De Zijderoute: mission impossible

Stefan Blommaert beëindigt zijn correspondentschap in Peking in stijl: hij keert met een terreinwagen terug via de oude Zijderoute, van China tot in Europa, en brengt verslag uit vanuit de landen die hij doorkruist. De tocht geregeld krijgen liep op zijn zachtst gezegd niet van een leien dakje.

Natuurlijk was al van bij het begin duidelijk dat het een bijzonder complex project zou worden. Natuurlijk hadden we ons verwacht aan een eindeloze reeks bureaucratische beslommeringen. Natuurlijk wisten we dat de aanvraag van persvisa voor sommige landen het begin zou zijn van een slopende procedure. Maar dat het zo loodzwaar zou worden had ik zelfs in mijn ergste nachtmerries niet zien aankomen.

Maandenlang hebben we deuren open moeten wrikken om vervolgens steevast voor een nieuwe afgesloten deur te staan. Mission impossible, de uitdrukking spookte met de regelmaat van de klok door mijn hoofd. Nooit opgeven is een van mijn journalistieke credo’s, maar de afgelopen weken heb ik meermaals geflirt met de gedachte om ermee te kappen en over te gaan tot de orde van de dag.

Een auto laten registeren in Peking is een loterij

Het begon een goed jaar geleden, nadat het bericht me had bereikt dat VRT Nieuws zijn buitenlandse kantoren zou sluiten. Toen mijn oudste zoon me prompt voorstelde om de weg terug niet per vliegtuig maar over land te ondernemen en daar samen verslag van uit te brengen, hapte ik meteen toe. Na veel cijferwerk hapten ook mijn bazen toe.

Project Zijderoute was geboren: een 14.000 kilometer lange tocht langs de historische handelsweg tussen China en Europa. In het najaar werd gestart met de praktische voorbereiding. Eerste werk: de aanschaf van een tweedehandsjeep. Met een beperkt budget, niet evident in het peperdure Peking. Maar na veel omzwervingen op de gigantische tweedehandsmarkt en onderhandelingen met verkopers vonden we een degelijke wagen tegen een goede prijs.

De autoregistratie was andere koek. Allereerst heeft de stad Peking een loterijsysteem voor nummerplaten. Om het aantal nieuwe inschrijvingen van wagens onder controle te houden, moeten would-be autobezitters deelnemen aan een loterij, waarbij de kansen op succes heel beperkt zijn. Onmogelijk dus om hierop te rekenen voor ons project. Inschrijven in een andere provincie kon wel, maar alleen door iemand die daar ook officieel woont.

In Binnen-Mongolië vonden we een kennis bereid om mee te werken. Helaas, in de provinciale hoofdstad worden alleen wagens van minder dan zes jaar oud ingeschreven, en die van ons is tien jaar oud. In een wat kleiner oord registreren was – mits enig smeergeld – een optie, maar uiteindelijk vonden we een oplossing in het ‘huren’ van een Pekingse nummerplaat. Niet 100% koosjer, maar wel passabel.

Ik laat de opsomming van een reeks administratieve hindernissen en tegenslagen achterwege omdat dit stukje anders te saai zou worden, maar het verkrijgen van documenten voor de uitvoer en passage van de auto door bijna vijftien landen tot in België had ook nog flink wat voeten in de aarde. Mijn medewerker Chi werd gaandeweg expert in het onderscheiden van ATA/Carnet, CPD, transitdocumenten, waarborgen en dies meer.

Veel Chinese klerken met wie hij contact had hoorden het zelf in Keulen donderen, nog nooit kregen ze de vragen die wij stelden. De befaamde ‘guanxi’ (connecties) boden in tegenstelling tot het gebruik in China onvoldoende zekerheid. Adviezen van westerlingen die al eerder een soortgelijke tocht hadden ondernomen spraken elkaar niet zelden tegen. Maar uiteindelijk raakte de jeep dan toch ambtelijk klaar voor de reis.

Duizenden alarmbellen rinkelen

De meest weerzinwekkende martelgang bleek de aanvraagprocedure voor de visa. Nochtans zijn die slechts nodig voor minder dan de helft van de landen waar we doorrijden. Maar journalisten die op bezoek komen, dat doet voor bepaalde regimes duizend alarmbellen rinkelen. En dus is het maar best om op tijd met de visumaanvraag te beginnen. Meer dan drie maanden voor het geplande vertrek dus, in november vorig jaar.

