieuwe project.

Het Huis van de Europese Geschiedenis bevindt zich in het gerenoveerde Eastmangebouw in het Leopoldpark, te midden van de Europese wijk in Brussel. In het gebouw zijn verschillende tentoonstellingen en educatieve projecten te bezichtigen in de 24 officiële talen van de Europese Unie. Antonio Tajani, de voorzitter van het Europees Parlement, zal het Huis zaterdag officieel openen.

Het Europees Parlement wil onder meer met een permanente tentoonstelling “een beter begrip van de Europese naoorlogse geschiedenis bevorderen en het debat over het Europese integratieproces aanmoedigen.” Het museum is op een interactieve manier ingericht met een collectie die bestaat uit zowel originele voorwerpen als replica’s. Dat alles moet “de bezoeker prikkelen in al zijn zintuigen” en hem “aanzetten tot reflectie over wat Europa vandaag is of zou moeten zijn."

Het museum is er echter niet zonder slag of stoot gekomen. Hans-Gert Pöttering, voormalig voorzitter van het Europees Parlement, lanceerde het idee in 2007. Drie jaar geleden hadden de verbouwingen klaar moeten zijn, honderd jaar na het begin van WOI. “De renovatie heeft wat vertraging opgelopen, maar dat is niet de essentie”, zegt Pöttering. “Met dit museum over de geschiedenis willen we ook de toekomst van Europa vormgeven. Doorgedreven vormen van nationalisme hebben in het verleden veel schade aangericht. Dat is een belangrijke les die we hier in de verf zetten.”

Al van in het begin kwam het voorstel van de gewezen parlementsvoorzitter onder vuur te liggen. De toegang tot het museum is dan wel gratis, met een kostprijs van 56 miljoen euro is het hele project dat allesbehalve. “Alleen iets waardeloos kost geen geld”, weerlegt Pöttering die kritiek. Al is dat niet de enige reden voor critici om hun ongenoegen uit te spreken.

Prestigeproject

Naast de kritiek over de kostprijs, zijn er ook bedenkingen bij het nut van het nieuwe museum. “Het project heeft een kostenplaatje van meer dan 50 miljoen euro. De jaarlijkse extra kosten voor onder meer de beveiliging en de werking zitten daar nog niet bij. Die bedragen 11,5 miljoen euro”, zegt Europarlementslid Anneleen Van Bossuyt (N-VA). “Europa zou dat geld beter besteden aan jobcreatie of investeren in een duidelijk migratie- en veiligheidsbeleid. Dat is waar de Europese burger op zit te wachten.”

Van Bossuyt stelt zich ook vragen bij het feit dat het Huis veel later wordt geopend dan voorzien. “Er zijn tijdens dit project al een enkele blunders gebeurd. Enkele collectiestukken uit het ‘proces van Neurenberg’ zijn bijvoorbeeld naar de verkeerde kunsthandelaar gestuurd. Het Europees Parlement heeft duidelijk geen ervaring met het beheren van grote kunstcollecties. Dat behoort ook niet tot de kerntaken van een Parlement”, zegt ze.

Van Bossuyt noemt het Huis “een overbodig paradepaardje” omdat er sinds 2011 ook al het Parlamentarium bestaat. Dat Parlamentarium heeft grotendeels dezelfde opzet als het Huis volgens Van Bossuyt. “Uiteraard willen we ook dat de burger de rijke Europese geschiedenis leert kennen, maar dat kan al perfect in het Parlamentarium dat nauwelijks 350 meter verder ligt. Bovendien liggen de jaarlijkse werkingskosten van het Parlamentarium veel lager, slechts 4,5 miljoen euro in plaats van 11,5 miljoen euro”, zegt ze.

Ook tussen de lidstaten bestaat er onenigheid over dit project. Zo bestaat er discussie over de gebeurtenissen die moeten worden tentoongesteld in het Huis. Bovendien staan bepaalde lidstaten in een verschillende fase in het integratieproces. Door deze uiteenlopende belangen wordt het project zeer complex.

Meest gelezen