China stapt af van eenkindpolitiek
De eenkindpolitiek werd in 1979 ingevoerd om het groeiende bevolkingsaantal in te dijken en, zo hoopte de Communistische Partij, de groeiende vraag naar drinkbaar water en andere bronnen binnen de perken te houden.
Het draaide echter anders uit. Door de eenkindpolitiek kampt China vandaag met een enorme vergrijzing en een gigantisch onevenwicht tussen mannen en vrouwen. Veel Chinese echtparen laten immers een abortus uitvoeren wanneer ze weten dat de baby een meisje zal zijn. Door de eenkindpolitiek zouden naar schatting in de loop der jaren 400 miljoen baby's minder geboren zijn.
Onhoudbare maatregel
De maatregel was van bij de aanvang erg omstreden. Echtparen die stiekem toch meer dan een kind hadden, riskeerden een resem straffen gaande van een boete tot ontslag of een gedwongen abortus. Een zware inbraak op de privacy, zo stelden mensenrechtenorganisaties.
Er was ook al enige tijd sprake van een grotere versoepeling of afschaffing van de huidige geboortepolitiek. Het beleid was immers sociaal en demografisch niet meer haalbaar. In de loop der jaren was de eenkindpolitiek daarom in sommige provincies al versoepeld. In stedelijke gebieden mochten de meeste etnische minderheden al twee kinderen hebben. In landelijke gebieden was dat zelfs drie tot vier. En twee jaar geleden werd in heel het land een versoepeling ingevoerd voor ouders die zelf enig kind waren.
Volgens eerdere mediaberichten zou de Chinese academie voor Sociale Wetenschappen een tweekinderenbeleid als oplossing hebben voorgesteld. Elke Chinese vrouw krijgt gemiddeld minder dan 1,6 kinderen, terwijl een ratio van 2,1 nodig is voor een stabiele bevolking.