Eerste contacten met de ambassades, informeren over de vereiste documenten en de wachttijd, vragen over persaccreditaties, enfin de hele rimram. Overal kregen we de verzekering dat er geen problemen zouden zijn, alles zou op tijd lukken, we hoefden ons geen zorgen te maken.

Omdat we van nature achterdochtig zijn als het gaat om red tape, maakten we op de ambassades van een aantal potentieel "moeilijke" landen nog eens afspraken voor een persoonlijk gesprek met de verantwoordelijke diplomaten. Vriendelijke ontvangst, enthousiaste reacties op het project, want "de zijderoute ligt ons na aan het hart", enzovoort. Een van de ambassadeurs trakteerde ons trots op een betoog van anderhalf uur over de roemrijke geschiedenis van zijn land, als was hij een vleesgeworden Wikipedia.

Het leek alsof de visa binnen handbereik zouden liggen. Vergeet het. Een goeie week voor vertrek stond er nog maar één visum in onze paspoorten, dat van Iran of all places. Stilaan begon duidelijk te worden dat enkele landen flink zouden gaan dwarsliggen. China omdat we door politiek gevoelige gebieden gingen rijden, Oezbekistan omdat ze daar deze maand presidentsverkiezingen houden en dan geen buitenlandse journalisten willen, Turkmenistan omdat ze eigenlijk nooit buitenlandse journalisten willen.

Dag in dag uit hing Tineke, onze gedreven producer, met de persverantwoordelijke van de respectievelijke ambassades aan de lijn. Telkens werd ze op de hoogte gebracht over nieuwe hinderpalen. Een document ontbrak, een toestemming van deze of gene dienst, een uitnodiging van een of andere provincie. Of het was gewoon wachten op het antwoord van het ministerie in de desbetreffende hoofdstad. Wachten en nog eens wachten.

Bij de Chinezen gooide hun Nieuwjaar bijkomend roet in het eten, een week lang lag het openbare leven en dus uiteraard ook de administratie volkomen stil. Op andere ambassades kregen we steeds waanzinniger argumenten waarom het groen licht voor het visum uitbleef.

Tineke werd alsmaar wanhopiger, maar het deed haar strijdlust alleen maar toenemen. “Come on, don’t mess with me,” hoorde ik haar een eerste secretaris toebijten wanneer die meldde dat juni voor onze komst een betere maand zou zijn dan april.

Plan A tot Z

De geplande vertrekdatum nadert met rasse schreden. Het grootste probleem met deze reis is dat je niet gewoon een land kunt schrappen. We moeten van Peking tot Brussel, andere vervoersmiddelen dan de jeep zijn uitgesloten, de wagen moet nu eenmaal mee naar België (en vandaar terug naar China, anders verliezen we de torenhoge waarborg verbonden aan de ATA/Carnet).

We werken dus alternatieve routes uit in Centraal-Azië. Afghanistan is een optie, het noorden lijkt relatief veilig. Tot we van ter plaatse vernemen dat een niet te omzeilen verbindingsweg vergeven is van drugsbendes en andere criminelen, absoluut af te raden. Stilaan raken onze plannen B, C tot Z helemaal op. Enig overblijvend alternatief is via Kazachstan, een omweg van zowat duizend kilometer, maar daar blijken ze alvast niet moeilijk te doen over visa en toelatingen. Belgische diplomaten op diverse plaatsen van onze aardbol schieten ons bovendien ter hulp. Hier en daar verschijnt weer een lichtpuntje.

Als het visum voor China uiteindelijk ter elfder ure wordt goedgekeurd, hakken we de knoop door. We vertrekken, zij het een week later dan gepland. Alle route-opties blijven open, in de hoop dat de dwarsliggers toch nog van gedacht veranderen. Een week vertraging, alle ellende in acht genomen valt dat nog behoorlijk mee. En de ontelbare potentiële moeilijkheden die onderweg tot meer oponthoud kunnen leiden, daar maken we voorlopig nog even abstractie van.

Meest gelezen