AP1986

Exodus Tsjernobyl: van Sovjettrots tot verboden zone

Hoe evacueer je 115.000 mensen uit een gebied met ongeveer dezelfde oppervlakte als Luxemburg? Dat was hét vraagstuk waar de Sovjets na de ramp in de kerncentrale van Tsjernobyl mee kampten.

Kerncentrales waren dé trots van de Sovjet-Unie en er werden kosten noch moeite gespaard om het de arbeiders van de centrale zo aangenaam mogelijk te maken. In 1970 werd speciaal voor hen een nieuwe stad gebouwd: Pripjat. Tegen 1986 was het met bijna 50.000 inwoners de grootste stad in de Tsjernobyl-regio. Pripjat ligt het dichtst bij de centrale en was dan ook de eerste stad die na die noodlottige nacht moest worden ontruimd.

Op zaterdag 26 april 1986 om 1.23 uur 's ochtends waren er op korte tijd twee explosies in reactor 4 van de kerncentrale na een foutgelopen veiligheidsexperiment. De tweede ontploffing was de zwaarste en verspreidde radioactieve brokstukken en stof over het hele gebied rond de centrale. De eerste uren leek bijna niemand te beseffen wat er precies gebeurd was, en al zeker niet hoe ernstig het ongeluk was.

De ware omvang van de ramp bleek pas later die dag, rond 15 uur, toen met een helikopter boven de reactor gevlogen kon worden en duidelijk werd dat het meer dan 1.000 ton zware reactordeksel weggeblazen was, de kern blootlag en er enorme hoeveelheden straling afgegeven werden.

Evacuatie van 50.000 inwoners in 2,5 uur tijd

Hierna werd duidelijk dat Pripjat waarschijnlijk ontruimd zou moeten worden en iets na middernacht arriveerden de eerste bussen, dit waren vooral stadsbussen die uit Kiev opgeroepen waren. Zondag om 12 uur ‘s middags besloot de overheid de stad effectief te evacueren en om 14 uur, meer dan 36 uur na het ongeluk, begon de feitelijke uittocht.

In totaal 1.225 bussen evacueerden in 2,5 uur tijd de bijna 50.000 inwoners uit Pripjat. De inwoners werd verteld dat het maar om een tijdelijke evacuatie ging en dat ze binnen enkele dagen zouden kunnen terugkeren.

Er werd hen opgedragen alleen het hoogst noodzakelijke mee te nemen: voedsel voor een dag of twee, wat kleren en hun identiteitspapieren. Ze werden verplicht hun huisdieren achter te laten, omdat er een grote kans was dat de vacht van het dier met radioactief stof besmet was.

Iedereen was gehaast, maar er was geen paniek. Elk woonblok kreeg een aantal bussen toegewezen en nadat iedereen ingestapt was, werd in een kilometerslange colonne de stad uitgereden, weg van de centrale. Veel vluchtelingen zouden uiteindelijk in Slavoetytsj terechtkomen, een stad die na het ongeluk speciaal opgericht werd voor de werknemers van de centrale.

Een dag later, maandag 27 april, werd begonnen met de evacuatie van iedereen die in een straal van 10 km rond de centrale woonde. De Sovjet-Unie had vrij accurate lijsten van wie waar woonde en zo werd dorp na dorp ontruimd.

Nog een paar dagen later werd beslist om het evacuatiegebied uit te breiden naar een straal van 30 km rond de verwoeste reactor. De politie en het leger bleven ‘s nachts rondes doen om te kijken waar licht brandde om zo de achtergebleven bewoners te vinden.

Tegen 14 mei hadden in totaal zowat 116.000 mensen hun huis moeten achterlaten. De jaren erna zouden nog eens 220.000 mensen buiten de 30km-grens moeten verhuizen naar minder besmette gebieden.

Nooit meer terug

In de eerste weken na het ongeluk lag de focus vooral op het beperken van de straling komende van de reactor zelf. Pas daarna werd begonnen met het ontsmetten van delen van de ontruimde zone. Men ging er toen nog van uit dat de meeste inwoners zouden kunnen terugkeren naar hun huizen.

In Pripjat zelf werd vanaf 11 mei 1986 met verschillende technieken geëxperimenteerd om de stad weer leefbaar te maken. Zo werd er overal 5 à 10 cm gecontamineerde grond afgegraven en werden alle straten schoongemaakt met een enorme stofzuiger die oorspronkelijk ontworpen was om landingsbanen van stof en klein afval te ontdoen.

De woonblokken werden tot 3 keer toe volledig gewassen door ze met een brandslang te besproeien met een chemisch decontaminatiemiddel. Zo werd meer dan 110.000 m² aan buitenmuur schoongemaakt.

Het werd snel duidelijk dat de besmettingen in de zone te extreem waren om volledig te decontamineren. De inwoners van de stad zouden dus nooit kunnen terugkeren. Een deel van hen kreeg later wel nog de kans om persoonlijke bezittingen op te halen. Bij het verlaten van de zone werd alles nagemeten op contaminatie. Als iets besmet bleek, werd het in beslag genomen en daarna vernietigd of begraven.

Uiteindelijk werd besloten om de appartementen in Pripjat leeg te halen. Om ongedierte te vermijden, werd eerst het voedsel dat lag te rotten, uit de koelkasten gehaald. Maar omdat dat veel tijd in beslag nam, besloot men om de koelkasten met inhoud en al over de balkons van de appartementen naar beneden te gooien.

Later werden de meubels op dezelfde manier uit de gebouwen gegooid, dit vooral om het brandgevaar te verkleinen. Het bleek al snel een schier onmogelijke klus om alle 13.414 appartementen leeg te halen, en uiteindelijk werd maar een fractie volledig ontruimd.

Straling als besmettelijke ziekte

Vanaf dan ging men meer drastisch te werk om de verspreiding van de contaminatie tegen te gaan: hele dorpen werden afgebroken, het radioactief puin werd gewoon ter plaatse begraven. Ook bossen met dode, besmette bomen werden geveld en in geulen begraven.

Veel geëvacueerden kregen heimwee en konden niet aarden in de dorpen waar ze voorlopig onderdak kregen. Ze kregen er vaak te maken met vooroordelen, want straling werd toen door onwetendheid als een besmettelijke ziekte gezien.

De nieuwbouwappartementen die de vluchtelingen kregen, leidde ook tot jaloezie en afgunst, omdat die flats meestal in een veel betere staat verkeerden dan de woningen van de lokale bevolking.

Exclusiezone is nog altijd bijna onbewoond

Het is nooit gelukt om iedereen te evacueren. In 1986 woonden er naar schatting nog een 1.200 mensen permanent in de exclusiezone. 27 jaar later, in 2012, waren er nog maar 197 mensen over, het grootste deel gestorven door ouderdom.

Een deel van deze inwoners waren bejaarden die nooit vertrokken zijn, maar het grootste deel waren inwoners die na de evacuatie stiekem zijn teruggekeerd. Van de overgebleven resettlers wonen de meesten nu in de stad Tsjernobyl zelf, anderen in dorpen verspreid over de hele regio.

De exclusiezone is dus, 30 jaar later, nog altijd bijna onbewoond, en dat zal waarschijnlijk zo blijven. De stad Tsjernobyl wordt in shifts bewoond door de arbeiders van de centrale en door de mensen die voor het onderhoud en het toezicht in de zone zorgen, maar officieel is er niemand die permanent binnen de 30km-grens woont.

Meest gelezen