Extreme make-over in Belgrado

Ik herken niets of niemand. Het hotel heeft een ware metamorfose ondergaan. In de jaren negentig was ik er een geregelde gast. Tijdens de oorlog in Bosnië – tussen 1992 en 1995 – vertrok ik van hieruit naar Srebrenica. Tijdens de studentenprotesten tegen Milosevic in 1996-97 logeerde ik hier hartje winter, het irritante jingle-bellsdeuntje bij de ingang weerklonk tot diep in januari. En tijdens de NAVO-bombardementen op Servië in 1999 was dit voor drie maanden mijn thuis.

Toen heette het hotel nog Intercontinental, onderdeel van de gelijknamige internationale groep. Maar eigenlijk was het al fameus in verval en beantwoordde het aan geen enkele sterrenstandaard. De plek was wel iconisch in Belgrado, zowat alle evenementen van enig niveau vonden hier plaats. Een verzamelplek ook voor politici, showbizzsterren, sportlui, zakenmensen en maffiosi (categorieën die overigens nogal door elkaar liepen in die periode). En Arkan, een gerenommeerde crimineel en door het VN-Joegoslaviëtribunaal aangeklaagde oorlogsmisdadiger, werd er vermoord in januari 2000.

In 2006 verloor het hotel zijn licentie van de Intercontinentalgroep, en noodgedwongen moest het zijn naam veranderen. Continental werd het. “Als het zo voort gaat”, grapte een Franstalige collega toen, “dan rest er alleen nog Con.” Maar telkens ik voor het werk in Belgrado verbleef keerde ik terug naar deze plek. Pure nostalgie.

Vooral door die drie oorlogsmaanden. Hier werd ik toen midden in de nacht wakker gemaakt door de geheime politie, die mijn satelliettelefoon in beslag kwam nemen. Hier waarde ik door de ondergrondse vertrekken, die tijdens de bombardementen dienst deden als schuilkelders. Hier werd ik menigmaal door elkaar geschud in bed als er weer eens een ontploffing was, ergens in de stad. Zelfs toen er de voorbije tien jaar meer en meer gezellige en centraal gelegen hotels opengingen in Belgrado, hield ik vast aan wat de inwoners hier de Interconti bleven noemen.

Geen tijd voor opa-vertelt-verhalen

Het voormalige internationale moederconcern had blijkbaar ook last van een soort nostalgie. Want in plaats van elders een volledig nieuw gebouw neer te poten, besloot de Intercontinalgroep enkele jaren geleden zijn oude dochter te renoveren en om te toveren tot Crowne Plaza, een van de merken van de keten. Begin 2014 ging het nieuwe hotel open.

En hier bevind ik me nu bij de reusachtige balie, met voor mij een vriendelijke klerk, en achter mij een piepjonge bell boy die klaarstaat om onze bagage naar de kamers te transporteren. De vorige keer toen ik hier logeerde, een jaar of vijf geleden, herkende ik nog enkele van de oudere Interconti-bedienden, en zij mij. Nu is al het personeel vernieuwd en verjongd. “Have you been here before, Sir?” Ik glimlach en antwoord alleen maar: “Many times.”

Ik heb geen tijd voor opa-vertelt-verhalen. Als de kamerdeur opengaat maakt mijn nieuwsgierigheid plaats voor verbluffing. Dit is een extreme make-over. Geen half werk, de renovatie is echt geslaagd. Wellicht zal ik hier voortaan niet meer logeren, want als vergane glorie vergaat, dan is de pret eraf.

Hoop aan flarden geschoten

Zonder opstoppingen is het vanaf het hotel amper tien minuten rijden tot in het stadscentrum van Belgrado. Het is een stralende dag, het Servische parlement steekt met zijn geelachtige gevel en kopergroene koepel prachtig af tegen de staalblauwe hemel. Een symbool voor politieke voorspoed? Niets is minder waar.

Het had nochtans anders kunnen zijn. Bijna vijftien jaar geleden, begin oktober 2000, stond ik hier tussen honderdduizenden demonstranten die het aftreden van toenmalige president Milosevic eisten.

Er was geknoeid met de stembrieven voor de presidentsverkiezingen van een week of twee daarvoor, en dat was voor de hervormingsgezinde Serviërs de spreekwoordelijke druppel. Wat hen niet gelukt was midden jaren negentig, zou nu wel tot een goed einde worden gebracht. Milosevic trad af, en zijn electorale rivaal Vojislav Kostunica werd uitgeroepen tot overwinnaar en nieuwe president.

De succesvolle opstand – eigenlijk een echte revolutie – kwam redelijk onverwacht, na jaren van politieke apathie, oorlog, chaos en verdeeldheid van de oppositie. Het zorgde voor een onwaarschijnlijke heropleving van hoop in de Servische samenleving. Eindelijk zouden er hervormingen komen, en zou het land het pad van democratisering en stabiliteit inslaan.

De hoop werd ruim twee jaar later brutaal aan flarden geschoten, letterlijk. De hervormingsgezinde president Zoran Djindjic, die het land radicaal wou veranderen, werd pal voor het regeringsgebouw vermoord met een kogel uit de loop van een sluipschuttersgeweer. Servië viel opnieuw ten prooi aan stuurloosheid en politiek gekrakeel. De Democratische Partij van Djindjic werd in hetzelfde bedje ziek als het regime van Milosevic: corruptie, wanbeleid en vriendjespolitiek. En zo konden in 2012 de lichtjes gemetamorfoseerde nationalisten opnieuw in de regering terechtkomen.

"Ooit komt het hier wel goed"

Sindsdien bevindt zowat heel het hervormingsgezinde deel van Servië zich in een diepe depressie. Niet alleen was er van de democratische idealen van oktober 2000 niets in huis gekomen, maar figuren die in de jaren negentig hadden meegewerkt met Milosevic en de zijnen stonden opnieuw in het centrum van de macht.

Onafhankelijke media raakten eens te meer onder controle van de overheid, persvrijheid werd een farce. Het merkwaardige is dat er onder deze regering van nationalisten wel een voorzichtige opening werd gemaakt voor een oplossing van het netelige vraagstuk Kosovo, én dat de relaties met de Europese Unie – waarvan Servië kandidaat-lid is – op het eerste gezicht opperbest bleken te blijven. Maar gelijk wie je vandaag ook spreekt van de enthousiastelingen uit 2000, telkens stoot je op doom and gloom. Of om het met de woorden van een doorwinterd demonstrant van toen te zeggen: “It is a complete failure. The reforms were carried out by the wrong people, so they failed.“

Gelukkig kennen de Serviërs ook wat van humor, feesten en verdringen. Als compensatie voor het politieke leed. En om een collectieve inzinking te voorkomen. “We zijn politieke overlevers”, krijgen we te horen. “Ooit komt het hier wel goed.” Ik laat na een datum te vragen voor dat ooit.

Meest gelezen