Geld geven voor Syrische slachtoffers

Voor het derde jaar op rij organiseren de Verenigde Naties in Koeweit een donorconferentie voor Syrië. Het is de bedoeling dat de 78 deelnemende landen diep in de buidel tasten om het zwaar getroffen Syrische volk te helpen. Vorig jaar werd er 2,4 miljard dollar opgehaald waaronder 500 miljoen dollar van het gastland. Er is meer nodig, veel meer, want de situatie is uitzichtlozer dan ooit. Hulporganisaties spreken over de ergste humanitaire crisis sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog.

De burgeroorlog in Syrië gaat zijn vijfde jaar in en nog altijd is er geen uitzicht op een politieke oplossing. Cijfers van de VN hebben het over 220.000 doden, anderhalf miljoen gewonden en 20.000 vermisten. Daarbovenop zijn er 12,2 miljoen mensen in nood, meer dan de hele Belgische bevolking. En ook de buurlanden van Syrië zoals Libanon, Jordanië en Turkije kreunen onder de gevolgen van het geweld, want ongeveer 3,8 miljoen vluchtelingen zitten vast in vluchtelingenkampen.

Wat is nodig?

In Syrië verloopt de hulpverlening via erkende organisaties zoals het Wereldvoedselprogramma (WFP) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Alleen al om alle vluchtelingen en ontheemde Syriërs voedsel te geven, is er zo’n 25 miljoen dollar per week nodig.

Elke week rijden er 3.000 vrachtwagens met voedsel en water Syrië binnen, maar nog altijd is een veilige toegang tot de getroffen gebieden erg moeilijk, zegt Karim Shukr van WHO: “Onze hulpverleners werken nog altijd in gevaarlijke omstandigheden, de regering van president Assad biedt wel bescherming in de door hen gecontroleerde regio’s maar juist daarom bereiken we niet alle slachtoffers in het rebellengebied.” Vorig jaar beraamden de Verenigde Naties de totale nood op zo’n 6,5 miljard dollar, dit jaar moet dat bedrag opnieuw naar boven bijgesteld worden.

Donormoeheid

In de aanloop naar de conferentie gingen er stemmen op dat Koeweit geen derde donorconferentie meer wou houden, omdat er te weinig landen hun eerder afgesproken engagementen nakwamen. Het geld werd te laat of zelfs niet gestort, klonk het in de entourage van de Koeweitse regering. Koeweit ziet als gastland van de conferentie toe op de opvolging van de geboden bedragen.

Na de eerste conferentie in 2013 kwam ongeveer 70% tot 90 % van het geboden bedrag aan, vorig jaar was dat moeilijker te achterhalen. Uiteindelijk bleek wel dat de meeste fondsen gestort werden, maar dat de verdeling van dat geld niet altijd via de Verenigde Naties liep. Zo geven de Golfstaten zoals Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten enorme bedragen uit aan hulp, maar vaak passeert dat geld eerst via andere organisaties tot in Syrië. En dan bestaat het risico dat rebellenbewegingen een percentage daarvan afromen.

Toch is de bereidheid om geld te geven niet kleiner geworden, meent Iyad Nasr van OCHA, de VN-organisatie die alle humanitaire projecten coördineert. “Integendeel,” zo zegt hij, “wij krijgen steeds meer geld, maar de noden zijn gewoon nog groter geworden en de investeringen kunnen dat tempo niet bijhouden. We voelen wel dat veel donors de oorlogssituatie moe zijn en de Syriëcrisis als een last beschouwen, maar uiteindelijk blijven ze gul geven. Iedereen snakt gewoon naar een oplossing voor het conflict, want als dat er niet komt, blijft ook de financiële vraag komen.”

“Terreur”

Er zijn opvallend grote delegaties uit Noord-Afrikaanse landen die op deze donorconferentie hun stem willen laten horen. En ook de journalisten van die landen zoals Tunesië en Algerije treden hun diplomaten bij: “Als er vandaag geen oplossing komt voor het geweld in Syrië, verliezen we straks een hele generatie kinderen die door de burgeroorlog geen school liepen en daardoor een makkelijke prooi worden voor terroristische netwerken in de regio.”

De Noord-Afrikaanse landen dringen aan om extra scholen en ziekenhuizen te bouwen in de vluchtelingenkampen in de buurlanden van Syrië. Bovendien pleiten sommige organisaties en landen voor tewerkstellingprogramma’s en soepelere bewegingsvrijheid voor die vluchtelingen in de buurlanden. De stelling luidt als volgt: als de Syrische vluchtelingen werk vinden in een buurland en producten maken, dan kunnen ze zo niet alleen hun bestaan opnieuw zinvol invullen, maar ondersteunen ze ook de lokale economie van die landen.

Een tweede Palestina

Maar landen als Libanon en Jordanië bezwijken nu al bijna volledig onder de grote vluchtelingenstroom en de extra belasting die dat met zich meebrengt op hun infrastructuur. Veel politici in beide landen zijn bang dat meer voorzieningen voor de vluchtelingen een extra probleem kan creëren. Wat als die vluchtelingen zich permanent willen vestigen en na de oorlog in Syrië niet meer terug willen?

Enkele diplomaten spreken “off-the-record” over een Palestinasyndroom: een probleem dat humanitair zwaar weegt, maar waarin niemand het voortouw wil nemen om het volledig op te lossen.

Koeweit wil er alvast alles aan doen om de conferentie te laten slagen en het bedrag van vorig jaar (2,4 miljard dollar) te overtreffen. Het zou even, heel even maar, de aandacht kunnen afleiden van de oorlog in Syrië en de toenemende spanningen in de regio, want tegen de achtergrond van deze conferentie spelen allerlei belangen.

De Golfstaten steunen Saudi-Arabië in zijn aanval tegen de Houthi-rebellen in Jemen en daarmee willen ze Irans invloed in het Midden-Oosten beperken. Geen wonder dat iedereen hier ook de ontwikkelingen in Genève volgt, want een akkoord over het nucleaire programma van Iran kunnen de relaties in dit werelddeel opnieuw op scherp zetten.

Meest gelezen