Over de lange winter en de late lente

Wellicht had het te maken met die eindeloze kou en de hardnekkige sneeuw. Maar na 3 maanden buitenland was het zover: flarden heimwee. Het begon met een vaag verlangen naar iets gefrituurds. Heel vreemd. Maar de honger zat dieper.

Zouden er al blaadjes staan aan de populieren thuis? Wanneer zou ik nog eens een verse boterkoek eten op zondagochtend? Op een middag miste ik zowaar de flauwe grappen van collega’s bij de koffie-automaat. Ik had duidelijk nood aan iets vertrouwds. En zoals zo vaak zou fictie soelaas brengen. Ik ging gewoon lekker naar de film. Niet zomaar een film, een film die gedraaid werd in mijn vorige standplaats, Brussel.

Ooit werd ik daar op een late zomerdag gewekt door het geluid van ronkende vrachtwagens. Eenmaal buiten zag ik dat de hele straat was ingepalmd door een kolonne kolossen. Daartussen renden hippe jongeren heen en weer. Er werd een film gedraaid in een van de buurhuizen, een echte langspeelfilm!

Van de acteurs had ik nog nooit gehoord en ook de regisseur was mij onbekend, ene ter Hall. Een Nederlander, hij had ook de tv-serie “A’dam-E.V.A.” gemaakt, zei een van die hippe vogels mij nog. Die serie kende ik, ze ging over mooie mensen die verdwalen in het mooie Amsterdam. Ik moest die naam zien te onthouden. En hoe zou de film heten? “& me”. Ik hoopte nog dat het een werktitel was.

Binnenkijken bij de buren

Ik was het voorval helemaal vergeten, tot vorige week. In de Volkskrant stonden 2 pagina’s over een nieuwe speelfilm van Nederlandse makelij. “& me”, van Norbert ter Hall. Er begon iets te dagen. Dit was de film die bij de buren gedraaid was! Daar moest ik heen.

In bioscoopzalen heb ik echter altijd pech. Naast mij komen zwaarlijvigen zitten, of mensen die naar rook of pizza stinken. Als dat niet het geval is, halen ze een grote zak knisperende chips tevoorschijn, of ze blijken last te hebben van een rochelende hoest. Ook nu was het weer raak.

Tot overmaat van ramp zijn de kaartjes in de Nederlandse bioscopen ook genummerd, je wordt “geplaceerd”. Maar gelukkig was het niet vol, dus konden we ons rustig illegaal nestelen voor een zoveelste verhaal over onmogelijke liefde en fundamentele eenzaamheid. Dit keer waren de slachtoffers ontheemde Eurocraten, die kennelijk niet veel anders doen dan zuipen, door gangen lopen en van bil gaan. Maar de film was best mooi.

Ook en vooral omdat ik eindelijk eens kon binnenkijken in dat mooie grote huis! Het stelde niet teleur: prachtig art nouveau-interieur, aangevuld met heerlijk decadente seventies-meubels. De regisseur toonde ook het Brussel dat ik kende: die enkele mooie plekjes die ook ik telkens weer opzocht, aangevuld met de voortdurende betogingen, de grijze files en de eeuwige wegenwerken die ik ontvlucht was.

Eenmaal buiten voelde ik me een stuk beter. Ik liep over de natte kasseien langs het Binnenhof richting Lange Voorhout, alweer een schitterend filmdecor. Den Haag was, zoals altijd op zondag, rustig en uitgestorven. Alleen in de hofvijver maakten bronstige zwanen een hels lawaai. De lente kon nu niet lang meer uitblijven.

Meest gelezen